nen’, zegt de verteller over zijn personage. Deze moet een brief afgeven in het vernietigingskamp Bergen-Belsen. Hellema laat in enkele bladzijden meebeleven hoe een onwetende zo'n plek van verschrikking betreedt en bekijkt. Weinspeiser ziet hopen kledingstukken liggen en merkt dan dat daaruit handen, voeten, hoofden steken. ‘Ik moet, dacht Edward, majoor Johnstone vinden. Ik moet hem een verzegelde envelop overhandigen.’ Niets doet ons de ontzetting over wat Edward ziet beter meevoelen dan zijn wanhopige poging om zich op zijn futiele opdracht te concentreren.
Een van de geheimen van Hellema's schrijverschap is dat hij in staat is om de lezer als het ware van binnenuit een klap tegen de ziel te geven. Een ander voorbeeld daarvan: het moment waarop Weinspeiser, inmiddels toneelspeler in Frankfurt, onverwacht geconfronteerd wordt met onbeschaamd anti-semitisme. En dat in Duitsland, ‘het land van mijn vijand’, ‘het land waar de dood vandaan kwam’, waar de mensen ‘fundamentalisten van het bevel en het voorschrift waren, waar een volk ‘te ver is gegaan’. Duitsland, dat ‘een eeuwige schuld op zich geladen heeft’. Dat is hard gezegd: de waarheid is hard.
Juist dit àlles uitspreken zonder terughoudendheid geeft het boek zijn indringende kracht en doet de tekst sidderen van betrokkenheid. Maarten van Buuren heeft zich in een bespreking aldus uitgelaten: ‘Ik heb zelden een roman gelezen waarin de auteur zich zo met huid en haar uitlevert’. Bij dit persoonlijk engagement hoort een schitterende, beitelende stijl, zo compact dat je geen enkele zin kunt overslaan, en het ook niet wilt. Ik zou een lijst willen maken van de aforismen, de diepzinnige metaforen (de titel!), van de overdenkingen over leven, geschiedenis, lijden en zingeving. Wanneer de verteller tot slot een soort credo uitspreekt, stellende dat uit de holocaust de gedachte voortkomt dat we ons dienen te bevrijden van ‘de angst voor het verlaten zijn’, te ontdoen
Hellema (o1921).
van ‘de behoefte het leed te rechtvaardigen’, voelt de lezer zich diep aangesproken. Iemand heeft beweerd dat een boek de moeite waard is wanneer je het na lezing onmiddellijk wilt herlezen. Hellema's
De maan van de vorige avond is zo'n boek. Bij veel van wat er dezer dagen aan Nederlandstalige letterkunde wordt voortgebracht denk ik: prachtig geschreven, helaas het gaat nergens over. Bij Hellema gaat het ergens over.
Aart van Zoest
hellema, De maan van de vorige avond, Querido, Amsterdam, 1992, 152 p.