Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 373]
| |
Het Nederlands op Formosa ten tijde van de Verenigde Oost-Indische CompagnieKees Groeneboer In alle hoofdvestigingen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in Oost-Indië - De Molukken, Batavia en later ook Ceylon (Sri Lanka) -, heeft men geprobeerd het Nederlands te introduceren als algemene omgangstaal en het een rol te laten spelen in het (godsdienst)onderwijs.Ga naar eind(1) Zo ook op Formosa (Taiwan), in de korte periode van Nederlandse overheersing in de jaren 1624-1662. Het onderwijzen van de Nederlandse taal stond hierbij steeds in dienst van de godsdienst. Het Nederlands werd toentertijd in Oost-Indië namelijk gezien als de weg tot het ware geloof, als wapen ook in de strijd tegen het Portugees als de taal van de vijand en als de taal van het Katholicisme. Anders echter dan in de Molukken en te Batavia, was er op Formosa geen sprake van een strijd tegen de Portugezen, het Portugees en het Katholicisme. De Nederlandse taal werd hier namelijk behalve als de weg tot het Christendom vooral ook gezien als een weg tot staatkundig zelfbehoud. Via de kennis van de Nederlandse taal en het in deze taal verspreiden van het Christelijk geloof, dacht men de Inheemse bevolking meer aan zich te kunnen binden. Dit gold althans het tot het Christendom bekeerde deel van de bevolking, want kennis van de Nederlandse taal bij de Inheemse ‘heidenen’ werd juist weer staatsgevaarlijk geacht. Aanvankelijk was door een aantal predikanten en schoolmeesters geprobeerd godsdienstonderricht te verzorgen in de eigen Formosaanse talen.Ga naar eind(2) In 1643 gaf een vijftigtal Inheemse schoolmeesters op zes scholen onderwijs aan meer dan zeshonderd kinderen. Vier jaar later, in 1647, was dit aantal schoolkinderen reeds verviervoudigd. Een belangrijk stimulator van het Inheemse onderwijs met de eigen landstaal als voertaal was Ds. Robertus Junius. Deze | |
[pagina 374]
| |
Kaart van Formosa.
Junius, die van 1629 tot 1641 op Formosa werkzaam was, stelde minstens dertien school- en catechisatieboekjes samen in de Sinkanse (Formosaanse) taal. Een door hem in deze taal geschreven A.B.C.-boek werd omstreeks 1647 in Nederland gedrukt en in grote getale naar Formosa gezonden. Waarschijnlijk is het dit boekje dat in augustus 1648 met het VOC-schip ‘'t Hoff van Seelandt’ op Formosa arriveerde ‘met A.B.C. ende meer andere boecken tot de kercken ende schoolen noodigh’.Ga naar eind(3) Het bestaan van verscheidene Formosaanse ‘dorpsdialecten’ en de afwezigheid van een algemene verkeerstaal - lingua franca - als het Maleis of Portugees in de andere Aziatische vestigingen van de VOC, deed de praktische wenselijkheid naar voren komen om het Nederlands als zodanig te introduceren. Gouverneur-Generaal Anthony van Diemen (1636-45) schrijft daarom op 9 mei 1643 vanuit Batavia aan Gouverneur Maximiliaen le Maire (1643-44) van Formosa, dat ‘'t moet daer nae worden geschickt, dat [de Formosanen] de Nederlantse Spraecke aannemen’.Ga naar eind(4) Pas dan zouden naar zijn mening de Formosanen ware genegenheid gaan voelen voor de Hollanders. Le Maire antwoordt Van Diemen op 15 oktober 1643 instemmend dat ‘aangezien Formosa geen gemeenschappelijke taal heeft, maar bijna ieder dorp zijn eigen spraak, het wenschelijk is de inboorlingen in de Nederlandsche taal te onderrichten, zoals de Portugeezen zulks doen in hun koloniën’.Ga naar eind(5) Op 4 juli 1644 herhaalt Van Diemen zijn voorstel nog eens in een instructie aan Le Maire's opvolger Gouverneur François Caron (1644-46) en stelt hierin voor om het aantal op school gebruikte talen terug te brengen tot twee of drie en langzamerhand geheel over te gaan op het Nederlands. Inderdaad wordt er een drietal Inheemse voertalen bij het onderwijs gebruikt: het ‘Sincansch’ ofwel ‘Formosaansch’ in het noord-westen, het ‘Favorlangsch’ in het noorden, en het ‘Zeytsch’ ofwel ‘Zuidsche taal’ in het zuiden van het door de VOC gedomi- | |
