Het Aktivistisch Avontuur
Vanacker eindigt zijn zeer lezenswaardige studie over het activisme met de zin: ‘Kortom, het aktivisme was een avontuur, begrijpelijk, bijna onvermijdelijk, maar onverstandig’. Met deze zin heeft hij de voornaamste aspecten van deze nog altijd traumatische ervaring uit de Vlaamse geschiedenis scherp weergegeven. Hij heeft zijn studie over het activisme toegespitst op de ontwikkelingen in Gent, waar al vóór 1914 in studentenkringen en onder intellectuelen een radicale anti-Belgische stroming viel waar te nemen in de studentenkring Ter Waarheid rond prof. Julius Macleod en in het blad Bestuurlijke Scheiding.
Na de Duitse bezetting troffen elementen uit die groepen elkaar in Jong Vlaanderen, dat uitging van een blijvend Duits overwicht in Europa, of, zoals Leo Picard het formuleerde: ‘Desnoods liever Duitser dan Belg’. Toch was deze groep niet representatief voor de Vlaamse stemming, die in zijn algemeenheid anti-Duits was en bleef. Niettemin ontwikkelden de Duitse bezetters einde 1914-begin 1915 voorzichtig hun ‘Flamenpolitik’, als ‘eine Improvisation’ om met Von der Lancken te spreken. Vanacker beschrijft het gevaarlijke spel tussen Vlamingen en Duitsers op indringende wijze, gebruikmakend niet alleen van gedrukt materiaal, maar ook van een grote hoeveelheid nog maar nauwelijks ontgonnen archivalia. Pijnlijk duidelijk wordt het de lezer dat alles aan Duitse zijde primair Duits belang moest dienen en dat de eigen ruimte voor Vlaanderen maar klein was.
Vanacker legt de Gentse verbindingen met Nederland bloot en laat zien hoe aldaar figuren (Gerretson b.v.) die in een Duitse overwinning geloofden hun steun aan Jong Vlaanderen gaven en meewerkten aan het opzetten van een met Duits geld gesteund propaganda-apparaat voor wat al spoedig de naam van activisme kreeg. Kortweg het verkrijgen van Vlaamse rechten met hulp van de Duitse bezetters en al geschiedde dit vanuit begrijpelijke en in vele gevallen zelfs terechte verontwaardiging over de houding van de uitgeweken Belgische regering en het in wezen nog volledig francofone maatschappelijke en bestuurlijke apparaat in België zelf, het bleef hulp aanvaarden van de vijand en dat imago heeft het activisme nooit weten te doorbreken.
In Vanackers boek staat uiteraard centraal hoe het activisme in Gent tegenwicht zocht te bieden tegen al de door franskiljons beheerste instellingen. Zo lezen we over de oprichting van Volksopbeuring en komen we automatisch bij het kernstuk van de activistische politiek terecht, de vernederlandsing van de Gentse universiteit. De behandeling van dit vraagstuk, in eerste instantie een Duits initiatief, en de beschrijving van de twee jaren wetenschappelijk leven en studentenleven vormen een hoogtepunt in het boek. Ook al omdat met alle beperkingen, ‘mitsen en maaren’ die men kan aanvoeren, er toch iets gebeurde en bewezen werd, namelijk dat hoger onderwijs in het Nederlands mogelijk was.
Verder geeft Vanacker ruim aandacht aan de doorwerking van het activisme in de stedelijke structuur van Gent zelf. De Jong Vlaanderen-groep was bij lange na niet de enige activistische groepering. Er was een voorzichtige katholieke groep rond Stocké en zijn Morgenbode, een groep rond Goossens met De Nieuwe Gentsche Courant en er was, last but not least Jan Wannijn met zijn blad De Smeder. Wannijn was een onvermoeibaar organisator. Hij richtte een eigen partij op, de Na-