Ons Erfdeel. Jaargang 37
(1994)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 235]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De volgende generatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 236]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
anders worden. De minister wil de keuzepakketten vervangen door vier ‘profielen’; bij twee daarvan ligt het accent op de natuurwetenschappelijke en bij twee op de culturele vakken. Er zullen minstens twee moderne vreemde talen moeten worden geleerd en heel misschien zal geschiedenis een plaats krijgen in het door alle leerlingen te volgen algemeen verplicht gedeelte en dus weer voor iedereen een verplicht vak worden. De aankomende student in de geesteswetenschappen - taal- en letterkunde, (kunst)geschiedenis, filosofie, theologie en de historisch en filosofisch georiënteerde rechtswetenschap - is door die veranderingen minder goed op de universitaire studie voorbereid dan vóór de invoering van de Mammoetwet. Dat heeft gevolgen voor de aard en het niveau van het universitaire onderwijs. Van invloed op het niveau is bovendien de in 1981 met de Wet Twee-fasenstructuur doorgevoerde verkorting van de studieduur. Het programma van de universitaire studie beslaat sindsdien in de regel vier cursusjaren. De student mag er vijf jaar over doen, dat wil zeggen dat hij maximaal vijf jaar een beroep kan doen op studiefinanciering. Wie na deze vierjarige studie het doctoraaldiploma heeft behaald is in het algemeen minder goed opgeleid dan de doctorandi van vóór de Twee-Fasenwet. Dat dat op zijn beurt gevolgen heeft voor de voorbereiding op de hoogste graad, die van doctor, laat zich raden. Het is misschien niet toevallig dat de regeling van de tweede fase van de wetenschappelijke studie, dat wil zeggen de postdoctorale opleiding die in de regel wordt afgesloten met de promotie of met het diploma van een beroepsopleiding (de eerste fase wordt gevormd door de vier jaar tot en met het doctoraal examen), nogal wat voeten in de aarde heeft gehad. De arbeidende klasse in Nederland in de 19e eeuw door I.J. Brugmans (1925), De spoorwegstaking in 1903. Een spiegel der arbeidersbeweging in Nederland door A.J.C. Rüter (1935) zijn nog altijd vermaarde studies, die ook nu nog worden geraadpleegd, en niet alleen door historici. Dergelijke als proefschrift geschreven - want dat is het geval met De arbeidende klasse in Nederland en De spoorwegstakingen in 1903 - en later klassiek geworden studies op het gebied van de geesteswetenschappen zijn natuurlijk zeldzaam en vormen maar een klein gedeelte van de dissertaties die in de loop van tientallen jaren werden verdedigd, maar toch: de eisen die tot voor kort aan een proefschrift werden gesteld, waren hoog. Dissertaties op het gebied van de geesteswetenschappen waren dan ook, in elk geval gedurende de laatste 50 à 75 jaar, meestal doorwrochte studies, die de toets der wetenschappelijke kritiek konden doorstaan. Aan de nieuwe doctorandi zullen niet meer zulke hoge eisen gesteld kunnen worden. Het vierjarige programma tot aan het doctoraal-examen biedt nauwelijks ruimte om hun de kennis en de vaardigheden bij te brengen die zij nodig hebben om een proefschrift te schrijven. In de vier of vijf jaar tot het doctoraal moet toch al vaak tijd besteed worden om hun kennis bij te brengen die zij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 237]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vroeger op de middelbare school opdeden. De vraag dringt zich op wat voor soort dissertaties er in de toekomst verdedigd zullen worden. Zullen promotoren misschien in de regel maar genoegen moeten nemen met een soort uitgebreide scripties, proefstukken van beginnende onderzoekers die het vak al doende nog moeten leren? Het probleem werd de afgelopen jaren door verschillende instellingen onderkend. De Adviesraad voor het Hoger Onderwijs (ARHO) schreef in zijn Jaaradvies van 1989 dat een vierjarige predoctorale cursusduur op een aantal vakgebieden te kort is ‘voor een onderzoekstage van voldoende