Nederlandse taal- en cultuurpolitiek
Het buitenland en wij
Het bulletin 1991 van het Belgisch Historisch Instituut te Rome (aflevering LXI) is geheel gewijd aan het dubbele thema ‘Het beeld van Nederland en Vlaanderen in de Italiaanse literatuur’ en ‘Het beeld van Italië in de literatuur van Nederland en Vlaanderen’. (ISSN 0073-8530, te bestellen bij Brepols in Turnhout). De bijdragen zijn lezingen die gehouden werden tijdens een seminar in Bologna van 4 tot 9 juni 1990. Als er één ding blijkt uit deze heterogene verzameling teksten, dan is het wel dat de Italianen nauwelijks een besef kunnen hebben - laat staan een beeld - van zoiets als een literatuur in het Nederlands. En dat fenomeen bestaat langer dan vandaag.
Alleen al de lijst van de bijdragen maakt dat duidelijk, tenzij de organisatoren slecht hebben gezocht aan de Italiaanse kant. Ik geef de onderwerpen allemaal in het Nederlands:
- Zuidnederlandse reizigers en hun kijk op Italië en de Italianen (Ludo Milis - het gaat om reizen van 1200 tot 1800); |
- Hollandse reizigers in Italië (1500 tot 1700) (door Martin Gosman, die het terloops over Willem van Ruysbroeck heeft, waar duidelijk Willem van Rubroek is bedoeld); |
- De Italiëreis (1821-1822) van de Bruggeling André Jacopssen (door Sabine Verhulst); |
- De reis van Marcello Sacchetti naar de Verenigde Provincies, in 1622 (door Catherine M. Brölmann); |
- Notities over het Italiëbeeld in de Nederlandse literatuur van de 20ste eeuw (door Marcel Janssens); |
- Het Italiëbeeld in het Vlaams verhalend proza van de 20ste eeuw (door Ward Detiège); |
- Het Italiëbeeld in het Vlaamse essay van de 20ste eeuw (door Kurt Feyaerts); |
- Holland en Vlaanderen in het werk van Marino Moretti (door Nicolette Bouman). |
Van de acht bijdragen gaan er dus twee over de kijk van Italianen op de Lage Landen, en die twee zijn geen overzichtsartikelen maar handelen over individuele gevallen. Cees Nooteboom zei het al: ‘De verhouding tussen de Italiaanse en de Nederlandse literatuur is te vergelijken met die tussen de Japanse en Europese industrie: het is eenrichtingsverkeer’. (Boekblad 34, 21 augustus 1992). In hetzelfde artikel in Boekblad wordt gewag gemaakt van plannen van Iperborea, een kleine Milanese uitgeverij, om er over een langere termijn iets aan te doen. Of daardoor ook het verhoopte ‘sneeuwbaleffect op de grote uitgeverijen’ ontstaat, zullen we maar afwachten.
The Netherlandic Press, de Canadese uitgeverij met de tulp in haar blazoen, blijft aardige boekjes op de markt brengen. Ditmaal is het Pirates and Engineers van David F. Marley, waarin een aantal Hollandse en Vlaamse avonturiers in Nieuw Spanje (Mexico, 1607-1697) ten tonele worden gevoerd (ISBN 0-919417-28-0. Adres: Netherlandic Press, P.O. Box 396, Station A, Windsor, N9A 6L7, Canada).
Wie ietwat vertrouwd is met de zeventiende eeuw op het Vlaamse platteland kan nauwelijks geloven dat in onze contreien ook mensen van dat slag werden geboren. Er was duidelijk een groot verschil tussen de door oorlog en brandschatting geplaagde, duldende landrotten en de ondernemende zeelui. In dit werk gaat het daarbij niet over Piet Heyn of Michiel de Ruyter: Marley beschrijft op een vlotte, niet van humor gespeende manier de soms weinig verheffende lotgevallen van enkele figuren van de tweede en derde garnituur, al was de Hagenaar Adriaan Boot dan verantwoordelijk voor een enorm project als de (mislukte) drooglegging van Mexico Stad. Het zijn korte schetsen, waarin kornuiten als Reyning, De Lecat, Beers en andere Vlissingse of Antwerpse lieverdjes onverwacht uit het niets opdoemen en even onverwacht weer uit de geschiedenis verdwijnen.
De goed gekozen illustratie, een omstandige bronvermelding en een klapper op de eigennamen geven dit verrassende boekje ook nog de vereiste historische allure.
Jan Deloof