| |
| |
| |
Het Festival van Vlaanderen
Een rijk verleden... en de toekomst?
Koen Van Caekenberghe
werd geboren in Aalst in 1968. Studeerde moderne geschiedenis en kunst en cultuurbeleid aan de K.U. Leuven, waar hij een doctoraat voorbereidt over ‘Opera en politiek in de 19e eeuw’. Is tewerkgesteld bij de Muntschouwburg in Brussel. Is co-realisator van de publikaties van de Brusselse muziekfestivals ‘Ars Musica’ (1991, '92 en '93) en ‘Jubilate’ (1993) en van de Biennale ‘Charleroi-Danses’ (1992).
Adres: Regastraat 34, B-3000 Leuven
Aan het einde van de jaren vijftig werden de ideologische tegenstellingen die sinds de Tweede Wereldoorlog in België op de voorgrond stonden van het toneel verdrongen door de communautaire tegenstellingen. Het versterkte Waalse en Vlaamse bewustzijn duwde het koninkrijk België in een nieuwe richting. Uiteindelijk zou pas ruim dertig jaar later, met het afsluiten van de Sint-Michielsakkoorden, het unionistische federalisme gerealiseerd worden. De ontwikkeling van het Festival van Vlaanderen is nauw verbonden met de uitbouw van dit autonome Vlaanderen. Het Festival was zowel exponent als katalysator van deze evolutie.
Doel was in Vlaanderen een kwalitatief hoogstaand concertleven uit te bouwen als reactie op het door Franstaligen gedomineerde culturele leven. Aan de buitenwereld tonen dat Vlaanderen daadwerkelijk bestond en heel wat in zijn mars had, een punt zetten achter het Vlaamse minderwaardigheidsgevoel, reageren tegen de culturele dominantie van de Franstaligen, dat waren de doelstellingen van de organisatoren.
De aanzet werd gegeven door de Wereldtentoonstelling van 1958. De overheid gaf toen aan provincies en steden subsidie voor het verzorgen van randmanifestaties, die daarna in veel gevallen werden voortgezet. Uit een samengaan van dergelijke initiatieven is het Festival van Vlaanderen ontstaan. De belangrijkste impulsen kwamen ditmaal van de ondergeschikte besturen (provincies en steden), van het NIR (in 1960 omgevormd tot BRT) met zijn gewestelijke omroepen, en van de Kultuurraad voor Vlaanderen, die zich toen opwierp als verdediger van de Vlaamse politiekculturele belangen en de gangmaker was van de interprovinciale samenwerking.
| |
| |
| |
Naar een gedecentraliseerde organisatiestructuur
In Gent, dat zich graag profileert als de bakermat van het Festival, kwam medio jaren vijftig een reactie op gang tegen het door Franstalige organisatoren gedomineerde concertleven. De gewestelijke omroep van het NIR en de Universiteit zetten de eerste stappen met de Universitaire Dubbelconcerten. In het Expojaar bundelden zij hun krachten om samen met de Stad en de Provincie Oost-Vlaanderen het Internationaal Muziekfestival van Gent te brengen. In 1959 zetten ze dit initiatief voort als Festival van Vlaanderen. Het was toen de bedoeling dit Festival te spreiden over alle Vlaamse provinciehoofdsteden via één enkele festivalorganisatie met als zetel Gent. Dit bleek echter niet haalbaar: ondertussen hadden andere organisatoren ook niet stil gezeten. In Antwerpen was er het Internationale Theaterfestival en in Tongeren de Basilica-concerten, beide ontstaan in 1958. Gent kon hen wel overhalen mee te doen, maar dan enkel via een overkoepeling van de verschillende autonome organisaties. De in 1960 opgerichte koepelorganisatie kreeg de naam Festival van Vlaanderen, terwijl de Gentse afdeling nu Festival van Vlaanderen - Gent werd. Omdat ook Brugge met plannen voor tweejaarlijkse tentoonstellingen rond Vlaamse Primitieven in het project stapte, werden alle Vlaamse provincies - de tweetalige provincie Brabant buiten beschouwing gelaten - verenigd.
