Eve of Destruction
In een origineel en boeiend essay, dat werd gepubliceerd onder de titel Hoe ik om het leven kwam, heeft Jacques Kruithof een onderzoek gedaan naar het overlijden van literaire personages. Een van de aspecten die hij daarbij behandelt, is het zogenaamde ‘afterlife’, waarbij hij opmerkt dat weinig ik-personages hun leven beschrijven vanuit hun leven na de dood. Helemaal juist is dat niet, want met name in de Angelsaksische literatuur zijn er toch enkele belangrijke gevallen aan te wijzen van ik-personages die hun ervaringen op die manier beschrijven: ik denk aan Flann O'Brien (The Third Policeman), Sean O'Faoley (And Again), en Piers Paul Read (Game in Heaven with Tussy Marx). Hoe dan ook, het is een interessante benadering van de literaire belijdenis, die ook een heleboel vragen oproept in verband met het autobiografisch schrijven.
In zijn laatste roman,
De vooravond, heeft Guido van Heulendonk een subtiele variatie op het hierboven vermelde thema uitgewerkt. De hoofdpersoon, een zekere Dominiek Versteeg, ziet tijdens een tweede bijna-dood-ervaring zijn eigen grafsteen staan, met daarop uiteraard de precieze datum van zijn overlijden. Aangezien het al zijn
tweede ‘BDE’ is, neemt hij die bijzonder serieus en begint aan een aftel- en afrekeningsproces dat eindigt op het ogenblik van zijn dood. Hieruit volgt dat de hele roman, geschreven in het preteritum, een terugblik is vanuit dat hiernamaals dat hij al tweemaal heeft bezocht en waarvan hij uitsluitend positieve en rustgevende indrukken meedraagt.
De
Guido van Heulendonk (o1951).
vooravond is op die manier het verhaal geworden van een dode, maar zonder enig luguber bijgeluid aangezien de betrokkene reeds erg vertrouwd is met dit eigenaardige landschap waar we allen op een dag in zullen verdwijnen.
Een fantastisch gegeven dus? Ja en neen. Nu heeft Van Heulendonk al eerder blijk gegeven van enige voorkeur voor het ongewone en het fantastische, zeker in de zin van de verrassing die zijn boeken een speciale draagkracht verleent. Dat was al duidelijk in zijn debuut Hoogtevrees (1985), een nogal cynisch verhaal, maar verder ook in Logboek van een narrenschip (1988) en in de novelle Vreemde vogels (1989). Vooral echter de verhalenbundel De echo van de raaf (1991) liet het bizarre en groteske aspect van zijn schrijverschap zien.
De vooravond getuigt van een duidelijke zin voor het ongewone in het thema (of de aanleiding tot het thema), maar ook in bepaalde aspecten van de zoektocht die de hoofdpersoon naar zichzelf en zijn afkomst onderneemt. Het is daarbij bovendien een realistisch verhaal voor zover het de manier van vertellen betreft. Op die manier ontstaat een spanningsveld tussen een verhaal dat op zijn zachtst gezegd ongewoon is en de vorm waarin deze mededeling is verwerkt. Hoofdthema's van die zoektocht zijn de onzekere afkomst van de verteller (zijn echte moeder is niet de vrouw die hem heeft opgevoed, maar de vrouw die tijdens de oorlog