[pagina 375]
| |
neerde eilandgebied.Ga naar eind(6) Geen van deze drie Austronesische talen, het Sinkan (Sakam), het aan het Sinkan verwante Sideïs (Sideia) en het Favorlang, wordt thans nog gesproken.Ga naar eind(7) Een voorstel van Ds. Abraham Rogerius (predikant te Batavia 1642-47) om meer eenheid te creëren in het godsdienstonderwijs in geheel Oost-Indië en een viertalig ‘Sinkamsch (Formosaansch), Maleisch, Portugeesch en Nederduitsch’ woordenboek samen te stellen, is in 1644 door de Kerkeraad te Batavia en door Gouverneur-Generaal Van Diemen goedgekeurd. Er zou eerst een ‘Sakams Dictionarium’ worden gemaakt om ‘naderhand dan een algemein Maleyts, Portugees, Sakams en Duyts woorden-boek daar af op te stellen’.Ga naar eind(8) Een dergelijk viertalig woordenboek is er echter nooit gekomen. Wel werd er een begin gemaakt met het Sinkanse woordenboek, maar van een uitgave kwam het niet. Deze lijst van ruim duizend woorden - Nederlands-Sinkan -, gevolgd door enkele korte ‘zamenspraken in het Formosaansch en Nederduitsch’, is pas twee eeuwen later in 1842 gepubliceerd te Batavia door Ds. C.J. van der Vlis.Ga naar eind(9) Een door Ds. Gilbertus Happart in 1650 samengesteld Favorlangs lexicon is eveneens pas in 1842 te Batavia uitgegeven door Ds. W.R. van Hoëvell onder de titel Woordboek der Favorlangsche taal; Waarin het Favorlangs voor, het Duits achter gestelt is.Ga naar eind(10) Hoewel Gouverneur Caron in 1645 te kennen geeft het extreem moeilijk te achten om het Nederlands bij de Inheemse bevolking in te voerenGa naar eind(11), blijkt dat er in 1648 op tenminste negen plaatsen met onderwijs in het Nederlands is begonnen. Er zou zelfs sprake zijn van een grote drang tot ‘hollandiseren’ bij de Inheemse bevolking. Gemeld wordt dat met ‘lust en vermaeck onse tale vande jonckheijt geleert wordt’, en zelfs wordt verzocht Hollandse namen te mogen aannemen, alsmede Hollandse klederdracht te mogen dragen.Ga naar eind(12) Gouverneur Pieter Antonisz. Over 't Water (1646-50) trekt hieruit in 1648 de conclusie dat de Inheemse bevolking kennelijk volkomen tevreden is met het Nederlandse bewind.Ga naar eind(13) Enthousiast wordt eind 1648 ook door de Kerkeraad van de hoofdplaats Tayouan bericht dat het Nederlands een goede toekomst heeft, omdat de Formosanen ‘stercke memoriën hebben, datse onse tale tot verwonderens toe promptelyck uytspreecken’.Ga naar eind(14) In verband hiermee verzoekt de Kerkeraad in 1648 aan het Kerkbestuur te Amsterdam om toezending van de volgende ‘duytsche schoolboekjens’ voor het (godsdienst)onderwijs: ‘3000 Gebedenboekjes, 2000 Catechismussen, 1000 Historien van Joseph, 100 Gebeden Havermans, 100 Catechismi, 50 Historien des Bijbels, 1000 Psalmboeken, 1000 Evangeliën, 500 Spiegel der Jeugd, 50 Praktijk der Godzaligheid’. In november 1650 blijken er voor enkele jaren genoeg schoolboekjes te zijn ontvangen.Ga naar eind(15) Van omstreeks dezelfde tijd dateren de door Ds. Jac. Vertrecht (predikant te Formosa 1647-51) voor het godsdienstonderwijs opgestelde Favorlangsche leerredenen, waarvan de volledige titel luidt Leerstukken ten gebruike der schoolen | |
[pagina 376]
| |
Portret van Ds. Daniël Gravius.
