wereldproblematiek. Terreinkennis van het Kongolese binnenland met zijn stammen en hun zeden, zoals de kolonialen die hadden, heeft de studax Van Bilsen nooit gehad, maar hij heeft op een cruciaal ogenblik van de Kongolese geschiedenis in het centrum van de politieke ontwikkelingen gestaan. Daarvoor al behoorde hij tot de kleine kring van progressieve Belgische intellectuelen die de drang van de Afrikaanse nationalisten naar ontvoogding en onafhankelijkheid hadden begrepen, en dat streven ook inspireerden en begeleidden. Zijn belangstelling had in 1955 geresulteerd in de publikatie van een geruchtmakend ‘Dertigjarenplan voor de politieke ontvoogding van Belgisch Afrika’; dat was hem in koloniale en regeringskringen niet in dank afgenomen maar had de Kongolese nationalisten in hoge mate aangemoedigd.
De nu 81-jarige Van Bilsen, die voor de oorlog ook lid was van de Verdinaso-kern rondom Joris van Severen en op een boeiend leven terugblikt, heeft zijn herinneringen vastgelegd in een omvangrijk manuscript waarvan het Davidsfonds nu het gedeelte over Kongo en de derde wereld heeft uitgegeven: KONGO 1945-1965. Het einde van een kolonie. Men wachtte erop. De verwachting wordt niet teleurgesteld.
Van Bilsen is een aristocratisch man, bescheiden en met pudeur. Dat blijkt ook uit dit boek. Hij beschrijft zorgvuldig wat hij heeft gezien en gehoord, de ontmoetingen, de spanningen, de intriges, zonder zichzelf als medehoofdrolspeler voor te stellen. Hij vertelt, soms grimmig maar steeds afstandelijk, over de tegenwerking die hij van sommige Belgische ministers ondervond. Is hij té beleefd, té behoedzaam gebleven? Aan een echte kritiek op het (toch wel zeer betwistbare) Kongo-beleid van de regering, voorgezeten door Gaston Eyskens, komt hij niet toe. Hij verhaalt hoe de omgeving van Kasa Vubu hem met groeiende argwaan behandelde, maar blijft ook hier gereserveerd. Soms wekt hij zelfs de indruk toch niet zo rechtstreeks betrokken te zijn geweest bij de besluitvorming in het Kongolese kabinet. Ik had althans graag wat meer vernomen over zijn persoonlijke invloed. Of was die, na de soevereiniteitsoverdracht van 30 juni 1960, al snel vervluchtigd? De vraag doet natuurlijk geen afbreuk aan de waarde van de inzet van Jef van Bilsen.
Wat hij meedeelt over de contacten in België (o.m. in de groep-Marzorati) ter voorbereiding van de Kongolese onafhankelijkheid, over zijn besprekingen in de Verenigde Staten, ook in het kader van de Verenigde Naties, zal de historici behulpzaam zijn.
De korte maar zeer gebalde epiloog vat voortreffelijk samen wat Van Bilsen denkt over de dekolonisatie en over de verdere ontwikkelingen in de derde wereld. Als zovele andere kolonisatoren, stelt hij, probeerde ook België de gewezen kolonie door nieuwe politieke en economische banden blijvend en zo nauw mogelijk aan het ‘moederland’ te binden. Daarbij werden de koloniale grenzen als onaantastbaar beschouwd. Toen Kongo onafhankelijk werd, beschikte het slechts over een 20-tal zwarte universitair gediplomeerden: het emancipatieproces was schromelijk slecht voorbereid. Ook was niemand van de Kongolezen voorbereid op het zelfbestuur. Later, in de soevereine Kongo, gingen de nieuwe leiders het land exploiteren, zoals de gewezen koloniale staten en maatschappijen dat hadden gedaan. Zij waren corrupt en parasiteerden op hun machtspositie. Van Bilsen erkent daarbij dat de nieuwe leiders voor een haast onmogelijke taak stonden.
Uiteindelijk, zo besluit Van Bilsen, zullen de volkeren van Afrika zichzelf moeten redden via instellingen die berusten op bekwaam en toegewijd gezag en op een waakzame volkscontrole. Zij zullen echter niet uit de ellende komen zonder de steun van de internationale gemeenschap die de oude leuze van Nehru - ‘Trade not aid’ - correct zal moeten leren lezen; dat komt neer op een nieuwe internationale economische orde die in de eerste plaats berust op rechtvaardige handelsverhoudingen.
Van Bilsen rekent hiervoor ook op de hulp van de Verenigde Naties, maar dan een VN die een grondig ‘aggiornamento’ heeft ondergaan.
Deze memoires zijn niet geschreven vanuit de behoefte om aan zelfverheerlijking te doen. Zij bieden op een heldere manier interessante en nuttige informatie. Waarom ook de andere delen van het manuscript niet publiceren?
Manu Ruys
jef van bilsen, Kongo 1945-1965. Het einde van een kolonie, Davidsfonds, Leuven, 1993, 283 p.