Wellicht was deze gedecentraliseerde organisatiestructuur een van de belangrijkste redenen voor de snelle groei van het Festival, want in de festivalkoepel was het niet altijd ‘feest’. De contacten echter tussen de diverse groepen die voor het organiseren van culturele manifestaties onontbeerlijk zijn - als belangrijkste vermelden we hier organisatoren, overheid, sponsors, publiek en pers - bleken op dit lokale niveau zoveel gemakkelijker te realiseren. De grotere betrokkenheid en het gevoel mee te bouwen aan een waardevol project, naast de kansen om zelf eigen accenten te leggen en toch deel uit te maken van en geruggesteund te worden door een grotere koepelorganisatie bleek een ideale motor voor de uitbouw van dit project. Bovendien is de strijd zoveel makkelijker met een duidelijk doel (in eigen streek een concertleven uitbouwen) en een bepaalde ‘vijand’ (de dominantie van Franstaligen) voor ogen.
| |
Brugse metten en Leuven Vlaams
Uiteraard betekende deze decentralisatie eveneens dat de jonge afdelingen zelf hun weg moesten banen, sterk bepaald door de plaatselijke situatie en inzichten. In Gent kende het Festival dankzij de BRT een zeer sterke expansie, evenals in Tongeren waar vooral het Limburgse provinciebestuur de stuwende kracht werd. In Brugge lagen de kaarten moeilijker: hun opzet (de Biënnale rond Vlaamse Primitieven) bleek te hoog gegrepen. Enerzijds liepen de kosten om deze werken naar Brugge te halen erg hoog op door het gespecialiseerde transport en de verzekeringspolissen, anderzijds bleken buitenlandse conservators
| |
| |
Een van de logo's van het Festival van Vlaanderen.
nauwelijks bereid de risico's die een dergelijke bruikleen met zich meebrengt, te dragen. De Stad Brugge gaf zich gewonnen en stapte uit het Festival. Er werd echter een nieuwe vzw opgericht die in 1963 - aarzelend - een bescheiden muziekfestival organiseerde. Ondertussen werd koortsachtig naar een eigen profilering gezocht, en vanaf 1964 zien we in Brugge een Festival voor Oude Muziek ontstaan, hiermee inspelend op een uit Engeland overgewaaide avant-gardistische stroming. Aanvankelijk richtten de organisatoren zich vooral op een gespecialiseerd publiek, maar al in 1965 werd het festival opengesteld voor een breed publiek. De oude muziek bleek een schot in de roos en in enkele jaren tijd werd Brugge het Europese centrum voor de oude muziek. Deze positie heeft men uiteindelijk in de jaren tachtig om vooral financiële redenen moeten prijsgeven.
Ondertussen was er in de festivalkoepel een conflict gerezen met betrekking tot de Westvlaamse festivalafdeling. In het oorspronkelijke project was sprake van één festivalafdeling per provincie. Door het op de klippen lopen van het Brugse tentoonstellingenfestival was er een vacuüm ontstaan, waardoor er plotselingtwee kandidaat-opvolgers waren. In Kortrijk ontstond in 1963, tegelijkertijd met het Brugse muziekfestival, het Internationaal Koorfestival, met de steun van de aldaar gevestigde gewestelijke omroep van de BRT. Na enige jaren touwtrekken werd de knoop doorgehakt: beide festivals werden lid van het Festival van Vlaanderen. Hoewel het Kortrijkse festival de wind in de zeilen leek te hebben, drong zich ook daar een heroriëntatie op. Vanaf 1971 was dit festival eigenlijk geen Koorfestival meer (hoewel het die naam nog jarenlang behield) maar eerder een breed toegankelijk muziekfestival.
