Holland Festival 1994
Iedere Nederlandse componist schrijft een opera en Jan van Vlijmen, de directeur van het Holland Festival is daar dankbaar voor, want een middel om het feest te onderscheiden van het reguliere aanbod in het gewone seizoen schuilt met name in de presentatie van eigentijds muziektheater in kamermuziekvorm, dat vooral heeft zijn hart gestolen.
Freeze van Rob Zuidam, naar het verhaal van Patty Hearst die zich aansloot bij een terroristische organisatie (geïdentificeerd op foto's van een bankoverval) en Noah van Guus Janssen, naar het klassieke bijbelverhaal op een libretto van Friso Haverkamp: beide opera's zijn lichtvoetig behandeld, meer in de stijl van Van Manen dan van Schat. Zuidams muziek klinkt quasi geïmproviseerd, en Janssen liet zelfs bewust gaten vallen voor improvisatie. Patty wil het establishment vernietigen, Noah is een lunatic die fantasieën heeft over de vernietiging van de gehele schepping!
Helaas, de regie van Lidwien Roothaan bleef beperkt tot slechts één vondst: Patty schiet op een beeld van haar-zelf, terwijl Janssen hoogst comfortabel kon profiteren van een uiterst professioneel duo: regisseur Pierre Audi en decorontwerper Karel Appel.
Overigens vond ik beide kameropera's onderhoudend. Zuidam is in film- en theatermuziek op zijn best, al zat het te conversatieachtige eigen libretto hem enigszins in de weg en Janssen schrijft eigenlijk altijd al een soort van stripverhalen-in-muziek.
Zuidams opera herinnerde mij sterk aan de film The Return of Batman met Danny de Vito (hier de vader van Patty) geadviseerd door de burgemeester (hier de mefistofelische figuur van Ambrose Bierce). Alles bijeen meer ‘Suske en Wiske’ - de primaire kleuren! - dan Plato of de bijbel...
Maar een wel degelijk zwaargewicht-gegeven ontbrak toch niet, zo had het festival alle ruimte gegeven aan jonge Chinese avantgardisten (oudere bestaan niet, zoals bijvoorbeeld wel degelijk in Japan) en dat leidde onder meer tot de dubbelvoorstelling van Wolvendorp (Guo Wenjing) - The Death of Oedipus (Qu Xiaosong). Wenjing excelleert in spookvoorstellingen, in het uitcomponeren van mysterie, zijn kameropera is gebaseerd op Het dagboek van een gek van Lu Xun uit 1918, het onderwerp is een kolfje naar zijn hand. Ook Xiasong weet wat drama is, behalve solo-zangers heeft hij nog een koor nodig, waaroverheen expressieve soli in lange glissandi sterk de aandacht trekken.
Opmerkelijk: het festival telde geen enkel groot orkest-concert, maar naast kamermuziek (met Hans Zenders belichting van Schuberts Winterreise met een gitaar als quasi volksmuziek, met een strijkkwartet als quasi Biedermaier en met orkest als quasi Mahler als meest opmerkelijke bijdrage) jawel: opera's! Dit betekende in historische volgorde: de Maderna-bewerking van Monteverdi's Orfeo als 1967-nostalgie, Mozarts Don Giovanni onder Gardiner in topvorm, Verdi's Falstaff onder Chailly zeer doorwrocht, maar niet direct om te schateren, Chaussons Le Roi Arthus als een onderschatte Franse Tristan, en ten slotte de mens & machine Zeitoper Maschinist Hopkins van Max Brand. En vooral deze verwijzing naar de huidige, geïndustrialiseerde maatschappij uit de jaren twintig hoort tot een soort van trend in een herwaardering voor een vitaal futurisme, waar het nazi-regime een einde aan maakte, trachtte te maken moet men dus schrijven. Al met al geen slecht festival dit jaar!
Ernst Vermeulen