Genie van Vlaamse schilderkunst in televisiebeelden
‘Van Eyck schildert wat hij weet, Brueghel wat hij ziet, Rubens wat hij droomt.’ Het genie van de Vlaamse schilderkunst verwoord in één zin van dertien woorden. De synthese ook van een prestigieus artistiek titanenwerk van Harold van de Perre en Anton Stevens: driemaal twee televisiefilms, gewijd aan het werk van schilders die door samensteller Van de Perre zijn ontmaskerd als picturale profeten; kunstenaars in wier werk niet enkel de artistieke verworvenheden van hun tijd zijn opgenomen, maar waarin ook al de visuele vormgeving ligt besloten van de persoonlijke artistieke expressie van andere kunstenaars, eeuwen later.
Het betreft de televisiereeks Kunst zien, een coproduktie van de BRTN, de Nationale Loterij, de Algemene Spaar- en Lijfrentekas (ASLK) en de produktiegroep Vision on Art, die de eigenlijke produktie op zich heeft genomen. Het gehele project steunt op de visie en het werk van kunstschilder Harold van de Perre, die de essentie van wat in deze films op soms fascinerende wijze wordt getoond voorheen had uitgewerkt in indrukwekkende dia-projecties. Vlaamse mensen hadden voorheen nooit op die manier, zo intens, zo analyserend én zo verbaasd-bewonderend naar hun eigen meester-schilders gekeken.
Voor de beeldregie werd bij de BRTN regisseur Anton Stevens aangetrokken. Drie jaar lang hebben beide makers van dit opmerkelijke kunstproject zich verdiept in zowel het werk van de meesters, als in de vraag (de duizend vragen) hoe men kunst brengt op de televisie. Of: hoe men een artistieke boodschap visueel formuleert.
Het eerste deel van de Van Eyck-produktie veroverde, in het raam van het Televisiefestival van Monte-Carlo, de URTI-Prijs: de hoge onderscheiding van de Internationale Radio en Televisie Universiteit, die Europese kunstenaars en intellectuelen in haar jury verzamelt. De Brueghel-film kreeg in Tokio op de International Educational Program Contest, de Abe-Prijs. Beide films werden voorts gelauwerd op het Internationaal Festival van Films over Kunst, van de UNESCO in Parijs, enz.
De drie produkties kennen een wereldwijde verspreiding. Na aanzoeken van groepen uit zowel de Verenigde Staten als Japan (waar aan verspreiding op laserplaat is gedacht) werden de rechten voor het Engelstalige gebied wereldwijd verworven door The Roland Collection, een Britse produktie- en distributiegroep voor kunstfilms. De leiding van de groep berust bij Antony M. Roland, een ‘leerling’ van kunstkenner Kenneth Clark, zelf ook maker van kunstfilms. Hij werd vooral getroffen door het feit dat een film over kunst de kloof weet te overbruggen tussen de besproken kunstwerken en de toeschouwers.
Zijn artistieke ontroering en enthousiasme verwoordt Roland met het inderdaad meest essentiële kenmerk van deze produktie: Van Eyck, Brueghel en Rubens zijn aanwezig, zoals ze nog nooit eerder zichtbaar waren. Roland verspreidt de zesdelige produktie wereldwijd in academische milieus en in het kunstonderwijs, evenals op wat de ‘home-videomarkt’ wordt genoemd: het genie van de Vlaamse meesters in zes videofilms van een uur. Er bestaan versies van in vier talen: Nederlands, Frans, Engels, Duits. Later komen de rechten vrij voor het open net van de wereldtelevisie. Vlaanderen zendt zijn kunstgenieën uit.
Televisie? Een massa-medium? Kunst in de kijkkast? Brueghel op de beeldbuis? Van Eyck en Rubens voor de massa te grabbel gegooid in een produktie waarvoor de kleine Vlaamse televisie inderdaad een coproducent was? Moét dit wel zonodig? Kàn dit allemaal zomaar? Is televisie er dan niet uitsluitend voor reclame en spelletjes en quizzen, waarvoor de academische wereld hoogstens de moeilijke vragen levert omdat er veel geld mee te verdienen valt?
Het Vlaamse kunstgenie gedegradeerd tot een produkt van massacultuur? Het kan op een ontluistering lijken, nu de academische (kunst)wereld niet bij het project werd betrokken: het is immers ‘maar’ werk van een