maken in welke omstandigheden zij tijdens de oorlog verkeerd heeft.
Het grootste deel van de roman bestaat dan ook uit verhalen, beurtelings van Anna en Lotte, waarin zij elkaar vertellen wat zij meegemaakt hebben vanaf het moment dat zij in de verschillende gezinnen opgenomen werden. Het is opvallend dat deze verhalen niet in de ikvorm staan. Ze worden verteld door een wat ouderwets aandoende verteller, die boven de gebeurtenissen staat, commentaar geeft, verwijst naar wat later gebeurt en soms zelfs de afloop van een episode vooraf verklapt. Hierdoor wordt de spanning op het niveau van de gebeurtenissen weggenomen, maar komt ook de volle aandacht op de barre levensomstandigheden te liggen. Ook krijgen de verhalen van de zussen door deze vertelwijze een sterk waarheidsgehalte, wat met name voor Anna's verhalen noodzakelijk is. Door de kunstgreep van het objectief, waarheidsgetrouw vertellen van de verhalen van de zussen krijgt het verhaal als geheel overtuigingskracht. Het verleden komt echt tot leven.
Van lieverlee wordt uit de verhalen van Anna duidelijk onder welke beroerde omstandigheden zij opgegroeid is, hoe het mogelijk was dat Hitler de macht kreeg en dat veel Duitsers verschrikkelijk onder de oorlog geleden hebben. Anna probeert Lotte te overtuigen van haar afkeer van Hitler, ze geeft een genuanceerd beeld van het dagelijks leven voor en tijdens de oorlog en tast daarmee langzamerhand Lottes kijk op de Duitsers aan. Lotte, die de Oosterburen als barbaren beschouwt en zich ondanks haar afkomst in geen enkel opzicht meer een Duitse voelt, raakt in verwarring. Al vrij vroeg in de roman liggen haar gedachten overhoop: ‘Het vijandbeeld dat ze jaren had gekoesterd kwam meer en meer op de helling te staan’ (p. 106). Maar een halve eeuw beeldvorming laat zich niet zo makkelijk veranderen. Lotte blijft haar verhalen over de gruwelen van de bezetting en het vervolgen van de joden tegenover die van Anna plaatsen. Ze blijft Anna's argumenten kritisch benaderen en voert telkens tegenargumenten aan. Als Anna, die duidelijk een sterkere persoonlijkheid bezit, haar zus verwijt dat ze haar niet wil begrijpen en accepteren (‘Ik heb je toch uitgelegd hoe het arme domme volk zich heeft laten verblinden. Waarom wil je dat niet accepteren?’), geeft Lotte tegengas: ‘Ik zal je eens haarfijn vertellen
Tessa de Loo (o1946) - Foto Chris van Houts.
waarom ik het niet kan accepteren,’ zei ze nijdig, ‘misschien dat jij er dan, op jouw beurt, ook eens iets van begrijpt’ (p. 208).
Lottes verhalen over het wegvoeren van de joden, de razzia's, de omstandigheden waaronder bij haar thuis joodse mensen moesten leven, maken zeker wel indruk op Anna: ‘Schaamte, woede, droefheid, hadden Anna de hele nacht uit haar slaap gehouden,’ Maar toch schuift Anna dit opzij. Zij rust niet voordat ze haar doel heeft bereikt: ‘Toch zijn we zusters, hield ze zichzelf hardnekkig voor. De ouderdom hoort toch gepaard te gaan met mildheid, met wijsheid? Als wij tweeën niet over al die barrières kunnen stappen, hoe moeten anderen dat dan doen? Dan blijft de wereld voor eeuwig in de greep van onverzoenlijkheid’ (p. 214). Ze hoopt dat het lijden dat de geschiedenis hen aangedaan heeft, hen niet scheidt, maar verbindt. En daartoe zet ze alle pogingen in het werk. Onvermoeibaar blijft ze toenadering tot haar zuster zoeken, onvermoeibaar probeert ze met het ene na het andere verhaal de muur van vijandschap, achterdocht en afstand te slopen. Lotte daarentegen blijft haar reserves houden, maar is ook geïntrigeerd door het optreden en het doorzettingsvermogen van haar zus. De afstandelijke verteller constateert: ‘De onontkoombare familieband bleef zijn rechten opeisen, of ze wilden of niet. Iets dwong ze steeds maar tegen de stroom in te blijven roeien, in elkaars richting - de een in actieve veroveringszucht, de ander als willoos slachtoffer van een