Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdEen dagboek in disticha
| |
[pagina 422]
| |
Deze negatieve toonzetting zet zich in verhevigde mate voort met betrekking tot de bundels Strofen (1983) en Een wildernis van verbindingen (1986). Geestig vind ik wel dat De Waard in 1988 haar volgende bundel (die overigens nauwelijks meer serieus besproken wordt) Onvoltooiing noemde. Dan valt er in de regelmatige poëtische produktie een cesuur, al laat Elly de Waard anderszins nadrukkelijk van zich horen door zich te afficheren als boegbeeld van de dichteressengroep De Nieuwe Wilden. Veel meer dan een storm in een glas water lijkt dit echter niet te zijn geweest, want tegenwoordig wordt van deze ‘tachtigsters’ nog maar weinig vernomen, iets wat trouwens ook geldt voor hun mannelijk equivalent: de Maximalen. Schreeuwen en poëzie, zo luidt mijn eenvoudige poëtica, gaan nu eenmaal moeilijk samen. | |
Gevangenis van dichtenInmiddels is De Waard aan een nieuw project begonnen. In 1992 publiceerde zij de dichtbundel Eenzang (een fraai neologisme, waaraan meerdere betekenissen toe te kennen zijn), waarin zij consequent koos voor de strofische eenheid van het distichon. Als rechtstreeks vervolg hierop verscheen in 1993 Eenzang Twee, dat eveneens geheel in tweeregelige strofen geschreven is. Nu is het distichon bij uitstek geschikt voor een meer epische dichttrant, waarbij men bepaald niet alleen hoeft te denken aan min of meer traditionele dichters als J.C. Bloem of Martinus Nijhoff. Ik denk bijvoorbeeld aan de eigenzinnige wijze waarop deze dichtvorm in een recent verleden is toegepast door F. Harmsen van Beek.Ga naar eind(2) In een vraaggesprek met Marjoleine de Vos lichtte Elly de Waard haar keuze voor deze specifieke vorm als volgt toe: ‘Dit is een heel onnadrukkelijke, open, losse vorm, je kunt deze gedichten (...) makkelijk in en uit lopen (...). Dat is het voordeel van een cyclus, deze gedichten sluiten allemaal op elkaar aan, dus in het volgende gedicht kan ik weer wat anders zeggen. De waarheid ligt tussen alle gedichten in’.Ga naar eind(3) Thematisch gesproken is er in Eenzang Twee dan ook geen sprake van een eenheid. Ook het motto dat aan de bundel voorafgaat - het falen is als conditie / oneindig veel interessanter / dan het slagen - fungeert in inhoudelijk opzicht onvoldoende als een bindende factor. Eerder zou ik de bundel willen karakteriseren als een dagboek in disticha, waarbij zeer uiteenlopende onderwerpen de revue passeren: variërend van parende libellen, overwegingen rond het ouder worden en fraaie liefdesscènes, tot een technische storing in de computer. Als er al sprake van een leitmotiv is, dan is dat gelegen in het fundament van ieder schrijverschap: de regelmatige terugkeer naar de eigen schrijfkamer, gelegitimeerd door de solistische plicht van de dichter: Een witte kamer met een / eiken tafel, een // gouden pen; de vloeren / leeg, de wanden // eveneens (een volle vloer / is als een volle straat, elk // boek is een gezicht, te / botsen, struikelen over // de mensen) zodat men in / zijn plicht zich keren // kan, in zijn gevangenis van dichten. De dichter blijft een ‘enkelzanger’, zoals nog eens nadrukkelijk beklemtoond wordt door de ondertitel van de bundel: Het Ikst (bondiger dan via deze superlatief heb ik het adagium van Kloos - ‘Kunst moet zijn de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie’ - nog niet samengevat gezien). Veelzeggend is overigens ook dat op het omslag van Eenzang Twee een 17e-eeuwse emblematische voorstelling staat afgedrukt van ‘De Poëet’. | |
Schoonheid als opdrachtVanuit dit poëticale perspectief krijgt de consequente keuze voor het distichon nog een andere betekenis. Niet alleen wordt de diversiteit aan onderwerpen als het ware gestroomlijnd door de uniformiteit van de vorm, Elly de Waard tracht op deze wijze natuurlijk ook een soort van ‘meesterproef’ af te leggen, een 20e-eeuwse poëet waardig. Zo'n proeve heeft iets riskants, omdat het een gekunstelde onderneming is. Bovendien past De Waard overmatig enjambementen toe (waarvan het specimen kort- //sluiting wel het flauwste is) en maakt ze een summier gebruik van interpunctie, terwijl de syntaxis soms merkwaardig gewrongen is. Ook na grammaticale analyse weet ik niet goed raad met een passage als: (...) en // velden stromen /de beekjes in // hun zilveren jas. Natuurlijk valt hier met enige goede wil wel een apokoinou-constructie in te zien, maar deze constructie (nog versterkt | |
[pagina 423]
| |
Elly de Waard (o1940) - Foto Ronald Hoeben.
door het feit dat het betreffende enjambement over de strofegrens heenreikt) verstoort hier de zuiverheid van het beeld. In zulke gevallen moet ik altijd denken aan de behartenswaardige richtlijn van J.C. Bloem: ‘een gedicht is beter, naarmate men de woorden ervan minder merkt’.Ga naar eind(4) Een andere, storende neiging van De Waard is om een bepaalde inval via stilistische gekunsteldheden op te kloppen tot een bombastische vorm. Wanneer de computer kuren heeft en dit wordt aangeduid als: een gewolkte van brabbel- / woorden, wrochtsel // van koppig zich verstrengelende / onleesbaarheden // verduisterde het koepel- / scherm, dan geloof ik eenvoudig niet meer dat dit een ‘teken’ zou zijn om te redden wat er / te redden viel, om / het verlossende // nog onaangeslagen woord / aan te spreken. Dan is vorm tezeer een omhulling van een lege inhoud geworden. Gelukkig staan er in Eenzang Twee ook gedichten waarin Elly de Waard het aandurft om eenvoudig te zijn en waarin de vorm op een natuurlijke wijze een functie van de inhoud wordt. Uiteraard is een dergelijke eenvoud bedriegelijk. Het volgende gedicht bijvoorbeeld wordt heel mooi bij elkaar gehouden door de onnadrukkelijke, subtiel geplaatste assonances: In de melkblauwe ochtend / liggen de bergen // als porseleinen schaduwen / in graden van // doorschijnendheid aflopend / naar de verten // achter oneindige vlakten / en stille, briesende // wolken sneeuwen langzaam / neer over hun top - // (...) en ik genas want ik / ervoer de wereld zoveel / groter dan die ene // plek, die tuin, hoe mooi / ook, die jij was. In zulke gedichten voldoet Elly de Waard aan de opdracht, haarzelf gesteld: Schoonheid, die / afspiegeling van // de schepping / is een visie, is // een opdracht. Anneke Reitsma elly de waard, Eenzang twee, Het Ikst, De Harmonie, Amsterdam, 1993. |
|