derdrukken bij het zien van een povere uitstalling van wat videoschermen met buikdansende dames plus een inderhaast ontstoken, maar reeds weldra dovende waterpijp. Onwennig blijft hij wat rondhangen om daarna enigszins verwezen de smalle trap maar weer af te dalen, zichzelf onvermijdelijk de vraag stellend of dit nou alles was.
De verveloosheid van dit voormalige schoolgebouw, de persoonlijke betrokkenheid van het publiek bij de makers, de bijna aandoenlijke ernst van de kunstenaars zelf, dat alles heeft iets van de achteraf beschouwd nogal naïeve bevlogenheid die zo kenmerkend was voor de late jaren zeventig. Het bestaat dus nog, is men geneigd te denken, en de onhandigheid die nu en dan wordt waargenomen wekt zowel bevreemding als heimwee. Zo kon het gebeuren dat tijdens de premiere van Een avond met Eric en Sophie, eveneens in de Utrechtse School, halverwege de voorstelling een fors gebouwde brandwacht door een deur stapte die juist op dat moment van cruciale betekenis was voor de dramatische spanning. Het opvallendst daarbij was misschien nog wel, dat de verwachte hilariteit onder het publiek uitbleef.
De genoemde voorstelling, een afstudeerproject van de jonge acteurs Eric van Sauers en Sophie Houweling, geregisseerd door Don Duyns, doet ook inhoudelijk denken aan een bepaald toneelgenre van zo'n twintig jaar geleden. De tekst, onder meer gebaseerd op verhalen van Dorothy Parker, laat de onttakeling zien van een ooit idyllisch begonnen romance. Na de huwelijkssluiting zwepen man en vrouw elkaar gaandeweg op in een yuppieachtige schofterigheid die ten slotte uitmondt in ordinaire scheldpartijen op alles wat buiten de eigen gezichtskring valt: negers, buitenlanders en illegalen.
Bij vlagen wordt er mooi geacteerd, met een ironische ondertoon, de regie bevat een aantal aardige vondsten, maar als geheel
Eric van Sauers en Sophie Houweling in ‘Een avond metEric en Sophie’
is de voorstelling volstrekt uit balans. Het korte, idyllische begin biedt veel te weinig fundament om het sarcastische einde te rechtvaardigen en achter de ongetwijfeld goed bedoelde boodschap ontbreekt een heldere visie - het typische manco van nogal wat produkties uit de jaren zeventig.
Een voorstelling die reeds eerder te zien was, maar die in het kader van dit festival opnieuw werd geprogrammeerd, is Fausto & Giulia, een toneelstuk over de legendarische Italiaanse wielrenner Fausto Coppi. Nu worden wielrenners gewoonlijk legendarisch op de fiets; maar hoe ensceneer je een etappe over hoge Alpentoppen? Gelukkig had Fausto Coppi ook nog een erg boeiend persoonlijk leven vol tragiek en hartstocht. Hij trouwde een gewoon Italiaans meisje en kreeg een kind bij haar. Hij verloor zijn broer bij een trainingsongeluk. Hij viel zelf regelmatig van de fiets. En tenslotte viel hij ook voor de vrouw van zijn beste vriend, doktor Locatelli.
Twee zaken staan dus centraal in Coppi's leven: fietsen en de dame in het wit, Giulia Locatelli. Wie een toneelstuk over de Italiaanse legende schrijft, zal dus twee dingen duidelijk moeten maken: de aantrekkingskracht van het wielrennen en die van de vrouw.
Paul Feld nam de uitdaging aan en schreef Fausto en Giulia. Maar zijn regie bij Growing up in Public/Nationaal Fonds komt helaas op achtersrand binnen. Het is een interessante voorstelling omdat het leven van een wielrenner geen alledaags onderwerp op het toneel is. Feld is erin geslaagd de dramatische lading van dat leven op diverse punten te exploiteren. De tegenstelling tussen Gino Bartali en Fausto Coppi laat zich uitstekend dramatiseren. Bartali staat voor de gevestigde waarden, Coppi vertegenwoordigt het moderne en het nieuwe. De tegenstelling tussen twee levensbeschouwingen gerelateerd aan het contrast tussen twee personages, dat is vragen om toneel.
Hoe echter verbeeld je Coppi die zijn fiets in opperst genot streelt, tijdens een strafexpeditie tegen Bartali? Wat maak je van een intellectuele doktersvrouw die een verhouding begint met een wielrenner? De kinderfietsjes van Feld wekken slechts de lachlust, en de femme fatale Giulia is in het stuk een goedkope snol, die het moet hebben van gemakkelijke poses en een blote navel.
Steeds stuwt Feld zijn voorstelling op naar een serieuze confrontatie tussen verschillende werelden. Hij lonkt naar Grieks drama met schikgodinnen en blinde zie-