Luc Brewaeys, maakte indruk door de contrasterende en spectrale klankkleuren, het stereofonische concerteren en de nagalmeffecten. Fijnzinnige muzikale details gingen evenwel verloren in het geroezemoes van de massa.
De oude muziek kende talrijke uitvoeringen van hoge kwaliteit. Voor de vele concerten had men een beroep gedaan op de beste ensembles uit binnen- en buitenland. Zij boden vooral een prima bloemlezing uit het oeuvre van tientallen ‘Fiamminghi’. Een van de hoogtepunten was de uitvoering van Lassus' Lagrime di San Pietro door het Huelgas Ensemble o.l.v. Paul van Nevel. Die interpretatie was perfect: een juweeltje van gedisciplineerde en tegelijk pakkend expressieve verklanking; eenentwintig klaagzangen die ongemeen homogeen en gaaf, veelkleurig en retorisch werden voorgedragen. Anders, maar niet minder boeiend was de uitvoering door het Orlando Consort van o.a. de Missa Sancto Donatiano van J. Obrecht. Zonder toegeving aan enige sentimentaliteit interpreteerde dit ensemble zuiver muzikaal en legde vooral de nadruk op het lineaire spel van de stemmen. Verrassend waren ook de concerten waarop tegelijk oude én nieuwe partituren werden voorgesteld. Zo wisselde het Hilliard Ensemble de delen uit de Missa Ave Regina van J. Obrecht af met eigentijdse bladzijden van o.a. Th. de Mey, H. Holliger, J. Casken en P. Hellawell. Het werd een interessante confrontatie van twee werelden en stijlen, op een sublieme manier voorgesteld. Een soortgelijk programma presenteerden het Nederlands Blazers Ensemble en het Nederlands Kamerkoor o.l.v. John Alldis. Aan motetten van Th. Tallis koppelden ze neo-classicistische partituren van H. Birtwistle en expressieve bladzijden van A. Goehr. Een nooit gehoorde combinatie van kwaliteitswerken in eersterangsuitvoeringen.
De hedendaagse muziek kreeg een even ruime en afwisselende aanpak. Onder de titel ‘Muziek met gaatjes’ waren in de Stadsfeestzaal een tiental dansorgels tentoongesteld waaronder enkele mastodonten ‘die in hun pronkzucht en overladenheid het altaar van de Antwerpse barokkerken overtroffen’. De meeste werden in Antwerpen gebouwd en speelden avonden en nachten lang in cafés waar de havenarbeiders hun werkloon ophaalden. De Antwerpse metropool met haar handel en industrie trok ook tal van buitenlandse arbeiders aan. Die brachten uit hun land de eigen volks- en kunstmuziek mee. Ook aan dat aspect werd ruim aandacht besteed. De muziek van vijf gemeenschappen - de Spaanse, Indonesische, Joodse, Turkse en Marokkaanse - werd in enkele projecten en concerten van nabij belicht. In dat kader werd een Antwerps Marokkaans orkest samengesteld, dat d.m.v. cursussen en onder professionele leiding een eigen stijl creëert die de Noordafrikaanse origine duidelijk verraadt en toch eigentijdse en andere ingrediënten verwerkt. ‘Marokbar’ - zo heet het orkest - heeft al een CD op zijn naam staan.
Het klassieke repertoire van ‘moderne’ muziek liep vanaf het einde van de vorige eeuw, via het fin-de-siècle en het interbellum, tot en met de actuele produktie. In dat perspectief werd een bonte mengeling aangeboden. Zelfs de Vespers (op. 37) van Sergej Rachmaninov misstonden daarin niet. Die bij ons zo goed als onbekende muziek met haar plechtige, soms ingetogen, soms extatische karakter werd op een ongeëvenaarde wijze ten gehore gebracht door het Praags Kamerkoor.
Al bij al vormde de hedendaagse muziek, zeg maar van na 1950, het leeuwedeel in de programmering. Vooral op dat gebied wilde Antwerpen '93 het traditionele concertleven in de Scheldestad stimuleren. ‘Zelden toont Antwerpen zich in het licht van de meest recente Europese actualiteit. Dat er te weinig plekken zijn waar vernieuwing een broeikas vindt, dreigt te evolueren van een tijdelijk gemis nu tot een echt probleem later’, aldus André Hebbelinck, coördinator-muziek. De namen van O. Messiaen, H. Birtwistle, P. Boulez, A. Schnittke, M. Kagel en vele anderen kwamen herhaaldelijk op de affiches voor. Daarnaast had een aanzienlijk aantal Vlaamse componisten een opdracht gekregen: Th. de Mey, Fr. D'Haene, S. Verstockt, L. van Hove, L. Brewaeys en B. Buckinx. Laatstgenoemde schreef Negen Onvoltooide Symfonieën: aangename muziek, overwegend consonerend, orkestraal gevarieerd, soms ironisch gekleurd, met tal van stijlherinneringen aan vroegere componisten. Onvergetelijke prestaties leverde het ArdittiKwartet, dat vier avonden vulde met enkele meesterwerken en recente uitingen in de kamermuziekliteratuur: naast B. Bartok, G. Kurtag, P. Eötvös en G. Scelsi, ook K. Goeyvaerts, Th. de Mey e.a.
Een aparte vermelding verdient zeker het operafestival. Vier nieuwe opera's werden in