Een van de duidelijkste stellingen in het boek is, dat wie belang hecht aan de Nederlandse cultuur ook belang moet hechten aan de Nederlandse taal. J. van Marle stelt in zijn artikel dat men het standaard Nederlands niet zomaar mag beschouwen als een vanzelfsprekende grootheid, waarvan het voortbestaan onbetwistbaar vaststaat. Hij vestigt er de aandacht op dat bepaalde tekenen van marginalisering van het Nederlands nu al aanwijsbaar zijn. Als taal van wetenschapsbeoefening bijvoorbeeld heeft het Nederlands al aan belang ingeboet. De Nederlandse en Vlaamse overheid zullen dus dringend tot een beleid moeten komen om de positie van het Nederlands te beschermen. Hij verwijst hierbij naar het Taalunieverdrag, dat op korte termijn nadere invulling zal moeten krijgen.
Uiteraard is ook voor de Nederlandse literatuur taal hét essentiële kenmerk. Er is maar één Nederlandse literatuur, stelt W.P. Geritsen, ‘de literatuur die gemaakt wordt door dichters en prozaschrijvers die in het Nederlands schrijven, ongeacht hun nationaliteit of culturele herkomst’. Natuurlijk zijn er verschillen tussen de literatuur uit Nederland en die uit Vlaanderen, maar juist omdat de twee varianten op een fascinerende wijze van elkaar verschillen, kunnen zij elkaar beschermen ‘tegen de risico's van huisbakkenheid en zelfgenoegzaamheid’.
Sterke beïnvloeding van buitenaf lijkt een ander typisch kenmerk van de Nederlandse cultuur. Dat blijkt o.a. uit de bijdrage van O. Moorman van Kappen over de Nederlandse rechtsgeschiedenis, maar die buitenlandse rechtswetenschappelijke ideeën werden hier verwerkt tot heel eigen rechtsbeginselen en rechtsinstellingen. Ook voor de Nederlandse theologie is, volgens A. van de Beek, openheid een van de voornaamste eigenschappen, maar ook eigenzinnigheid.
Nederlandse schilderkunst is een internationaal begrip, maar E. de Jongh laat in zijn bijdrage zien dat het haast onmogelijk is om de precieze kenmerken daarvan aan te duiden.
Ten slotte pleit P. den Boer voor een grondig historisch onderzoek van het Nederlandse begrippenapparaat, naar Duits voorbeeld. Hij stelt, dat voor een juiste plaatsbepaling van de Nederlandse cultuur in de Europese context een vergelijkende studie van onze woordenschat van wezenlijk belang is.
Uit dit door Den Boer gevraagde onderzoek zal blijken dat onze taal begrippen kent die in geen andere taal vertaald kunnen worden. We kunnen dan ook niet zonder schade het Nederlands laten verdringen door een andere taal. ‘Onze taal mag een barrière zijn’, stellen de inleiders S.C. Dik en G.W. Muller, ‘het is ook een kostbaar en onvervangbaar bezit. Als we ons in cultureel opzicht willen handhaven tegenover onze grote buurlanden, dan is het goed de waarde van onze taal te onderkennen’.
‘1993’ heeft in Nederland en Vlaanderen een hele discussie op gang gebracht over de toekomst van de Nederlandse cultuur. Het niveau van deze discussie is niet altijd even hoog. De zes artikelen in deze bundel zijn echter zeer de moeite waard.
Dirk van Assche
Het hemd is nader dan de rok. Zes voordrachten over het eigene van de Nederlandse cultuur, s.c. dik en g.w. muller (redactie). Van Gorcum, Assen/Maastricht, 1992, 122 p.