clowns, min of meer in de traditie van de Nederlandse Amerikaan Jango Edwards. Maar ook Flossen ademt nu en dan duidelijk de geest van het cabaret, vooral in de fragmenten waarin het satirische element een kans krijgt. Ondanks het feit dat de voorstelling kramp in de lachspieren wekt, is het misschien toch jammer dat de spelers zich qua vormkeuze en thematiek niet wat meer beperkt hebben. Het veelkleurige palet van clownsacts, mimische grollen en satirische schimpscheuten verhindert de totstandkoming van een samenhangend concept, waardoor de herinnering rest aan een kaleidoscopisch variété vol hapklaar amusement. Waar anderzijds uiteraard weinig op tegen is.
Toneel in een cabareteske sfeer tenslotte, aan die beschrijving lijken de produkties van Toneelgroep Het Volk te beantwoorden. Dit kleine Haarlems beroepsensemble - dat hier een wat uitgebreider bespreking verdient - timmert al een kleine twintig jaar aan de weg, schrijft en produceert de ene prachtige voorstelling na de andere, verwierf in 1992 de Prosceniumprijs, maar blijft gelukkig verre van de artistieke zelfgenoegzaamheid die leidt tot routinematigheid en gemakzucht. Integendeel, de drie mannelijke acteurs stralen in elke voorstelling dezelfde gedrevenheid uit, ook als het gaat om een succesnummer als Heijermans' Brand In de Jonge Jan - vanaf 1980 op het repertoire, en onder meer in het Nederlandse en Vlaamse scholencircuit al enkele honderden keren gespeeld.
Vergeleken met vorige door Het Volk zelf geschreven produkties is de humor in de nieuwe voorstelling Nooit meer dansen wranger, terwijl de idee achter de tekst meer dan vroeger tot nadenken stemt. De centrale figuur in het stuk is een zekere Mijnheer de Ridder, die bij Nirwana, een noodlijdend ‘bureau voor levensbekortende handelingen’, om hulp komt vragen. De yuppie-achtige hulpverleners van Nirwana weten zich geen raad met het artistieke hoogstandje dat deze mislukkeling in verband met zijn zelfdoding op het oog heeft en bieden hun cliënt nu eens het ene, dan weer het andere alternatieve scenario aan. Tot wanhoop gedreven confronteren ze hem tenslotte met de bijna perverse vraag of hij in feite wel heldhaftig genoeg is om de ultieme keus te maken.
De voorstelling neemt niet alleen de dubieuze praktijken van veel particulier welzijnswerk op de korrel, maar ook de bizarre wensen van de hulpvrager. Daar zou op zichzelf al voldoende materiaal in zitten voor een stuk of wat snedige cabaretnummers, maar wat Nooit meer dansen vooral een cabaretesk karakter geeft, zijn de links en rechts in de voorstelling opgenomen understatements: hilarische, soms navrante, momenten die in verband met de verhaallijn op zichzelf gemist hadden kunnen worden, maar die in de marge van de dramatische ontwikkeling hun uitwerking niet missen. Het zijn de grappen die misschien niet hadden gehoeven, maar die te mooi waren om weg te gooien. En ze zijn typisch voor de eigen voorstellingen van Het Volk, bijvoorbeeld ook voor de recentelijk voltooide delen van de ‘trilogie van het mannelijk onvermogen’, waarvan Nooit meer dansen een soort epiloog lijkt te zijn.
Het Volk met ‘Nooit meer dansen’. Op de foto: Wigbolt Kruijver.
Wie Het Volk eenmaal kent en genoten heeft van de absurdistische, maar tegelijk ambachtelijke speelstijl van de acteurs - die op een of andere wijze nog altijd aan de vertrouwde huiselijkheid van de schuifdeuren herinnert - zal steeds nieuwsgierig blijven naar de volgende produkties van het drietal. Nooit meer dansen laat eens te meer zien, dat elke nieuwe voorstelling van Het Volk een zoveelste trucendoos is waaruit onverwachte beelden en cabareteske anekdotes worden getoverd: beelden die in het geheugen blijven en anekdotes die uitnodigen tot eindeloos citeren. De magie van het theater wordt zelden zo onontkoombaar ervaren als bij een voorstelling van Toneelgroep Het Volk.
Jos Nijhof