Enkel de provincie Brabant bleef bij dit alles nog afzijdig. De communautaire verdeeldheid verhinderde er immers een stimulerende invloed van de provinciale overheid, zoals dit ook lange tijd het geval was in de Kultuurraad voor Vlaanderen. Toch zou een doorbraak hier de kroon betekenen op het Vlaamse streven van het Festival. En waarom de kans niet wagen, nu het Festival zijn sporen had verdiend en uitgegroeid was tot een organisatie die niet meer weg te
| |
| |
Het Festival Ensemble o.l.v. Rudolf Werthen in het kasteel van Ooidonk (1986).
cijferen viel? In 1963 begon de nationale overheid immers op haar beurt het initiatief te steunen (haar bijdrage ging al spoedig die van de ondergeschikte besturen overtreffen), en in 1965 werd het Festival als enig Belgisch lid opgenomen in de Europese Vereniging van Muziekfestivals, wat een duidelijke internationale erkenning was (in de jaren tachtig zou het Festival uitgroeien tot een van de grootste en meest actieve leden van deze organisatie). Deze nationale en internationale erkenning, en de strijd om ‘Leuven Vlaams’ sterkten de festivalverantwoordelijken in hun voornemen de afdeling Festival van Vlaanderen Brussel - Leuven op te richten. De eerste editie van dit Festival vond plaats in 1968, tevens het jaar van de splitsing van de Leuvense Universiteit. In Leuven oogstte het Festival onmiddellijk veel succes, maar in Brussel was de situatie aanvankelijk veel minder rooskleurig. Vooral Vlamingen kwamen erop af, terwijl de Franstaligen afwezig bleven. Pas na enkele jaren nam ook hier de publieke interesse toe; cruciaal hierbij was de samenwerking met andere organisatoren én de grootse programmatie.
| |
Mechelen en de subsidiekoek
Tegen het einde van de jaren zestig kreeg Antwerpen er in de eigen provincie een snel groeiende concurrent bij: het Festival van Mechelen. Met de Westvlaamse perikelen nog fris in het geheugen leek het de beste oplossing deze nieuwkomer te integreren in de festivalkoepel, mits er aan één voorwaarde zou worden voldaan: Mechelen mocht geen aandeel opeisen van de subsidie die de nationale overheid jaarlijks ter beschikking stelde en die door de festivalkoepel verder verdeeld werd onder de diverse festivalafdelingen. De andere
| |
| |
Concert in het Koninklijk Paleis in 1988 met het Kamerorkest Sinfonia o.l.v. Dirk Vermeulen.
afdelingen beschouwden de subsidiekoek al als te klein, dus waarom hun porties nog kleiner laten maken door een nieuwkomer die nog alles te bewijzen had, en dit terwijl de verdeling van het geld binnen de festivalkoepel meer dan eens voor hoog oplopende twisten zorgde. Mechelen aanvaardde de voorwaarde; stad en provincie gaven deze afdeling voldoende compensaties om het zonder nationale subsidie te kunnen rooien, terwijl het jonge festival ook wel voordeel had bij de opname in de schoot van het Festival van Vlaanderen. Zo kreeg het Festival in 1969 zijn definitieve organisatievorm, en kon het zijn tweede decennium beginnen.
| |
De Val van Antwerpen
In het begin van de jaren zeventig was het vooral de Antwerpse festivalafdeling die met problemen kreeg af te rekenen. Het Feestcomité van de Stad Antwerpen - de organisator van het Internationaal Theaterfestival - probeerde de gestegen onkosten en de artistieke ademnood te ondervangen door over te schakelen op experimenteel toneel en meer onbekende werken te programmeren. Overheid en publiek lieten het daarop echter afweten, terwijl de onkosten voor auteursrechten fors de hoogte ingingen. In 1976 bleek de situatie zo uitzichtloos dat van de verdere organisatie van het Theaterfestival werd afgezien. Ondertussen was men al vanaf 1970 overgegaan tot een diversificatie van het aanbod, met balletvoorstellingen, musicals, klassieke muziek, en vanaf 1973 was er bovendien de participatie in Jazz Middelheim. Zo werd ook de Antwerpse festivalafdeling, en daardoor meteen het hele Festival van Vlaanderen, een muziekfestival. De verschillende afdelingen trachtten daarbij elk een eigen profiel aan te
| |
| |
houden of te verwerven. Brugge bleef zich toeleggen op oude muziek. Kortrijk evolueerde tot een festival met een nogal populair programma, Brussel kocht prestige, Leuven zocht zijn heil in artistieke spitsvondigheid, Mechelen werd het Vlaamse podium, Antwerpen evolueerde van oude muziek via symfonische concerten en ontdubbelingen van concerten van andere afdelingen naar een sterk thematisch gebonden programmering. Limburg brak een lans voor musici uit de regio Maastricht-Keulen-Luik, en Gent tenslotte bracht alles - en meer.