omvang en diepte en voor het tot een niveau brengen van studenten waarop zij met vrucht een opleiding tot onderzoeker kunnen aanvangen’ (p. 11). De Commissie Geesteswetenschappen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen schreef in haar advies De implicaties van het AIO-stelsel voor de geesteswetenschappen (maart 1991): ‘Algemeen bestaat de indruk dat in het huidige stelsel de beginnende AIO (assistent in opleiding) onvoldoende is voorbereid op wat als zijn hoofdtaak mag worden beschouwd: het promotieonderzoek’ (p. 5). Men kan minder zware eisen aan het proefschrift stellen, maar dat biedt volgens de commissie maar ten dele een oplossing: ‘Inderdaad, een proefschrift hoeft geen “levenswerk” te zijn. Maar het moet wel een proeve van onder begeleiding uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek zijn, en aan dergelijk onderzoek dienen, ter bewaking van de kwaliteit, zekere minimale eisen te worden gesteld’.Ga naar eind(1) De opleiding van onderzoekers - waarvan de promotie een onderdeel is - is een voorwaarde voor de voortzetting van het onderzoek. Stokt het onderzoek, dan stokt de traditie. Hoe staat het er nu voor met de opleiding van onderzoekers op het gebied van de geesteswetenschappen? Moet de toekomst met zorg tegemoet worden gezien of zijn er ook redenen voor optimisme? Om dat vast te stellen is het nodig de verschillende maatregelen die vroeger genomen zijn en de daarover gevoerde discussie meer in detail te bezien en daarbij iets verder in het verleden terug te gaan. In het geding zijn niet alleen de aard en het niveau van het proefschrift, maar ook de toekomst van de gepromoveerde AIO, de positie van de senior onderzoeker en de opbouw van de wetenschappelijke staf. Wetenschap is altijd voorbehouden geweest aan een kleine groep, zeker in het wat verdere verleden. In de 17e, 18e en 19e eeuw studeerde aan de Noordnederlandse instellingen van hoger onderwijs gemiddeld 1% van de mannelijke bevolking in de leeftijd tussen 18 en 25 jaar.Ga naar eind(2) De groei van het aantal studenten en wetenschapsbeoefenaars is van betrekkelijk recente datum.Ga naar eind(3) Des te opmerkelijker is dat juist gedurende de laatste decennia meermalen bezorgdheid is geuit over een veronderstelde afnemende animo om een proefschrift te schrijven. Die bezorgdheid leidde in 1953 tot de verschijning van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 238]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
studie over de financiële aspecten van de promotie.Ga naar eind(4) Vijfentwintig jaar later gaf de toenmalige minister van Onderwijs en Wetenschappen, Pais, een sombere beschrijving van de relatieve terugloop van het aantal promoties.Ga naar eind(5) In hoeverre de bezorgdheid terecht is, valt moeilijk vast te stellen, omdat het niet mogelijk is aantallen gepromoveerden aan cohorten van afgestudeerden te relateren.Ga naar eind(6) Zeker is dat het aantal promoties in de jaren tachtig aanmerkelijk is gestegen, onder meer doordat universitaire docenten en hoofddocenten verplicht werden om te promoveren en ook doordat binnen ZWO (later NWO) veel meer middelen voor promoties beschikbaar kwamen.Ga naar eind(7) De grote groei van het aantal studenten was de voornaamste aanleiding tot de herstructurering van het wetenschappelijk onderwijs in twee fasen die in de jaren tachtig haar beslag kreeg.Ga naar eind(8) In de jaren zestig groeide het besef dat het hoger onderwijs door de toevloed van studenten te duur werd. Dat besef leidde in 1967 tot de benoeming van een regeringscommissaris, K. Posthumus, die tot taak kreeg na te gaan hoe de inrichting van het hoger onderwijs aan de veranderende omstandigheden zou kunnen worden aangepast. In een discussienota, bekend gebleven als de ‘Nota Posthumus’ (getiteld De universiteit, doelstellingen, functies, structuren (1968) en in volgende jaren opgevolgd door twee vervolgnota's) bevestigde Posthumus dat door de schaalvergroting van de universiteiten de kosten van het hoger onderwijs uit de hand dreigden te lopen en dat maatregelen