van 't Favorlangsch district. Het manuscript bestaat uit achttien stukken, waarvan de eerste dertien tweetalig zijn opgesteld ‘in het Nederduitsch, en het Favorlangsch er naast’, namelijk ‘1. Het Onze Vader, 2. Het Christelikke geloove. 3. De thien geboden des Heeren. 4. Het morgen gebed. 5. Het avond gebed. 6. Gebed voor den eten. 7. Gebed na den eten. 8. Gebed voor de onderwijzinge. 9. Gebed na de onderwijzinge. 10. 't Samengesprek tusschen een farlanger [Favorlanger] en hollander vreemdeling. 11. Christelikke leerspreukken. 12. Vragen over 't Gebed des Heeren. 13. Kort onderwijs om den christelikken doop te ontfangen’.Ga naar eind(16) Het manuscript werd ter uitgave aangeboden aan de Kerkeraad te Batavia, maar van een uitgave in boekvorm is het toentertijd niet gekomen. Het is pas in 1888 in boekvorm uitgegeven door het Bataviaas Genootschap van Kunsten en Wetenschappen onder de titel Leerstukken en preeken in de Favorlangsche taal (eiland Formosa), Batavia: Landsdrukkerij, (124 blz.). Vanwege het succes met het Nederlandstalige godsdienstonderwijs aan Formosaanse kinderen, hadden de Heren Zeventien al in 1650 toestemming gegeven voor een tweetalige uitgave van het Formulier des Christendoms. Dit vragenboekje is echter pas in 1662 verschenen. Het gaat hier om een bewerking door Ds. Daniël Gravius (predikant te Formosa 1647-51) van een manuscript van Ds. Simon van Breen en Ds. Johannes Happert, die respectievelijk in de jaren 1643-47 en 1644-46 op Formosa dienden. Deze tweetalige uitgave - Nederlands en Sideïs - is verschenen onder de titel Patar ki tna-'msing-an ki Christang, ka tauki-papatar-en-ato tmaeu'ug tou sou ka makka si-deia; Ofte 't Formulier des Christendoms, met de verklaringen van dien, inde Sideis-Formosaansche tale [door Dan. Gravius], 't Amsterdam, by Michiel Hartogh, op den hoeck van de Oude Hooghstraat, 1662 (290 blz.). In het voorwoord | |
[pagina 377]
| |
Boekomslag ‘'t Formulier des Christendoms’, D. Gravius, 1662.
van deze uitgave vermeldt Gravius dat het boekje bedoeld is voor ‘de Schoolmrs, soo Nederlanders als ingeboorne’, om de kinderen - in sommige dorpen drie tot vierhonderd - te leren lezen, schrijven, zingen, etc., ‘beyde in Duytsch en Formosaans: het welcke voorwaar sulcken gezegenden voortganck nam, dat'et, by naerstig achtervolgh vry wat groots beloofden: gelijck ick oock t' sedert hebbe verstaan, dat'et oogmerck tot voortplantinge van de Nederduytsche tale aldaar seer geluckelyck wordt bereyckt’. Ook Gravius' tweetalige - Nederlands en Sinkan - bijbelvertaling uit 1661 was voor dit onderwijs bestemd: Het heylige euvangelium Matthei en Johannis; Ofte Hagnau ka d'llig matiktik, ka na sasoulat ti Mattheus, ti Johannes appa.; Overgeset inde Formosaansche tale, voor de inwoonders van Soulang, Mattau, Sinckan, Bacloan, Tavokan, en Tevorang. Amsterdam: Michiel Hartogh, 1661 (175 blz.). Volgens Gravius' voorwoord waren ‘de kinderen tot verwonderens toe, in de beginselen van de ware religie, lesen, schrijven & c. en selfs (in sommige plaatsen) inde Nederduytsche tale sonderlingh gevordert’. Aangemoedigd door de goede resultaten met het Nederlands op de scholen, wordt in 1656 door enkele predikanten voorgesteld ook aan de oudere Formosanen het Nederlands bij te brengen. Gouverneur Cornelis Caesar (1653-56) vraagt zich echter met een aantal andere predikanten af of een algemene invoering van het Nederlands niet juist de kerstening aanmerkelijk zou doen vertragen. Zijn opvolger Gouverneur Frederik Coyett (1656-62) bericht Gouverneur-Generaal J. Maetsuyker (1653-78) op 30 november 1656 over de onenigheid onder de predikanten over deze zaak. De voorgestelde taalhervorming wordt daarop in 1657 door Maetsuyker en de Raad van Indië te Batavia unaniem afgekeurd.Ga naar eind(17) In het onderwijs blijft het Nederlands ook daarna echter een grote rol spelen. | |
[pagina 378]
| |
Boekomslag ‘Het heylige euvangelium Matthei en Johannis’, D. Gravius, 1661.