| |
De kinderziekten ontgroeid
Nu het Festival zijn kinderziekten was ontgroeid en zich wist te stabiliseren, vielen de rol en het belang van deze organisatie niet meer te ontkennen. Doordat het Festival ontstond vanuit een reactie tegen het door Franstaligen gecontroleerde en gedomineerde culturele leven, diende het in de aanvangsjaren op zoek te gaan naar geschikte zalen waar het Festival zelf de controle kon uitoefenen op de concrete organisatie. Zo werden de oude historische zalen (kerken, abdijen, musea, enz.) als concertzalen gebruikt, wat meteen imagoversterkend werkte en bijdroeg tot de herwaardering van het culturele patrimonium. Niet alleen werd er gediversifieerd binnen de provinciehoofdsteden zelf, want al medio jaren zestig werd het Festival uitgedragen over heel Vlaanderen. Deze geografische spreiding was een belangrijk element in de strijd voor de democratisering van de cultuur en zorgde bovendien voor de omnipresentie - en potentie van het Festival. Door de nauwe band met plaatselijke organisatoren en vooral door de aanvankelijk weigerachtige houding van de nationale overheid werd al heel vroeg financiële steun gezocht bij privé-personen en bedrijven. Het Festival is mede door deze sponsors groot geworden (waarvoor soms wel een prijs betaald moest worden) en lag in Vlaanderen aan de basis van de moderne organisatieprincipes met betrekking tot de culturele sector. Het diende als voorbeeld voor diverse organisatoren en fungeerde als een aangename ontmoetingsplaats voor kunst, economie en overheid.
De grootste verdienste van het Festival is ongetwijfeld gelegen in het feit dat het in Vlaanderen een rijk concertleven deed ontstaan (dat volledig gecontroleerd werd door Vlamingen) en dat het vaak als een van de eerste organisaties kansen bood aan Vlamingen om hun talenten uit te bouwen en zich te meten met internationaal erkende talenten. Het is vandaag uiterst moeilijk zich voor te stellen wat er van Herreweghe, het Collegium Vocale, I Fiamminghi, de gebroeders Kuyken, Currende, en zovele anderen zou zijn geworden zonder een Festival dat hun die eerste kansen bood (wat helemaal niet wil zeggen dat ze zonder dit Festival niet zouden zijn doorgebroken). Veel positieve invloed ging bij dit alles uit van de culturele gevoeligheden die het Festival in Vlaanderen wist te versterken en te verdedigen: zonder het klimaat dat door het Festival
| |
| |
Het Gothenburg Symphony Orchestra en Dania Sonaus in 1990 in de kathedraal van Gent.
geschapen werd, zou de rijke bloei - vele jaren later - van instellingen als deSingel of de Vlaamse Opera wellicht veel moeilijker tot stand zijn gekomen.
