medewerkers. De toeschouwer ondergaat een totaalspektakel waarin alle theaterkanalen - beeld, geluid, dans, tekst, actie - aangewend worden, en dat vooral een fysiek karakter heeft. Bovendien gaat het hier om een ritueel. Het gegeven zelf geeft daar aanleiding toe, want het geheel van de voorstelling laat zich lezen als een initiatierite. Het ziet er dus naar uit dat BMCie. een ambitieuze, Artaudiaanse produktie tot stand heeft willen brengen: een boeiend project, dat echter tot oppervlakkig spektakel beperkt is gebleven. Perceval beoogde een overweldigende chaos. Al te zelden echter kreeg deze chaos in de voorstelling een theatrale meerwaarde. BMCie. creëerde beslist een aantal treffende, soms intrigerende beelden, die echter slechts een geïsoleerde impact hadden. Ook het gebruik van verschillende media leidde niet tot een geïntegreerde, organische voorstelling.
Het uitgangspunt van de voorstelling is, zoals gezegd, Topors Joko fête son anniversaire. In 1989 maakte de auteur zelf een toneelbewerking van deze tekst. BMCie. gaf er echter de voorkeur aan de tekst uit 1969 als basis te gebruiken. Hans van Dam, die samen met Johan Dehollander en Luk Perceval voor de eigen bewerking zorgde, noemt die oorspronkelijke versie ‘vollediger, gruwelijker en springeriger’. Bovendien werden er ook citaten opgenomen van onder meer George Bataille, Charles Ducal en Louis Paul Boon, die er op gericht waren ‘de pijn van de seksualiteit te verhevigen en de tegenstelling tussen individu en massa aan te scherpen’ (tekstbrochure BMCie., p. 7).
Het knotsgekke verhaal gaat over allerlei lotgevallen van Joko, die op een waterreservoir werkt. Verschillende vreemde figuren - een grijsaard, een wulpse vrouw en ten slotte ook een kluwen van congressisten - klampen zich aan hem vast en nemen zelfs bezit van zijn lichaam en zijn stem. Het verhaaltje verder trachten samen te vatten heeft weinig zin en is vrijwel onmogelijk. Het programmablaadje van de BMCie.-produktie biedt een synopsis, maar wie die voor de voorstelling niet gelezen heeft, kan de gegevens nauwelijks herkennen, temeer daar vele flarden tekst verloren gaan in de chaos van geluid en beeld. Voor Perceval en co. was het verhaal dus slechts een uitgangspunt, dat een associatiestroom van beelden, impressies, handelingen en geluiden op gang moest brengen. Perceval behield wel de indeling in hoofdstukken, waarvan de titels op een scherm verschenen. Dit procédé had echter maar een zeer beperkt structurerend of oriënterend effect.
Indien er een lijn te ontwaren is in de chaotische beeldenstapeling van Joko, dan is het er een van inwijding in een wereld van wreedheid, vernedering en angst. Aan het begin van de voorstelling zeult Joko met emmers, die via een waterslang voortdurend gevuld worden, van links naar rechts over de scène. Door de waterslang even aan de mond te brengen, alsof hij geen water wil morsen, wordt tevens een fysieke band met het water aangeduid. Water is inderdaad het dominerende element in deze opvoering. Figuren worden ondergedompeld in de stroom van het leven dat wreed en verzwelgend is. Maar het water is ook zuiverend, zoals wanneer Joko letterlijk in bad gewassen wordt. Het water betekent ook vruchtbaarheid en creativiteit: deze associatie is prominent aanwezig in het speelse beeld waarin een eindeloze reeks waterballonnen de scène opglijdt. Peter van den Begin-Joko behandelt ze aanvankelijk met tederheid en tooit er zich mee, zodat ze op vrouwenborsten gaan lijken, in minder dan geen tijd echter breken ze stuk en spatten uiteen.
Overheersend in dit pandemonium van beelden die een veruitwendiging van de geest van Joko lijken, zijn beelden van geweld en agressieve seksualiteit. Zo worden er af en toe treffende tableaux gecreëerd. Soms denk je als toeschouwer zelfs aan Jeroen Bosch.
Dit ritueel rond Joko leidt uiteindelijk naar zijn verjaardagsfeest. Het gaat hier dus wel degelijk om inwijding in het leven, dat echter een nachtmerrie blijkt te zijn. Het slotbeeld van de voorstelling maakt indruk: als een gekruisigde Christus hangt Joko centraal in het scènebeeld.
De associatie met de Christusfiguur is echter volkomen gratuit in het geheel van de voorstelling, die overigens elke religieuze dimensie ontbeert.
Hoeveel energie en fysieke gedrevenheid de acteurs van BMCie. ook investeren in het oproepen van deze beeldenvloed, het geheel mist scherpte en hallucinatorische kracht. Aanvankelijk kijkt de toeschouwer nog geboeid naar de bevreemdende wereld die op het toneel gebracht wordt, maar gaandeweg ervaart hij het spektakel steeds meer als krampachtig en oppervlakkig. Een lichte speelsheid die soms opduikt, kan het geheel niet redden.
Eveneens in een surrealistische sfeer zit de