onvermijdelijk waren. Een zo'n maatregel was verkorting van de onderwijsprogramma's. Bovendien moesten er verschillende soorten opleidingen komen: een opleiding tot wetenschappelijk onderzoeker en andere opleidingen ter voorbereiding op maatschappelijke betrekkingen. De maatregelen mochten onvermijdelijk zijn, de totstandkoming heeft veel tijd gekost. De verkorting van de universitaire cursus tot vier jaar kreeg uiteindelijk, nadat aan deze kwestie nog menige nota was gewijd, haar beslag in de Wet Herstructurering Wetenschappelijk Onderwijs, die in 1975 werd aangenomen. Deze wet bepaalde bovendien dat doctorandi na het doctoraal examen een onderzoekersopleiding van 1 jaar konden volgen, waarna zij drie à vier jaar werkzaam zouden zijn als assistent-onderzoeker. De praktijk is weerbarstig: verkorting van bestaande onderwijsprogramma's is een pijnlijke opgave en de toepassing van de wet stuitte dan ook op problemen - problemen die voor minister Pais aanleiding waren om de invoering van de wet op te schorten en in 1978 een beleidsnota Hoger Onderwijs voor Velen uit te brengen. Deze nota gaat veel verder dan een regeling van de cursusduur: voorgesteld wordt een nieuwe structuur van het hoger onderwijs, bestaande uit twee fasen. De eerste fase leidt op tot het doctoraal-examen en heeft in feite het karakter van een vooropleiding. Op de eerste fase volgen tweede-faseopleidingen, waarvan de onderzoekersopleiding er een is. De voorstellen kregen hun beslag in de Wet Twee-Fasenstructuur, die in 1981 werd aan- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 239]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
genomen. Ook deze wet voorziet in een eenjarige onderzoekersopleiding en in een assistent-onderzoekerschap van drie of hoogstens vier jaar. Zo was in 1981 de opleiding tot onderzoeker voor de tweede maal bij wet geregeld en opnieuw liet de uitvoering op zich wachten. Een reeks van factoren, waaronder noodzakelijk geachte bezuinigingen op het wetenschappelijk onderwijs, het carrièreperspectief van academici en de vrees voor een vergrijzing van de universitaire wetenschappelijke staf bracht minister Deetman ertoe de onderzoekersopleiding een andere vorm te geven. In 1983 deed hij in zijn zogenoemde concept Beleidsnota BeiaardGa naar eind(9) het voorstel om de eenjarige onderzoekersopleiding en het assistent-onderzoekerschap te laten vervallen en in plaats daarvan afgestudeerden van het wetenschappelijk onderwijs of het hoger beroepsonderwijs de mogelijkheid te bieden voor vier jaar te worden aangesteld als assistent in opleiding. Het voorstel werd, nader uitgewerkt in de definitieve Beleidsnota Beiaard, in april 1984 aan de Tweede Kamer voorgelegd en in 1985 door een aanpassing van de Wet Twee-Fasenstructuur geregeld. De assistent in opleiding - inmiddels meestal aangeduid als AIOGa naar eind(10) - zou worden aangesteld: hij is geen student, maar wordt als werknemer in dienst genomen ‘teneinde zich door het verrichten van wetenschappelijk onderzoek alsmede door het ontvangen van onderwijs verder te bekwamen tot wetenschappelijk onderzoeker of technologisch ontwerper’.Ga naar eind(11) In 1986 worden de eerste AIO's in dienst genomen. De vervaardiging van het proefschrift is dus een gesalarieerde baan geworden. Want al geeft en ontvangt de AIO onderwijs, zijn hoofdtaak is de voorbereiding op de promotie. Het promotieonderzoek is in principe het eerste traject van een carrière: na zijn promotie kan de AIO, als hij door wil gaan in de wetenschap, solliciteren naar een drie- of vijfjarige aanstelling bij een universiteit als postdoctoraal onderzoeker, kortweg postdoc genoemd. De postdoc kan op zijn beurt reflecteren op een vaste aanstelling als universitair docent, universitair hoofddocent of hoogleraar. Lang niet alle AIO's is zo'n carrière beschoren, daarvoor is de formatie aan vaste wetenschappelijke staf te gering, maar in opzet is het AIO-schap onderdeel van een loopbaan. De AIO werkt ook minder geïsoleerd dan de individuele promovendus. De verhouding tussen de