Aan de kwaliteit van dat onderwijs ontbrak echter nog wel een en ander. Geklaagd wordt over groot schoolverzuim en over het feit dat de kinderen als papegaaien de leerstof leerden nazeggen, zonder de betekenis ervan te begrijpen. Geklaagd wordt ook over de kwaliteit van de Inheemse schoolmeesters, die niet allemaal even geschikt voor hun taak werden geacht - er wordt melding gemaakt van mishandeling van leerlingen -, zodat zelfs de vrees wordt uitgesproken dat de Compagnie door zulke ambtenaren de kans liep een opstand onder het volk te verwekken.Ga naar eind(18) Om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, werd in 1659 te Soelang een Collegium opgericht, dat tot doel had de opleiding van Formosaanse jongeren tot schoolmeester. Dertig Formosaanse jongens kregen er theologisch onderricht, eerst met het Formosaans (Sinkan) als voertaal, en later bij verdere studie met het Nederlands als voertaal. Elke middag werd er twee uur Nederlandse les gegeven met behulp van het Formosaans. De bedoeling was om langzamerhand geheel op het Nederlands als voertaal over te stappen. Om het Nederlands spreken op de kweekschool aan te moedigen werd er in het reglement van het Collegium opgenomen dat ‘by beurte alle daagen twe custodes gestelt [sullen] worden, die gehouden sullen wesen op te teeckenen en aan te brengen aande Subregent alle die gene, die int collegie geen duytsch spreken, of in eenigerhande maniere haar misdraagen’.Ga naar eind(19) Voor het onderwijzen van het Nederlands als vreemde taal werd gebruik gemaakt van het boek Deure off Portaal der Taalen, samengesteld door Joannes Amos Comenius (1592-1670), op basis waarvan enkele eenvoudige ‘samenspraken’ in het Formosaans (Sinkan) en het Nederlands waren samengesteld. Bedoeld wordt het door Come- | |
[pagina 379]
| |
nius samengestelde leerboek voor algemene kennis van de wereld en voor taalkunde - ‘vestibularis Grammatica cum translatione Belgica’ -, met ‘samenspraken’, oefeningen en een woordenlijst, dat kort tevoren in 1658 te Amsterdam bij Gabrielis de Roy was verschenen onder de titel Eerste deel der schoolgeleertheyd, genoemt het Portael: Inhoudende de grondtveste der dingen, en onser wijsheyd omtrent de dingen, als mede der Latijnschen tael met de moedertael; Toegeschickt nae de wetten des laetsten spraeck-weeghs, en met veel beelden verlicht; Prima pars scholasticae eruditionis, dicta Vestibulum: continens Fundamenta Rerum, & nostrae Sapientiae circa res, ut & Latinae Linguae cum Vernacula; adomatum Juxta Leges, novissimae Methodi, multisq; iconibus illustratum (156 blz. + ongenummerd register). Op de omslag is gegraveerd Portael der saecken en spraecken; Vestibulum Rerum et Linguarum. De Formosaanse bewerking van dit leerboek moet helaas als verloren gegaan worden beschouwd. Het beoogde doel om het Nederlands op Formosa de algemene verkeerstaal te laten worden, werd echter nimmer bereikt, doordat reeds in 1662, drie jaar na de oprichting van het Collegium te Soelang, Formosa veroverd werd door de Chinezen en voor de Nederlanders verloren ging. Toch lijkt de invoering van het Nederlands via het onderwijs op Formosa meer succes te hebben gehad dan in de Molukken, in Batavia en later ook op Ceylon. Dit is wellicht te verklaren uit het feit dat toen de Nederlanders in 1624 op Formosa kwamen daar geen Portugese voorganger was geweest, waardoor het Portugees er als lingua franca geen ingang had gevonden. Ook het Maleis als lingua franca was op Formosa niet in gebruik geraakt. Bij hun komst troffen de Nederlanders dan ook slechts de lokale Formosaanse talen aan, die aanvankelijk als voertaal bij het onderwijs en bij de kerstening werden gebruikt, voor zover de zendelingen en schoolmeesters daar althans kennis van hadden. Bij gebrek aan een algemene omgangstaal werd echter steeds meer het Nederlands als zodanig gepropageerd. Wellicht is Formosa het enige gebied in Oost-Indië geweest, waar het Nederlands daadwerkelijk de kans heeft gehad om op den duur de algemene omgangstaal te worden van kerk, onderwijs en bestuur. ‘Als de plannenmakers al hun dromen hadden kunnen verwezenlijken, had Formosa mogelijk een calvinistisch en Nederlandssprekend eiland kunnen worden’, meent MolewijkGa naar eind(20) dan ook terecht. Hoe het ook zij, de Franse missionaris De Mailla trof in 1715 op Formosa nog Inheemsen aan die in staat waren Nederlands te spreken en die Nederlandse boeken bezaten en deze ook konden lezen. Het door de Nederlanders geïntroduceerde ‘Hollandse’ (Latijnse) letterschrift voor de Formosaanse talen, werd op enkele plaatsen zelfs nog tot in de negentiende eeuw gehanteerd.Ga naar eind(21) Definitieve sporen heeft het Nederlands op Formosa echter niet achtergelaten, zelfs geen ‘krassen op een rots’ zoals in Indonesië en Sri Lanka.Ga naar eind(22) |
|