Martin Ros.
zus Lucile, die binnen de kortste keren voor haar wilde broer een huwelijk arrangeerde met Célestine Buisson de Lavigne. Alle biografen hebben zich afgevraagd of het, zoals bij Louis Couperus, om een ‘mariage blanc’ ging, wat de vele minnaressen in het leven van de beroemde erotomaan zou verklaren.
Bij gelegenheid van de Nederlandse Boekenweek met als thema ‘Het leven geschreven’, vertaalde Martin Ros - sinds 28 jaar de stuwende kracht achter 's werelds wijdst vertakte autobiografische labyrint ‘Privé-Domein’ - Chateaubriands ‘confession délirante’. Hij publiceerde zijn tekst in maart 1993, vergezeld van tien schetsen uit het eigen leven onder de titel: Liefde en ouderdom; het is een van de vijf speciale Arbeiderspers-boeken waarin Nederlandse auteurs hun lezers ‘hors série’ een blik achter de schermen gunnen.
Uit Amour et vieillesse van Chateaubriand, en meer nog uit de direct na zijn dood (1848) gepubliceerde Mémoires d'Outre-Tombe, kan men opmaken waarom beminnen en bemind worden - amare et amari - voor de schrijver de hoogste vormen van menselijk geluk betekenden. Uit het boek van Martin Ros daarentegen valt veeleer af te leiden dat cultuur en geestesleven, inzonderheid zijn passie voor boeken, de aangelegenheden van het hart ver overstijgen, tenminste als de lezer zich mag baseren op de hoeveelheid tekst die Ros aan beide onderwerpen besteedt.
Wij kennen de schrijvende uitgever al lang in zijn rol van ‘bewonderaar’ en onvermoeibare leesenthousiast, maar sinds 1987 weten we ook hoe meeslepend hij over legenden en tragedies in het rijke wielerleven kan schrijven (cf. zijn Heldenlevens). Twee jaar later verraste hij ons met een barok verhaal over de achtergronden van het drama waarbij in januari 1889 de Oostenrijks-Hongaarse kroonprins, aartshertog Rudolf van Habsburg, en zijn zeventienjarige vriendin, barones Mary Vetsera, op mysterieuze wijze het leven verloren, op een jachtslot in het Wienerwald (cf. Bloednacht Mayerling 1889-1945). Met vuurnacht richtte Martin Ros in 1991 een geschreven monument op voor Haïti (een kolonie die zich al vroeg van het zgn. moederland losmaakte), voor zijn negerslaven en de onvergetelijke Toussaint Louverture, die door verraad in Franse handen terechtkwam en, overgebracht naar een kasteel in de Jura, onder ellendige omstandigheden stierf.
Weer twee jaar later volgt dan, met Ros op de cover (van Sieb Posthuma) mijmerend bij het graf van Chateaubriand op de rotsen van Le Grand-Bé vóór Saint-Malo, Liefde en ouderdom. De titel is wat misleidend, omdat wie 55 is niet oud genoemd kan worden én omdat de auteur (pp. 188-189) alleen een aantal geliefde wezens op een rijtje zet, ze hooguit met de voornaam aanduidend: ‘Hilde. En de vrouw uit Nieuw-Lekkerland. En de vrouw met het hondje (...) De vrouw in Den Haag met de katten. Pauline uit het diepe Zuiden (...) De Duitse Therese. Bertha uit Den Bosch. Mevrouw S. uit het luwe Betuwse land, met wie je in elke boomgaard kon neerstrijken en die het allemaal zalig en heerlijk vond al was ze nimmer te penetreren’. Vergeleken bij de namen als klaroenstoten van Chateaubriands dulcinea's - Pauline de Beaumont, Delphine de Custine, Nathalie de Noailles, Cordélia de Castellane, Léontine de Villeneuve, Hortense Allart en Juliette Récamier, zijn ‘tweede vrouw’ - spatten zij als zeepbellen uit elkaar.
In Liefde en ouderdom van Martin Ros zal men dan ook tevergeefs zoeken naar wijze lessen of beschouwingen, vruchten van een lang en turbulent leven, ook onvertogen ontsluiering van tomeloze bedgeheimen treft men er niet aan. Men moet het boek ter hand nemen vanwege de hoofdstukken - van de tien autobiografische opstellen leunen slechts het eerste en het laatste bij Chateaubriand aan - waarin de auteur ons inzicht biedt in de weemoedige burleske van zijn eigen leven: hoe hij, als jongste van twaalf in een gigantisch rooms gezin de Openbare Leesbibliotheek in het katholie-