De weerstand van Pol Hoste
Van Pol Hoste (
o1947) kan bezwaarlijk worden gezegd, dat hij een veelschrijver is, maar de paar boeken die hij sedert
De veranderingen (1979) publiceerde, getuigen alle van een serieus en onbetwistbaar schrijverschap, van vakkennis en vooral van een nooit aflatende poging om de werkelijkheid van het leven met al zijn ervaringen en ontroeringen in een tekst te vatten. Waarschijnlijk is het daarom geen toeval dat zijn laatste boek een titel draagt die in deze zin kan worden opgevat:
Ontroeringen van een forens. Meteen drukt de titel ook een innerlijke tegenstrijdigheid uit die zo typerend is voor het werk van deze schrijver: op het eerste gezicht zou men ‘de’ forens, met zijn ‘mechanisch’, automatisch verlopend bestaan, iedere ontroering ontzeggen, en trouwens, waar onderweg zou hij zulke emoties kunnen opdoen en dan nog verwerken? Dat is nu net wat het schrijverschap van Hoste zo uniek maakt: hij hanteert een literaire alchemie die de barre en trieste werkelijkheid kan omtoveren tot een geheel
Pol Hoste (o1947) - Foto W.J. Balhuizen.
van ‘ontroeringen’, waaraan de lezer willens nillens deelachtig wordt. Van een echte tegenstrijdigheid kan dan ook geen sprake meer zijn, want het werk van Hoste, en dat geldt ook voor dit laatste boek, getuigt van een consequente en gefundeerde opbouw die alleen maar de voldragen rijpheid van het geheel benadrukt.
Eigenlijk bestaat dit laatste boek uit twee novellen: de titelnovelle over het leven van de schrijver die vier jaar lang pendelde tussen Gent en Antwerpen en de ervaringen, indrukken, herinneringen en associaties van die dagelijkse reis tot een artistiek verantwoord geheel verwerkt. Een van de problemen die zich daarbij voordoen, is de werking van de tijd. Aldous Huxley schreef het al in een van zijn essays: ‘Time is our tyrant’, en ook Hoste denkt wel eens aan een tijd ‘met minder structuur’ (p. 99), zoals hij het in verband met een van zijn personages formuleert. In het leven van de forens is alles inderdaad tot tijdsstructuren terug te brengen, en mutatis mutandis geldt dat ook voor de schrijver die een gevecht tegen de tijd moet leveren, maar binnen die tirannieke structuur toch voldoende creatieve ruimte vindt voor zijn innerlijke wereld. De reis van Hoste, zoals hier beschreven, wordt dan ook een metafoor, ongeveer in de zin zoals Lawrence Durrell het formuleerde in zijn roman The Dark Labyrinth: ‘Travel was only a metaphorical journey, an outward symbol of an inward march upon reality’.