‘L'Ascension du Mandarin’, door Dogtroep, Amsterdam.
kosmos gecreëerd waarin de elementaire bestanddelen aarde, water, lucht en vuur het decor vormen, Tinguely-achtige machines de rekwisieten, basale ritmes de muziek, en primitieve, tot geen tekst te verleiden wezens de spelers. De dramatische handeling is gebaseerd op rivaliteit en verzoening, maar onophoudelijk worden deze thema's dienstbaar gemaakt aan de humor. Wanneer na een klein uur de voorstelling geëindigd is, verlaat het publiek dan ook met een zingend hart de houten tribunes, geïmponeerd door het spektakel, maar bovenal gelouterd door de lach.
Met het tempo en de wildheid die de Dogtroep ten toon spreidt konden de theatermakers in het Amsterdamse Bos zich dit jaar niet meten, maar dat zal ongetwijfeld ook niet hun bedoeling zijn geweest. Toch miste Shakespeares Feeks de vaart die in de vorige produkties juist zo nadrukkelijk de kwaliteit van de zomerse Bosvoorstellingen bepaalde, vooral als gevolg van de nu en dan wat misplaatste muzikale intermezzi. Maar daarmee is in feite al te veel lelijks gezegd over een voorstelling die ieders hart veroverde. De rol van Petruchio voor Porgy Franssen - vooral dankzij zijn optredens in films en op de televisie inmiddels een befaamd acteur - vormde natuurlijk een publiekstrekker van de eerste orde, en alleen het slechte weer van de zomermaanden kon verhinderen dat de bezoekersaantallen dit jaar naar een recordhoogte stegen. Naast Porgy Franssen schitterde Bodil de la Parra in de rol van de feeks Katharina: een mooier duo in de beide hoofdrollen had regisseuse Frances Sanders zich niet kunnen wensen. Dat de prestaties van de andere spelers soms wat mager afstaken bij wat Franssen en De la Parra lieten zien, kon men ervaren als een onderdeel van een geraffineerd concept: het - voor de gelegenheid aangepaste - voorspel rond de dronken ketellapper Sly rechtvaardigt immers de opvatting dat hier toneel wordt gemaakt door een groep welwillende dilettanten.
De temmer en de feeks passen mooi in dat concept en weten met verdubbelde ironie de gedachte staande te houden dat er een spel wordt gespeeld, waarbij niet alleen de complete kliek van edellieden in het middeleeuwse Padua, maar ook het hedendaagse publiek als het ware constant een rad voor ogen wordt gedraaid. De toonzetting van de in onze moderne ogen dikwijls als dubieus ervaren slotmonoloog van Katherina - ‘Weg met die rimpels, strijk dat voorhoofd glad’ - mist in dit geheel zijn uitwerking niet en vormt een krachtig uitroepteken achter een voorstelling die het raffinement van auteur, regisseuse en spelers op weergaloze wijze tot zijn recht laat komen.
Het Bewegingstheater BEWTH was in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag neergestreken nu die schouwburg vanwege de zomer voor andere theatrale doelen dan toneelstukken kon worden gebruikt. De voorstelling bestond uit drie delen: een voorspel dat in de hal van de schouwburg werd uitgevoerd, een middendeel dat het publiek aanschouwde vanaf het schellinkje en een slotapotheose die gezien werd vanaf het podium zelf. Alsof we de kern van het theater steeds dichter naderden.