Georg Hermanowski (1918-1993).
was katholiek. Ze moest onderscheiden blijven van, en zelfs beschermd worden tegen de letterkunde uit het ‘linkse’ Nederland. Nu heeft een vertaler het absolute, onaantastbare recht te vertalen wat hij wil, vooral als hij zijn vertalingen ook nog zelf plaatst. Laat daarover geen twijfel bestaan. Het wordt echter moeilijk als hij zich ook opwerpt als boegbeeld van de literatuurgeschiedenis en daarbij scheve voorstellingen niet schuwt. Hermanowski stelde in een opstel van 1966 b.v. dat het Vlaams evenzeer verschilde van het Nederlands als het Afrikaans en dat de taalgrens tussen Nederlands en Vlaams bij de Moerdijk lag. Dat kwam hem op een terechtwijzing te staan van een groep gezaghebbende neerlandici, onder meer in dit blad. (‘Niederländisch. Eine Klarstellung’,
Ons Erfdeel, 1966, X, 2, p. 3).
Wie de polemist Hermanowski wil leren kennen, kan zijn Die Stimme des schwarzen Löwen lezen (1961), of Die moderne flämische Literatur (1963), of Twintig jaar voor Vlaanderen. Hoe complex Hermanowski in elkaar zat, moge blijken uit een passage uit dit laatste boek, ook uit 1966, waarin hij zijn eigen zojuist vermelde stelling afvalt: ‘Wel heb ik wat de taal in Noord en Zuid betreft, steeds (mijn cursivering) het enige wetenschappelijk verdedigbare standpunt ingenomen: het ene door Noord en Zuid gemeenschappelijk tot stand komende Nederlands.’
In 1962 kreeg Georg Hermanowski de Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor de vertaling van Vlaams literair werk, maar de sfeer raakte daarna meer en meer verziekt, ook al omdat Vlaamse tegenstanders van zijn opvattingen hem harder gingen aanpakken. Vooral exkatholieken roerden zich. Het onvermijdelijke gebeurde: na twintig jaar bijna fanatieke arbeid keerde Georg Hermanowski de Vlaamse letterkunde resoluut en verbitterd de rug toe. Hij is nooit op zijn beslissing teruggekomen.
De laatste twintig jaar van zijn leven heeft hij zich ingezet, altijd opnieuw vanuit zijn katholieke levensvisie, voor Oostpruisen in de diaspora en voor de Stiftung Mitteldeutscher Kulturrat, een vereniging in Bonn die zich bezighoudt met de culturele banden met de (voormalige) D.D.R. Hij ruste nu in vrede.
In het kielwater van de Frankfurter Buchmesse 1993 zijn een aantal boeken verschenen die de bedoeling hadden de Nederlandstalige literatuur of een deel ervan aan een internationaal lezerspubliek voor te stellen. (Hoe totaal anders dan ten tijde van Georg Hermanowski!) Ze worden hier even onder de loep genomen.
Zoals de titel aanduidt, heeft het eerste boek een niet van ambitie gespeende bedoeling: Die niederländische und die flämische Literatur der Gegenwart (Carl Hanser Verlag, München/Wien - ISBN 3-446-17554-7). De samenstellers - Frank Ligtvoet en Marcel van Nieuwenborgh - weten dat zoiets een aartsmoeilijke opdracht is en dekken zich in door te wijzen op de onbekendheid en de rijkdom van de voor te stellen literatuur en op bezwarende omstandigheden: ze moesten namelijk rekening houden met de literaire kritiek in Nederland en Vlaanderen, met de vrouwelijke stemmen (waarom ‘weiblich’ in de inleiding tussen aanhalingstekens staat, is me niet duidelijk) en met de beschikbaarheid van Duitse vertalingen van de Nederlandstalige boeken.
In het eerste deel van het boek worden biobibliografische notities verstrekt over 125 schrijvers, met bovendien een wat uitvoeriger literair portret van 23 van die auteurs. Op welke basis dat gebeurt, moet de lezer maar raden. Was het criterium het beschikbaar zijn in het Duits? Dan hadden André Demedts en Fred Germonprez ook een plaatsje moeten krijgen: ze hebben het op de Duitse boekenmarkt lang niet onaardig gedaan, zijn dus herkenbaar. Relatieve bekendheid in het eigen taalgebied? Waarom dan geen Willy Spillebeen of Lode Zielens, geen Herman Brusselsmans of Brigitte Raskin? Ging het om kwaliteit? Heeft Daniël