taat komt dan uiteindelijk niet melodischer of als een tonaliserend moment in het geheel van de compositie over.
Het citaat is dus geen extramuzikale verwijzing, geen excuus voor of aanloop tot componeren. Goethals' muziek speelt zich af binnen de klankmaterie, waarin hij de luisteraar uitnodigt. De luisteraar emotioneel betrekken, sympathie kweken door in te spelen op een al te gemakkelijk aansprekende buitenmuzikale context, dat alles is hem vreemd. Toch is zijn muziek door en door persoonlijk en overtuigd, tot in de politieke opstelling van zijn Zuidamerikaanse ziel in de Llanto por Salvador Allende. Intuïtie wordt in expressieve klank gegoten, met vanaf het begin van de compositie een globaal vastgelegde structuur, die echter op elk ogenblik van het schrijven zelf voor verandering vatbaar blijft. Net als bij het stijlcitaat is de basis ook hier de muzikale cultuur uit het verleden. Goethals onderstreept, dat hij het verleden niet wil vergeten, dat hij het vak analyse doceert vanuit zijn enorme bewondering voor de meesters van het verleden. Bewondering voor een sonate of een strijkkwartet van Beethoven, een klankconstellatie van Webern, of een motet van Guillaume de Machaut. De vele lagen in zijn eigen werk sluiten, zij het in ander perspectief, aan bij het polyfone lijnenspel van de late Middeleeuwen en de Renaissance. Goethals' muziek is steeds zeer lineair en bevat een voortdurend gecontroleerde confrontatie met het verticale aspect van het op ieder moment ontstane resultaat van de samenklank van de diverse lagen. Dat blijkt zowel uit vroegere als uit nieuwe werken: uit de elektronische stukken Contrapuntos, Melioribus, Polyfonium I & II en Pluriversum, uit de muziek, die instrumenten en tape combineert: Diálogos, Cellotape, Sinfonia en Gris Mayor, Difonium en Rutuel, uit de instrumentale werken: Tres Paisajes Sonoros, Quatre Pièces pour Orchestre, Musica con cantus firmus triste, Concerto voor basklarinet en orkest en uit het in 1990 gecreëerde
Concierto de la Luz aj las Tinublas voor orgel en instrumentaal ensemble.
Musica con Cantus Firmus Triste en Sinfonia en Gris Mayor verwijzen naar de innerlijke gesteldheid van de componist. Er tekent zich telkens weer een zekere treurigheid af: een melancholische cantus firmus in lange noten ligt aan de basis van Musica con Cantus Firmus Triste, met als contrapunt meer agressieve en daardoor heel eigen Goethals-momenten. Die oppositie van melancholie en agressie ziet Goethals niet graag als typische weerspiegeling van zijn visie op de wereld rondom hem. Hij houdt zich op de vlakte, zonder tegen te spreken dat het wel iets met zijn persoonlijkheid te maken heeft. Goethals is niet de persoon om zich neer te leggen bij bepaalde situaties. In gesprekken en discussies hamert hij steeds weer op de verloedering van het muzikale leven in Vlaanderen, op de al te traditionele publieksgerichte instelling van festival- en concertorganisatoren, op het blijvende tekort aan uitvoeringen van hedendaagse muziek en zeker van kwalitatief goede uitvoeringen van de betere nieuwe muziek. Hij geeft toe, dat de toestand wel iets beter is dan in de jaren vijftig en zestig. Het publiek kende geen nieuwe muziek en de organisatoren van concerten lieten die muziek onbekend. Op het conservatorium werd de instrumentale discipline gewaardeerd, terwijl het componeren zelfs niet als creatief beschouwd werd. Nu is het wel wat gemakkelijker: men hoeft niet meer te wachten tot men dertig jaar oud is om met een compositie uit de hoek te mogen komen. Inderdaad, in de CeBeDeM-uitgave Music in Belgium uit 1964, krijgen dertigers als Goethals en André Laporte nog helemaal geen plaats. Van de blijvend beperkte belangstelling van het publiek voor nieuwe muziek heeft Goethals geen last - als de muziek tenminste maar uitgevoerd wordt. Hij aanvaardt, dat er nu eenmaal ‘moeilijkere’ muziek bestaat, waartoe hij ook de kamermuziek van Mozart en Beethoven wil rekenen.
Toegevingen van zijn kant moet men dus zeker niet verwachten, de belangstelling van Goethals ligt even goed buiten de muziek op het ‘moeilijker’ terrein van de literatuur, psychologie en filosofie. Vooral de Latijnsamerikaanse auteurs boeien hem: Marquez, Borges, Sabatto. Hij onderhoudt contacten met Spaanse dichters, van wie hij wel eens teksten gebruikt voor zijn vocale muziek, zoals Rodriguez in Cascaras en Güiraldes in Pampa. Een heel persoon-