promovendus van vroeger en zijn promotor wordt wel vergeleken met die tussen gezel en meester. De promovendus werkte in betrekkelijke eenzaamheid aan zijn dissertatie en leerde al doende het vak van onderzoeker. De AIO is in dienst van een instantie - meestal de universiteit - en kwijt zich van een aantal vastgelegde taken: hij geeft onderwijs, volgt cursussen die zijn ontwikkeld door zogenoemde AIO-netwerken (speciaal voor de opleiding van AIO's op bepaalde vakgebieden gevormde landelijke universitaire samenwerkingsverbanden) en levert, als alles goed gaat binnen vier jaar, een wetenschappelijke studie af.Ga naar eind(12) Die studie is niet zelden onderdeel van een onderzoek- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 240]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
programma dat aan een universiteit wordt uitgevoerd. De minister heeft dat zo gewild, zoals blijkt uit de Beleidsnota Beiaard, waar hij zijn voorkeur uitspreekt voor een ‘actieve deelname aan de uitvoering van onderzoekprogramma's’.Ga naar eind(13) Dat neemt niet weg dat de AIO nog veel te leren heeft. Hij mag werknemer zijn, zijn werkzaamheden gebeuren in het kader van een opleiding. Welke consequenties heeft dit alles nu voor de opleiding van onderzoekers op het gebied van de geesteswetenschappen? Over tien jaar zal het makkelijker zijn die vraag te beantwoorden dan nu. Het stelsel is nog jong en er zijn nog maar weinig AIO's gepromoveerd. Bovendien zullen bepaalde factoren die in de begintijd nog geen rol speelden, zoals de minder degelijke ondergrond van de promovendi met een doctoraalopleiding ‘nieuwe stijl’ - na invoering van de Twee-Fasenwet -, pas de komende tijd hun invloed doen gelden. Er kunnen dan ook alleen een paar voorlopige conclusies getrokken worden. De hoeveelheid promoties geeft geen reden tot zorg, zeker als ervan wordt uitgegaan dat de AIO's die nu nog aan hun proefschrift werken inderdaad zullen promoveren. Gezien de aantallen AIO's kan men waarschijnlijk zeggen dat zich op het gebied van de geesteswetenschappen nog nooit zoveel mensen op de promotie hebben voorbereid als in de afgelopen vijf jaar.Ga naar eind(14) Daarnaast zijn er nog altijd mensen die los van het AIO-stelsel aan een proefschrift werken. Op gebieden als geschiedenis of letterkunde, waar het onderwerp van onderzoek sterk wordt bepaald door de persoonlijke belangstelling, zijn er nog steeds veel van dergelijke zogenoemde ‘buiten-promovendi’, binnen de taalkunde, waar het onderzoek grotendeels in programma's is ondergebracht, nauwelijks. Tenslotte heeft men, zoals gezegd, de afgelopen jaren getuige kunnen zijn van veel promoties van universitaire docenten die toen ze werden aangesteld nog geen doctorstitel hadden. Al verschilt het niveau van de recentelijk verschenen proefschriften niet aanmerkelijk van dat van de dissertaties van vroeger jaren, te verwachten valt dat het promotie-onderzoek van AIO's op veel alfa-gebieden in de toekomst minder breedte en diepgang zal hebben dan we de laatste tientallen jaren gewend waren. Dat de verdedigde en nu nog voorbereide dissertaties geen niveau-verschil te zien geven komt doordat bijna alle AIO's die tot voor kort werden aangesteld, nog de zesjarige doctoraal-opleiding achter de rug hadden en de kennis en de vaardigheden bezaten die nodig zijn om een proefschrift voor te bereiden. Degenen die nu naar een AIO-plaats solliciteren zijn doctorandi ‘nieuwe stijl’, dat wil zeggen dat ze een vierjarige doctoraal-opleiding hebben gevolgd na de invoering van de Twee-Fasenwet. Het vierjarige programma biedt - het is boven al gezegd - nauwelijks ruimte om studenten op te leiden tot onderzoekers in spe. Steeds duidelijker blijkt dat de doctorandus | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘nieuwe stijl’ allerlei vaardigheden mist die zijn voorganger ‘oude stijl’ vanzelfsprekend had. Een AIO met een doctoraal examen ‘nieuwe stijl’ in de klassieke talen leest bijvoorbeeld nog zo moeizaam Latijn of Grieks, dat hij niet in staat is voor zijn promotie-onderzoek lange