Het Instituut voor Nederlandse Lexicologie: na het WNT komt de hedendaagse woordenschat
Op 15 december 1992 vond in het stadhuis van Leiden een academische zitting plaats naar aanleiding van het 25-jarig bestaan van de Stichting Instituut voor Nederlandse Lexicologie (INL). Het INL, gevestigd te Leiden, werd opgericht met een dubbel doel: het voltooien van het Woordenboek der Nederlandse Taal (WNT) en het in kaart brengen van de volledige Nederlandse woordenschat. Het instituut heeft van in het begin een Nederlands-Belgisch bestuur en ook de redacteuren zijn uit beide landen afkomstig.
In brede kringen lijkt het INL in de eerste plaats te worden geassocieerd met het WNT, niet zonder trots het ‘grootste woordenboek ter wereld’ genoemd. Dank zij het Instituut zal het niet voltooide levenswerk van Matthijs de Vries en decennialange zorgenkind van de Nederlandse lexicografie waarschijnlijk nog voor het einde van de 20ste eeuw worden afgewerkt. De betekenis van het WNT valt nauwelijk te overschatten. Als wetenschappelijk-historisch woordenboek met een schat aan voorbeelden is het WNT het ‘moederwoordenboek’ van het Nederlands.
Heel wat minder bekend is, dat ook wordt gewerkt aan het Vroegmiddelnederlands Woordenboek of VMNW, dat eveneens door medewerkers van het INL wordt samengesteld. De informatie voor het VNMW wordt geëxcerpeerd uit alle bewaarde documenten en boeken geschreven in de 13 de eeuw. Tot die geschriften behoren onder meer een bijbelbewerking, fragmenten van ridderromans, heiligenlevens, verordeningen, oorkonden en diplomatieke stukken. Dit woordenboek zal niet alleen in boekvorm verschijnen, maar eveneens via een computerterminal kunnen worden geraadpleegd. Ook aan een ‘elektronisch WNT’ wordt druk gewerkt.
Nu de completering van het WNT en het VMNW nabij is - voor beide woordenboeken is het streefdoel 1998 - zal de klemtoon komen te liggen op het onderzoek en de verwerking van de contemporaine Nederlandse woordenschat. Daarbij wordt gerefereerd aan het oude ideaal van Matthijs de Vries, die droomde van een ‘schatkamer van de Nederlandse taal’, een ‘nationaal taalmuseum’ met alle Nederlandse woorden uit het verleden én het heden. Door de moderne computertechnieken lijkt de realisatie van dit plan nu mogelijk. Het INL beschikt reeds over een databank met 700.000 hedendaagse Nederlandse woorden. In deze ‘Taalbank’ moeten de meest diverse taalsoorten worden ondergebracht: spreektaal, schrijftaal, vaktaal, jeugdtaal en ambtelijke taal. Deze indrukwekkende verzameling heeft haar waarde al bewezen. De Taalbank leverde 30.000 nieuwe woorden voor de geactualiseerde versie van het ‘Groene Boekje’ (1990) en is ook van kapitaal belang voor de accurate samenstelling van handwoordenboeken van het hedendaagse Nederlands. Het materiaal voor de Taalbank is bovendien nuttig voor het onderzoek naar de mogelijkheden en de beperkingen van het automatisch vertalen.
Mede door de Taalbank heeft het INL een meer internationaal karakter gekregen. Vaak wordt samengewerkt met andere Europese instituten die taaldatabanken beheren. Zo onderzoekt men onder meer de mogelijkheid om een netwerk te creëren van Europese taalbanken die via de computer met elkaar zijn verbonden. De Europese integratie lijkt ook in de lexicografie een boeiend, actueel thema.
Hans Vanacker
Werk maken van woorden, Instituut voor Nederlandse Lexicologie, Leiden, 1992, 16 p.