spatten er van af. Alleen blijft de toepassing van electronica (bij al die extra ensembles) een probleem, pp klinkt het uitstekend, maar vanaf mf heel onecht.
Electronica vormde nu juist het onderwerp in Steve Reichs documentair muziek-videotheater The Cave, de schermen die Sellars op de Pelléas had los gelaten, waren hier op hun plaats. Reich en videospecialiste Beryl Korot ondervroegen Israëlische joden, Palestijnse moslims en Amerikanen naar hun roots en het was frappant hoe die teksten getransformeerd werden in muziek.
Als Uriel Simon, een activist binnen de religieuze vredesbeweging opmerkt: ‘Very difficult to be a son of a revolutionary’ exploderen de razendsnel verspringende lettergrepen als een wonder van ritmische en muzikale precizie. Alleen al dat aspect had ik voor geen goud willen missen.
Al eerder liet het Holland Festival een invasie aan Amerikaanse muziek op ons los, maar ditmaal werden de concerten samengeperst in één marathon in Paradiso, met centraal de undergroundachtige Bang on Can-beweging. Experimenten vaak in mengvormen van rock en pop, maar zonder een technologie à la Reich minder bevredigend. Rodney Sharman en Julia Wolfe behoren tot de uitzonderingen die een meer verfijnde, noem het Europese esthetiek nastreven.
Spectaculair viel de première uit van Henri Pousseurs Dichterliebesreigentraum in de vorm van zowel een cantate (voor sopraan, bariton en koor) als concerto (voor twee piano's en orkest) naar Schumanns liederencyclus Dichterliebe. Aan het eind van elk van de 16 secties klinkt een Schumann-lied verkort en getransformeerd, het slot vormt een groots en imposant orkestraal naspel. Streng van opzet, maar dichterlijk van uitwerking, één fantastische, surrealistisch-vervreemde liefdesverklaring aan Schumann en dichter Heinrich Heine. Wel misschien wat te veel van het goede.
Beknopter en beheerster klonk Sofia Goebaidoelina's cantate Nu Eeuwig Sneeuw voor recitant, koor en instrumenten in een bezinning op het licht in religieuze zin, zeer geraffineerd in ruimtelijke opstelling, misschien wel één van haar beste werken. Dit nu kon beslist niet gezegd worden van de première van Henryk Gorecki's Klein Requiem voor een polka. Het blijkt moeilijk te zijn om bij een wereldsucces - er is nauwelijks een populairder avant-garde-componist te vinden dan deze Pool - een vervolg te vinden. Het lang niet denkbeeldige gevaar bestaat dat men in krampachtige herhalingen vervalt.
Naast het werk van Gorecki vormde dat van Ton de Leeuw één van de thema's van het Holland Festival. Een componist die, zeker de laatste tijd, zelden of nooit teleurstelt en een hoog niveau weet te handhaven. Zijn opera Antigone in een litanie-achtige sobere stijl heeft genoeg aan één soliste (Martine Mahé), een mannen- en gemengd koor en een kamerorkest, maar het effect is er niet minder om. Opmerkelijk hoe de muziek in tijd condenseert in steeds kortere scènes: het slotkoor ‘Niemand is veilig voor de slagen van het noodlot!’ neemt slechts anderhalve minuut in beslag, - daar had Berlioz, die er vier, vijf uur voor nodig heeft om dat te bezingen, nog iets van kunnen opsteken...
Veel agressiever toont zich Klas Torstensson, die aan het eind van het festival mocht uitpakken met onder meer zijn nieuwe Stick on Stick, een concert toepasselijk besloten met Varèses Amériques (een Amerikaanse ‘Sacre’). Maar zelfs Torstensson heeft in zijn recente werk soms de neiging een lyrische uitdrukking te etaleren, wie had dit in de geharnaste ASKO-epoche kunnen vermoeden? Want uit die werkplaats is de Zweeds-Nederlandse componist afkomstig. Maar gelukkig, een Gorecki zal hij wel nooit worden!
Ernst Vermeulen