teksten door te nemen: hij zal zich dus wat onderwerp betreft moeten beperken. De schrijfvaardigheid van een doctorandus ‘nieuwe stijl’ laat vaak te wensen over. En het belangrijkste: het ligt voor de hand dat iemand met een vierjarige opleiding niet de kennis en eruditie heeft die studenten tijdens de zesjarige opleiding werden bijgebracht. Sommige vaardigheden kunnen door de AIO in het kader van de AIO-opleiding worden bijgeleerd, het gebrek aan kennis en eruditie valt niet op die manier op te heffen. Binnen de taalkunde, waar het onderzoek net als bij veel bèta-vakken sterk is gespecialiseerd, speelt dat gebrek aan algemene kennis misschien niet zo'n rol als binnen de ‘echte’ alfa-vakken (letterkunde, geschiedwetenschap, filosofie en theologie), waar een zekere algemene kennis onmisbaar blijft om verschijnselen in detail te kunnen begrijpen en te bestuderen. Reikwijdte en diepgang van de proefschriften zullen dus minder worden - meer vergelijkbaar met die van de negentiende-eeuwse dissertaties. Misschien is dat niet zo erg: de wetenschap zal er niet onder lijden zolang een aantal begaafde onderzoekers na de promotie maar in de gelegenheid blijft om zich aan onderzoek te wijden. Het rendement van het AIO-stelsel is voor wat betreft de geesteswetenschappen voorlopig nog mager. Van de eerste lichting AIO's uit 1987 was in 1991 nog geen vijfde deel gepromoveerd,Ga naar eind(15) maar naar verwachting zal binnen enige tijd toch veel meer dan de helft de doctorstitel behalen. De gestelde termijn van vier jaar blijkt voor de meeste AIO's te krap. AIO-plaatsen zijn vaak slechts beschikbaar in het kader van een onderzoekprogramma. Het promotieonderzoek van AIO's maakt daarom, in overeenstemming met wat de minister in de Beleidsnota Beiaard schreef, steeds vaker deel uit van een min of meer samenhangend geheel van onderzoekingen, bijvoorbeeld een programma bekostigd volgens de zogenoemde voorwaardelijke financiering (een circa tien jaar geleden opgezet systeem voor de financiering van universitair onderzoek), of een programma van een onderzoekinstituut of van NWO. Dat heeft voor- en nadelen. Een beknopte studie wint aan waarde als zij deel uitmaakt van een serie onderzoekingen. Het is bovendien voor onderzoekers stimulerend om regelmatig over hun onderzoek met elkaar contact te hebben en ervaringen uit te wisselen. Maar wie zich gedreven voelt zich te verdiepen in een onderwerp dat met de beste wil van de wereld niet in een programma kan worden ondergebracht, maakt weinig kans als AIO of OIO te worden aangesteld en kan beter op de oude manier een promotor zoeken en in zijn vrije tijd zijn proefschrift voorbereiden. Het is misschien niet toevallig dat juist binnen de typische alfa-vakken, waar het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
onderzoek sterk van de persoonlijke belangstelling afhankelijk is, er nog steeds veel van zulke ‘buitenpromovendi’ zijn. Onderzoekprogramma's houden ook een beperking in: de concentratie op bepaalde thema's kan verwaarlozing van onderzoekgebieden in de hand werken. Veel senior onderzoekers - hoogleraren en universitaire (hoofd)docenten - ervaren de aanwezigheid van AIO's en postdoctorale onderzoekers als stimulerend: zij brengen meer leven in de brouwerij. De vaste staf blijft voor het overgrote deel zitten waar hij zit en zonder de wisselende contingenten van AIO's en postdoctorale onderzoekers zou het binnen de vakgroepen en de onderzoekinstituten misschien wel een beetje een saaie boel worden. Alleen: de aanstelling van de AIO's is ten koste van de vaste staf gegaan, want AIO's worden betaald uit een deel van de gelden die vroeger werden gereserveerd voor de vaste wetenschappelijke formatie. De ingekrompen staf moet meer onderwijs verzorgen (onder andere doordat er meer studenten zijn) en het is dan ook geen wonder dat veel senior onderzoekers te weinig aan hun eigen onderzoek toekomen. Het moet niet zo zijn dat - zoals de klacht van sommigen luidt - het meeste onderzoek gedaan wordt door jonge, onervaren onderzoekers, die voor het