| |
Consolidatie
In de jaren tachtig speelde het Festival op veilig. Nu het Vlaamse streven grotendeels gerealiseerd was, werd de aandacht gericht op de buitenwereld: samenwerking met het Franstalige landsgedeelte (ook hier was het Festival bij de koplopers) en vooral een sterkere Europese gerichtheid. Juist over de grens ontstond in 1989 het Festival van Zeeuws-Vlaanderen, dat organisatorisch zo nauw samenwerkt met het Festival van Vlaanderen dat het de facto als een nieuwe festivalafdeling beschouwd kan worden. In Vlaanderen zelf moest de positie die het Festival verworven had veilig gesteld worden tegen concurrenten die het zelf in het leven had geroepen. Helaas werd dit sterk organisatorisch bekeken, en veel minder artistiek: het Festival werd een mastodont, deed grotere concessies aan bedrijven en overheid, en bracht niet steeds de meest creatieve programmering. Omdat kwaliteit steeds meer geld kostte en de economische crisis de organisatoren als een zwaard van Damocles boven het hoofd hing, moest ook het Festival op zoek gaan naar alternatieven. Er werd meer aandacht besteed aan de speurtocht naar sponsors, die via snipper-vzw's ook nieuwe mogelijkheden aangeboden kregen. De public relations werden steeds belangrijker. De persdienst wist op voorbeeldige wijze de media te bespelen, en de investeringen die gedaan werden in de promotie waren aanzienlijk.
| |
| |
Artistiek gezien kwamen er niet zo veel vernieuwingen. De hedendaagse muziek behield een zeer klein aandeel in de programmering. Door de participatie in het Klapstukfestival heeft het Festival echter wel mede de basis gelegd voor de prominente rol die België op dit ogenblik speelt in de wereld van de hedendaagse dans. Met de herlancering van het Happening-concept, indertijd ontstaan als een geesteskind van de contestatiebewegingen van de jaren zestig, werd opnieuw aansluiting gezocht bij de jeugd, of eerder bij het jeugdige, want over de aanwezigheid van jongeren op concerten heeft het Festival nooit te klagen gehad. Anderzijds is het lanceren van een produktiecentrum voor barokmuziek, onder de benaming ‘de Vier Temperamenten’, eerder consoliderend dan vernieuwend: de uit onze contreien afkomstige barokspecialisten die op de internationale scène de scepter zwaaien (en mede door het Festival groot zijn geworden) krijgen nu misschien ter plaatse de kansen om ook hier de grootste produkties uit te werken die ze elders in Europa al jarenlang kunnen maken. Maar globaal gezien is er toch sprake van een zekere nivellering, zij het dan op een niveau dat hoger ligt dan het modale. Echte scherpzinnigheid en artistieke durf schieten er soms bij in. Ondertussen hebben andere organisatoren aan de machtspositie van het Festival geknaagd: Ars Musica bewees dat de hedendaagse muziek wel een kans maakt en een plaats verdient, terwijl deSingel aantoonde dat ook artistiek lef beloond wordt.
| |
Heroriëntatie
Wellicht dringt een heroriëntatie zich op. Door de economische recessie nemen de kredieten voor cultuursponsoring af, terwijl ook de overheid niet geneigd is meer geld op tafel te leggen. Anderzijds geeft diezelfde overheid wel een duidelijk signaal door aanzienlijke kredieten uit te trekken voor een Internationaal Kunstenfestival. Een beetje leven in de brouwerij kan nooit kwaad. De beginselen die tot de oprichting van het Festival hadden geleid, waren nauw verbonden met een specifieke situatie die achter de rug lijkt. De Vlaamse strijd is voor velen gestreden. Het IJzeren Gordijn tussen Vlamingen en Walen is gesloopt, hun Koude Oorlog beëindigd. Het Festival heeft hiertoe zijn bijdrage geleverd. Misschien is nu de tijd aangebroken om trots te zijn op de verwezenlijkingen (Vlaanderen heeft zijn concertleven) en met een ongekende openheid en artistiek lef een nieuw tijdperk binnen te treden: het uitwerken van een toonaangevend en boven het gewone courante aanbod verheven muziekfestival, een Festival dat een echt feest is door zijn beknopte maar des te sterkere zeggingskracht. Het Festival heeft er zeer zeker de ervaring, de positie en de middelen toe.
| |
Noot:
Dit artikel is gebaseerd op Dertig jaar Festival van Vlaanderen. Een cultuur-historisch en sociaal-economisch onderzoek (1958/60-1990), mijn onuitgegeven licentiaatsverhandeling (KUL 1990), waarin deze en andere thema's uitgebreider beargumenteerd worden.
|
|