Opera's van Peter Schat en Willem van Manen
Vrijwel iedere Nederlandse componist schrijft een opera, men kan spreken van een rage, en dat in een land waar heel wat operagezelschappen sneuvelden, waarin van een traditie toch nauwelijks sprake is!
Peter Schat schreef de opera Symposion naar een libretto van Gerrit Komrij over de dood van Tsjaikovski in een koppeling met Plato's Symposium, een opera over liefde en gifbekers, maar vooral ook over de wrede manier waarop de maatschappij met mensen omspringt. Draaiende wielen vormden in de enscenering van Floris Guntenaar een tot het uiterste doorgevoerde symboliek, want al in de eerste scène ontmoeten we Tsjaikovski op het punt om per trein te vertrekken naar Sint-Petersburg voor de première van zijn Zesde Symfonie. Als de componist het raderwerk van de trein in beweging zet, voert hij ons door een donker (muzikaal) landschap op weg naar uiteindelijk hetzelfde gewelfde, overweldigende eindstation van de laatste scène. Duister en zwaar, in duizelig makende visioenen, gedeeltelijk allegorisch van karakter, meer plechtig dan luchtig in een archaïserende taal, meer fraai versmeltend dan prikkelend spontaan. Typerend is het changement voor de vijfde scène (waarin de componist droomt dat hij aan Agathons gastmaal aanzit): de muziek loopt als een trein, continu voortdenderend, niet te stoppen!
In die droomscène klinken zachte drieklanken, vervreemdend laag getoonzet in de fluiten, verdubbeld door celesta en harp, met flageoletten in de altviool, geheimzinnig bedwelmend, Schat op zijn karakteristiekst. Maar nog sterker is het Tweede Bedrijf, meteen al de scène waarin Tsjaikovski de gifbeker drinkt: het gif stroomt als het ware traag door het orkest en dáár krijgt het drama gestalte, veel meer dan in de zang met overheersend lage mannenstemmen. Overigens schitterend gezongen door Dale Duesing (Tsjaikovski) als absolute uitblinker; maar ook dirigent Hans Vonk had er alles aan gedaan om Schats donkerbruine muziek spectaculair te laten klinken. Jammer alleen dat regisseur Ian Strasfogel een veel te retorisch-drukke aanpak huldigde, hevig aangezet, want Schats rijke partituur heeft ruimte nodig. Zonder stylering wordt het zo dubbel-op, zo onontkoombaar verpletterend, de overdaad stoorde.
Speelde Schats opera zich voor een belangrijk deel in een trein af, Willem van Manen koos weer voor een ander voertuig. Want wat hebben namen als Faro, Surinam Airlines, Bijlmer en Cittyhopper gemeen? Juist: vliegtuigongelukken!
Van Manens Roger Roger naar een libretto van J. Bernlef - de titel is het codewoord voor ‘ontvangen-begrepen’ - moest vanwege die ongelukken steeds uitgesteld worden. Maar begin mei 1994 kort na Schats Symposion was het dan zover. In alles bleek dit muziektheater een tegenstelling met de trein-opera: nauwelijks uitgewerkt, luchtig prikkelend, van begin tot einde een dolle boel, relativerend kortom.
‘Een koninkrijk voor een schietstoel’, zo viel het drama samen te vatten, geen wonder overigens dat er ongelukken gebeuren als het en-