Publikaties
De hand in eigen boezem
Soms is het lezen van een boek een pijnlijk doch dwingend proces. Ik had deze ervaring weer eens toen ik Het Belgische Migrantendebat van Jan Blommaert en Jef Verschueren ter hand nam. De auteurs, beide taalwetenschappers, analyseren Belgische teksten over migranten uit de media, maar ook wetenschappelijke en politieke documenten. Via de ingang van de taal - pragmatische analyse van communicatie noemen zij hun werkwijze - proberen zij de ideologie achter het migrantendebat bloot te leggen. Het gaat daarbij om het ontdekken van betekenissen die niet letterlijk worden uitgedrukt maar die door systematische analyse kunnen worden opgediept uit de impliciete informatie zoals die is opgeslagen in de implicaties en presupposities van een tekst, uit de globale betekenisgehelen die af te leiden zijn uit de coherentie en recursiviteit van teksten en uit de verwoording die immers altijd een bewuste of onbewuste keuze van de taalgebruiker is.
Al meteen in hoofdstuk twee, waar aan de hand van kranteknipsels een beeld wordt gegeven van wat de ‘migrantenproblematiek’ wordt genoemd, kwamen spontaan dezelfde argumenten bij mij op om het boek dicht te slaan, die ik altijd zo onterecht vind wanneer ze bij het vrouwendebat worden opgevoerd om de woordvoerder van feministische zijde de mond te snoeren: ‘U ziet spoken’ ‘U overdrijft’ ‘U hangt een naïeve complottheorie aan’ ‘U generaliseert ten onrechte’ ‘U hebt geen humor’. Maar evenals bij de feministische analyses, zijn bij de kritische analyses van het migrantendebat de conclusies onontkoombaar en des te moeilijker te verteren naarmate men meent het beste voor te hebben met vrouwen of met allochtonen.
In een heldere, bijna afstandelijke en duidelijk Zuidnederlandse stijl, tonen Blommaert en Verschueren aan dat veel pro-migrantenretoriek niet fundamenteel verschillend is van anti-migrantenretoriek. Dezelfde basisopinies inzake de identiteit van de betrokken groepen en inzake de problemen en de oplossingen, blijken eraan ten grondslag te liggen. Het blootleggen door de auteurs van deze doorgaans onbewuste conceptualisering, geeft de lezer het gevoel zelf onder kritiek te staan. Blommaert en Verschueren hebben begrip voor het pijnlijke van dit proces en laten hun lezers niet in de steek. In het voorwoord vertellen ze dat ze zelf herhaaldelijk in gewetensnood kwamen in het besef dat hun genadeloze kritiek ook de meest tolerante leden van de samenleving, en daarmee heel wat van hun vrienden en kennissen, zou treffen.
Om het gedachtengoed te onderzoeken waarop het denken en handelen ten aanzien van migranten is gebaseerd, wordt bijvoorbeeld bekeken hoe de begrippen ras, godsdienst, afkomst, taal functioneren bij het identificeren van groepen. Van de veel gebezigde term ‘migrantenproblematiek’ wordt getoond hoe hij de discussie als vanzelf op een bepaald spoor leidt. Politieke partijen kunnen elkaar ervan beschuldigen het probleem te laten liggen. De situatie of toestand wordt beschreven als explosief, dramatisch, dringend, onleefbaar, als de migrantentijdbom. Spreken de anti-migranten naar aanleiding van het probleem van een gevaar voor de welvaart van het land, dan noemen de pro-migranten het enorme reservoir dat migranten vormen. In beide gevallen is dat een kosten-batenanalyse met de niet-uitgesproken premisse dat migranten welkom zijn voorzover economisch rendabel.
Racisme wordt door alle partijen in het debat veroordeeld. Collectief beroept men zich op de Europese Verklaring tegen racisme en vreemdelingenhaat en persoonlijk zegt men graag: ‘Ik ben geen racist maar...’. Er blijkt een subtiel onderscheid gemaakt te worden tussen racisme en xenofobie en het wordt normaal geacht dat mensen bang zijn voor - immers abnormale - vreemdelingen. Komen daar nog socio-economische frustraties bij, dan is het maar al te begrijpelijk dat rechtsextreme volksmenners deze normale gevoelens van ongemak doen omslaan in ‘on-Europees’ racisme.
Zo wordt het ‘migrantenpro-