voor het schrijven van een echte biografie, kwam uitgever Geert van Oorschot met het verzoek eerst de verzamelde werken van Belle van Zuylen uit te geven. Na de voltooiing hiervan konden de Dubois zich gaan wijden aan de kroon op hun werk; een achthonderdvijftig pagina's tellende, geannoteerde biografie, die zonder meer het predikaat ‘wetenschappelijk’ verdient.
Het belang van de biografie is niet zozeer gelegen in de presentatie van nieuw feitenmateriaal, maar in de wijze waarop bestaand (en deels onvertaald) materiaal tot zijn recht komt. Zo worden de relaties die Belle onderhield met personen als Constant d' Hermenches, Charles-Emmanuel de Charrière en Benjamin Constant in een verhelderend kader geplaatst. Negentien is Belle, als ze op een bal zondigt tegen alle regels, door de achttien jaar oudere kolonel David Louis Constant d' Hermenches ten dans te vragen. ‘Le beau d'Hermenches’, was niet alleen getrouwd, maar had ook nog eens de reputatie van bon vivant en rokkenjager. Belle moet in hem echter, zoals het echtpaar Dubois schetst, feilloos een persoon herkend hebben die haar de intellectuele spiegel kon voorhouden waaraan zij op dat moment behoefte had.
D'Hermenches was zeer belezen, speelde toneel en was goed bevriend met Voltaire. Zelden zouden Belle en hij elkaar in levende lijve ontmoeten, maar een jarenlange (in eerste instantie geheime) correspondentie getuigt van hun intense geestesverwantschap, die balanceerde op de grens tussen liefde en vriendschap. ‘Als ik niet je vriend zal toebehoren, maar me wel met jou blijf inlaten,’ schreef Belle aan d' Hermenches in de periode waarin sprake was van een huwelijk met zijn vriend De Bellegarde, ‘dan word ik - tenzij je aan de andere kant van de wereld woont of niets meer om mij geeft - op een dag je minnares.’ Maar het mocht niet zo wezen. Ondanks het feit dat de relatie met d' Hermenches voor Belles ontwikkeling zeer vruchtbaar was, werd het verloop ervan onmiskenbaar getekend door tragiek. Als hij uiteindelijk van zijn vrouw is gescheiden, is Belle - nadat talloze huwelijkskandidaten de revue gepasseerd zijn - in het huwelijk getreden met Charles-Emmanuel de Charrière, een voormalige leraar van één van haar broers, en heeft ze zich met hem gevestigd in het Zwitserse Colombier.
Als het huwelijk Belle niet de mogelijkheid had geboden om aan het strenge keurslijf van het ouderlijk huis te ontsnappen, was ze wellicht helemaal niet getrouwd. ‘Ik heb veel huwelijken gezien, maar er is er niet een dat me aantrekt,’ zou ze op de titelpagina van haar roman Lettres de Mistriss Henley vermelden (naar het begin van een versregel van La Fontaine). En in Cécile laat ze de moeder tegen haar dochter zeggen: ‘(...) De man krijgt overal de kans om die behoefte (aan de vrouwelijke soort, red.) te bevredigen en voor hem betekent datgene, wat voor ons de Grote Affaire van ons leven is, vrijwel niets!’ Dit illustreert hoe scherp Belle haar eigen positie en die van de vrouw in het algemeen doorzag in een periode waarin mannen aan de lopende band affaires hadden en geslachtsziekten opliepen, terwijl vrouwen geacht werden kuis te blijven.
Het huwelijk dat Belle uiteindelijk sloot had veel weg van een noodsprong; haar echtgenoot was sympathiek en erudiet en Belle behield haar vrijheid om te schrijven, maar gelukkig was het huwelijk met de voor haar te flegmatische de Charrière allerminst ( ‘... eigenlijk is ze voor mij te intelligent, te voornaam van afkomst en te rijk,’ schreef hij eens). Van de door haar bedongen vrijheid om te blijven schrijven, maakte Belle tijdens de eerste twaalf jaar in Colombier overigens nauwelijks gebruik. Wel werd ze in deze periode gepreoccupeerd door een affaire met een jongeman, die de Dubois - voor het eerst - identificeren als de achttien jaar jongere Charles d' Apples, ‘une belle figure’, niet slim, maar wel muzikaal. Als hij wordt uitgehuwelijkt en plotseling uit haar blikveld verdwijnt, neemt Belle de pen weer ter hand. Toen de mislukking van haar huwelijk zich steeds duidelijker begon af te tekenen, restte haar slechts het schrijverschap, aldus het echtpaar Dubois; ‘de enige vorm van zelfverwezenlijking die binnen haar bereik lag.’
In dezelfde periode vertrekt Mme de Charrière, zoals Belle inmiddels heet, in haar eentje naar Parijs, waar ze aan de vooravond van de Revolutie anderhalf jaar verblijft. Hier ontmoet ze onder anderen de - opnieuw - vele jaren jongere Benjamin Constant, die later in de Franse politiek zo'n belangrijke rol zou spelen. Evenals eerder het geval was met zijn oom (d' Hermenches), vond Belle een geestesverwant in Benjamin Constant, die op zijn beurt over haar schreef: ‘Het was in die tijd dat ik kennis maakte met de eerste vrouw met een superieure geest die ik ontmoette en de meest intelligente onder degenen die ik ooit leerde kennen.’ Dit zou hem er niet van weerhouden een relatie te beginnen met iemand die in menig opzicht Belles tegenpool was: de jonge, puissant rijke schrijfster Germaine de Staël.
Waar Belle de exponent bij uitstek was van de Verlichting, belichaamde Germaine de Staël de Romantiek. Belles reactie op de verhouding tussen Constant en de jonge schrijfster wordt volgens het echtpaar Dubois vaak verkeerd geïnterpreteerd: Belle was niet zozeer jaloers op Mme de Staël - haar eigen houding ten opzichte van Constant was veel meer die van een moeder dan van een minnares - maar beschouwde het als verraad dat Constant het gedachtengoed dat hij met haar deelde, verloochende voor ideeën die hij niet had. Hij etaleerde zich als opportunist en dat druiste lijnrecht in tegen de principes van Belle, die zich nooit bereid getoond had om concessies te doen, niet als het ging om haar denkwereld, ‘...wat is fatsoen waard naast eerlijkheid?’ had ze jaren eerder aan