overgrote deel na vier jaar op straat staan, terwijl de ervaren onderzoekers nauwelijks meer aan onderzoek toekomen. Niet voor niets pleitte de Commissie Geesteswetenschappen in haar advies voor maatregelen waardoor de senior onderzoeker weer meer gelegenheid zou krijgen om onderzoek te doen. Een zo'n maatregel is om de AIO niet als werknemer aan te stellen, maar hem student te laten zijn en hem een promotiebeurs te geven. Nu het proefschrift weer meer het karakter krijgt van een proeve van bekwaamheid, zou een dergelijke regeling meer in overeenstemming met de werkelijkheid zijn. Het geld dat door deze maatregel zou worden overgehouden (geen premies meer, geen wachtgelden die voor werkloos geworden AIO's moeten worden betaald) zou dan gebruikt kunnen worden om de onderzoekcapaciteit van de vaste staf op het vroegere niveau terug te brengen. (Werkloze ex-AIO's zullen dan wel een beroep op de bijstand doen en het is de vraag hoe de minister van Sociale Zaken daarop zal reageren.) De toekomst van de AIO op het gebied van de geesteswetenschappen ziet er niet rooskleurig uit. Een wetenschappelijke carrière is voor de meesten niet weggelegd. Sommigen zullen na hun promotie een paar jaar aan een universiteit kunnen werken als postdoctorale onderzoeker van de KNAW of NWO, maar daarna zullen ook zij heel vaak naar een baan buiten de wetenschap moeten omzien, omdat de armlastige universiteit hun verder geen emplooi kan bieden. De vraag dringt zich dan ook op of het AIO-stelsel wel heeft gebracht wat men ervan verwacht had. ‘...jonge afgestudeerden krijgen hierdoor (het AIO-stelsel) betere kansen op werk’, schreef de minister in zijn Concept-Beleidsnota Beiaard.Ga naar eind(16) Het AIO-stelsel biedt talentvolle studenten de moge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijkheid zich enige tijd aan de wetenschap te wijden, maar als zij zich hebben ontwikkeld tot ervaren onderzoekers, komen zij meestal op straat te staan en moeten ze zien buiten de wetenschap aan de slag te komen. Dat valt meestal niet mee. Natuurlijk, ook gepromoveerden in de geesteswetenschappen beschikken over capaciteiten die hun geschikt maken om allerlei functies buiten de wetenschap te vervullen, maar dat betekent nog niet dat die functies hun vanzelfsprekend toevallen. Wie kiest voor het AIO-schap kiest voor onzekerheid. Jongere mensen vinden in de regel makkelijker werk dan oudere. De banen voor pas afgestudeerden in de letteren zijn al dun gezaaid, een 25-jarige ex-AIO of een dertigjarige ex-postdoc zal nog veel moeilijker werk vinden. Samengevat, tot welke resultaten heeft het stelsel van het twee fasen-onderwijs, waarvan het AIO-stelsel deel uitmaakt, voor de geesteswetenschappen geleid? De mogelijkheden om te promoveren zijn verruimd, met het gevolg dat een groter aantal mensen zich op een proefschrift voorbereidt. Proefschriften zullen in de toekomst waarschijnlijk in de regel minder reikwijdte en diepgang hebben. Dissertatie-onderzoek is steeds vaker onderdeel van een groter geheel van onderzoekingen: dat heeft voor- maar ook nadelen. Er vormt zich een groeiende groep werkloze ex-onderzoekers. De letteren varen, dankzij of ondanks deze ontwikkelingen, niet slecht: de traditie wordt dus voortgezet. Maar het zal maar weinigen gegeven zijn zich blijvend aan de letteren te wijden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gebruikte afkortingen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1 - Aantallen dissertaties 1980-1991
Overgenomen uit Ontwerp Hoop 1994, Feiten en Cijfers (concept). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2 - De aangestelde AIO's naar faculteit 1987-1991
Uit: j.f.m. de jonge, p. van santen, De AIO-registratie: overzicht van gegevens per 1 juli 1991, Research voor Beleid BV, Leiden 1992. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 3 - Het rendement van de eerste lichting promotie AIO's naar faculteit
Uit: j.f.m. de jonge, p. van santen, De AIO-registratie: overzicht van gegevens per 1 juli 1991, Research voor Beleid BV, Leiden, 1992. |
|