vatte zijn overwegingen samen in de titel ‘Nooit van gehoord! Over de nietopenbaarheid van de Nederlandse literatuur in Duitsland’. De lector van een Duitse uitgeverij drukte zijn ervaringen uit in een paar zinnen: ‘Die (d.w.z. de Nederlandstalige) literatuur is nauwelijks aanwezig, meer zelfs, ten dele roept een verwijzing ernaar zelfs bij wie professioneel met letterkunde bezig is, de vraag op: “Bestaat die dan?” De weinige schrijfsters en schrijvers die vertaald worden, krijgen daardoor noch bij de kritiek noch bij de kopers de aandacht die ze verdienen.’
Aan het eind van de conferentie werden de ‘conclusies van Stuttgart’ geformuleerd, waarin een door het rijk bevorderd vertaalprogramma voor Nederlandse literatuur werd geëist. Die conclusies werden echter nooit in daden omgezet.
Vier jaar later is de stand van de Nederlandse letterkunde in Duitsland totaal anders. In de loop van 1993 stonden boeken van twee Nederlandse schrijvers op de lijsten van het beste boek en van de bestsellers. Cees Nootebooms Rituale verscheen voor het eerst in het Duits in 1985 en viel toen niet op. In 1993 verscheen een nieuwe uitgave, waarvan 150.000 exemplaren over de toonbank gingen. (Zijn Folgende Geschichte had in het voorjaar een oplage van 100.000 exemplaren bereikt.)
Harry Mulisch' Die Entdeckung des Himmels, waarvan de 800 pagina's al acht maanden na de publikatie in Nederland in het Duits beschikbaar waren, bereikte een oplage van meer dan 60.000 exemplaren. Beide boeken werden samen voorgesteld in de populaire TV-uitzending ‘Das literarische Quartett’. (in de daaropvolgende uitzending kwam Margriet de Moors roman Erst grau, dann weiss, dann blau aan bod.) Na de TV-uitzending kwamen er besprekingen, portretten van de schrijvers, en de critici waren het slechts over één ding niet eens: wie van de twee voor de Nobelprijs moest worden voorgedragen. Naar aanleiding van die vraag bracht het weekblad Stern beide auteurs in Barcelona samen voor een topoverleg.
Maar niet alleen auteurs die in Duitsland al bekend waren kregen aandacht. In het jaar 1993 verschenen 100 vertalingen uit het Nederlands taalgebied, dat wil dus zeggen driemaal meer dan in het hele decennium 1970-'80. Daar waren klassieken bij (Willem Elsschot, Louis Couperus en Simon Vestdijk), maar ook moderne schrijvers (A.F.Th. van der Heijden, J. Bernlef, Kristien Hemmerechts). Intussen bestaat in Duitsland een uitgeverij die uitsluitend Nederlandse literatuur publiceert, en een andere Duitse uitgever heeft een Nederlands programma met 30 titels van 12 schrijfsters en schrijvers ontwikkeld. De boeken van de AKO-prijswinnaars van de laatste twee jaar zijn of worden in Duitsland gepubliceerd en dat geldt ook voor de Boekenweekgeschenken van 1991 en 1992. Om het positieve beeld van de Nederlandse letterkunde in Duitsland ten minste tot de helft te vervolledigen, moet hieraan worden toege-