Publikaties
Uit een stroom van boeken over taal
Vroeger werd wel beweerd, dat Nederlanders weinig belangstelling voor hun taal hebben. Ik weet niet of dat zo was. Maar tegenwoordig lijkt het me in ieder geval onwaar. Als de gemiddelde boekwinkel de belangstelling van het publiek weerspiegelt, dan is bijna iedere Nederlandse boekwinkel het bewijs voor mijn stelling dat Nederlanders heel veel belangstelling hebben voor hun taal. Al jaren zien we een stroom van boeken en boekjes over taal verschijnen, die voorlopig alleen maar toeneemt. Blijkbaar worden ze gekocht en is er vraag naar, want was dat niet zo, het zou gauw afgelopen zijn met al die steeds maar nieuwe boeken over taal.
Het is, geloof ik, begonnen met de woordenboeken. Eentalige Nederlandse woordenboeken, zowel de grotere als allerlei handwoordenboeken en pockets, gaan in Nederland als warme broodjes. De dikke Van Dale is in menige stationskiosk te koop en voor het eerst is ook het woordenboek van Verschueren in Nederland algemeen verkrijgbaar. De herdruk van het grote Woordenboek der Nederlandsche Taal vond grif voldoende intekenaars. Boeken over correct taalgebruik, taalgidsen, werkjes over stijl, spelling en interpunctie verdringen elkaar in iedere boekwinkel. De ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst) is een verkoopsucces geworden.
Het meest verrassend is echter de onafzienbare massa taalboeken en-boekjes over wetenswaardigheden, spelletjes, jargon, dialect, etymologie, namen, enz., waar ondanks de moordende concurrentie tussen uitgevers toch blijkbaar aardig aan te verdienen is. Een greep uit wat er de laatste jaren verschenen is: twee eponiemen-woordenboeken, een klein woordenboek van de Golfcrisis, een katholiek woordenboek, een woordenboek der natuur, een erotisch woordenboek, een homo-erotisch woordenboek en dan prompt ook een lesbisch woordenboek, een boekje over de taal van de popmuzikant, over dialecten, over politietaal, over het taalgebruik van computermensen, over titulatuur, over taboe in taal, over Engelse leen woorden, Latijnse ontleningen, spreekwoorden, vertalen, plaatsnamen, taalspelletjes, scheldwoorden, modieus taalgebruik... Het bekende Turbotaal van Jan Kuitenbrouwer (1987) was maar één uit vele, en bepaald niet het allerbeste.
De kwaliteit van deze boeken is erg ongelijk. Sommige zijn maar al te duidelijk met veel haast en weinig kennis van zaken in elkaar geflanst; andere daarentegen (zoals Jongerentaal van C. Hoppenbrouwers (1991) en Peptalk van Liesbeth Koenen en Rik Smits (2e druk 1992) zijn gebaseerd op eigen onderzoek en een gedegen kennis van het onderwerp, en zouden het verdienen niet ten onder te gaan in de stroom van populaire werkjes.
De beoogde lezer, oftewel de ‘doelgroep’, is over het algemeen de taalkundige leek, de geïnteresseerde krantelezer. Maar er zijn leken en leken. Veel van deze boekjes lijken louter geschreven om oppervlakkig en kortstondig leesvoer te verschaffen, verstrooiing voor wie dat op prijs stelt. Andere daarentegen veronderstellen een meer dan gemiddelde belangstelling voor taal. Kortom, er is voor elk wat wils. De hier te bespreken vier boeken, hoe verschillend ook, zijn samen representatief voor het bedoelde genre.
Het eerste is Gronings verkouden en andere vermakelijke taalverschijnselen, van Pieter uit den Boogaert, een taalkundige die geen onzin verkoopt maar helaas grappig wil zijn. Tussen alle vermakelijkheden door geeft de auteur ook steeds college over taalkunde, en dat is eigenlijk nog vervelender. Ook schrijft hij slecht. Het resultaat is een wijdlopig, gewild-grappig betoog in slecht Nederlands over taalfouten als ‘Gronings verkouden’, over vertaalprobleempjes, Opperlandse taalkunde, mooie en lelijke woorden en nog veel meer wat ook niet samenhangt. Plus een literatuurlijst die nergens op slaat.
De Prisma van de eufemismen. De knaldempers van de taal door Riemer Reinsma heeft een duidelijk thema: verdoezelend taalgebruik. Het is geen studie van het verschijnsel ‘eufemisme’ want het boekje graaft niet diep. Wel geeft het overzichtelijk geordend