Ons Erfdeel. Jaargang 36
(1993)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 427]
| |
het begin van een middeleeuws werk staat heel vaak een geldschieter: zonder hem geen perkament, geen inkt, geen boeken, geen inkomsten, en dus ook geen auteur. Het mecenaat heeft in het ontstaan van middeleeuwse literatuur een belangrijke rol gespeeld; daarvan is men zich in de neerlandistiek altijd al bewust geweest. Toch zou het tot het begin van de jaren '80 duren, voordat systematisch onderzoek naar deze sleutelfiguren op gang zou komen. Het sein voor deze nieuwe benadering gaf F.P. van Oostrom met zijn lezing ‘Maecenaat en Middelnederlandse letterkunde’ op het congres ‘Hoofsheid en devotie in de middeleeuwse maatschappij’ dat in 1981 te Brussel plaatsvond. Onder impuls van Van Oostrom, die kort nadien tot hoogleraar in Leiden werd aangesteld, werd de studie van de relatie tussen dichter en mecenas een van de centrale thema's van het medioneerlandistische onderzoek. Vanuit deze invalshoek werden vragen gesteld naar de centra van literaire bedrijvigheid (hof, stad en klooster), naar de maatschappelijke rol van middeleeuwse literatuur, naar het publiek dat de dichter op het oog had, kortom, naar de hele cultuurhistorische context waarin het middeleeuwse werk had gefunctioneerd. Bij het bredere publiek is Van Oostrom ongetwijfeld het meest bekend dank zij zijn boek Het woord van eer uit 1987 (3 drukken en een Engelse vertaling), waarin hij een fascinerende beschrijving geeft van het literaire en culturele leven aan het Hollandse hof onder het Beierse vorstenhuis omstreeks 1400. Daarnaast heeft hij echter ook talrijke kleinere publikaties op zijn naam staan, terwijl hij er bovendien in is geslaagd het succes van Het Woord van eer institutioneel te vertalen in het grootscheepse, door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek gesubsidieerde Pioniersproject ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de Middeleeuwen’, dat een schare
Frits van Oostrom (o1953).
van uitgelezen en enthousiaste jonge promovendi en medewerkers heeft aangetrokken, in nog geen drie jaren tijd zeven boeken heeft opgeleverd en Leiden tot het brandpunt van de medioneerlandistiek heeft gemaakt. In Aanvaard dit werk, dat als zesde deel van de reeks ‘Nederlandse literatuur en cultuur in de middeleeuwen’ bij de uitgeverij Prometheus te Amsterdam is verschenen, heeft Van Oostrom vijftien artikelen uit zijn eerste Leidse decennium gebundeld, die voornamelijk de relaties tussen Middelnederlandse auteurs en hun publiek behandelen. Een en ander wordt ingeleid door het niet eerder verschenen opstel ‘Onderzoek van opdrachtgevers’, waarin een balans wordt opgemaakt van tien jaren onderzoek. De daaropvolgende artikelen zijn in vier rubrieken ingedeeld: ‘Schrijverschap en mecenaat’, ‘Het Hollands-Beierse hof' (waar de lezer van Het woord van eer enkele oude bekenden als de sprokendichter Willem van Hildegaersberch en de geleerde dominicaan Dirc van Delft zal ontmoeten), ‘Jacob van Maerlant’ (voorstudies voor een grote monografie) en ‘Het vak’. De originele vraagstellingen die Van Oostrom behandelt, maken zijn werk ook buiten de kring van vakgenoten aantrekkelijk en boeiend. Hoe snel dichtten middeleeuwse dichters? Waarom werden de lange ridderromans in de late middeleeuwen afgelost door kortere verhalen? Lazen hovelingen en vrome begijnen Dirc van Delfts Tafel van den kersten ghelove op dezelfde manier? En ook: kent de studie van de Middelnederlandse letterkunde vooruit-, of enkel maar voortgang?... Zijn denkbeelden over deze en andere vraagstukken schrijft Van Oostrom neer in een soepel en glashelder proza, waarbij hij het gebruik van aanschouwelijke vergelijkingen niet schuwt: de hoofse ridderepiek en de moderne kasteelroman, de middeleeuwse dichter en de Formule I-coureur, de literair-historicus en de atleet die het record honderd meter hardlopen probeert te verbeteren..., ze blijken meer met elkaar gemeen te hebben dan het op het eerste gezicht lijkt. Toch heeft het literaire effect nooit voorrang op de inhoud. Voortdurend is Van Oostrom in de weer om zijn stellingen te nuanceren, laat hij een denkbeeldige gesprekspartner bezwaren tegen zijn ideeën formuleren, haalt hij zelf de zwakke of nog te toetsen plekken van zijn betoog naar voren, of wijst hij erop dat een verschijnsel niet op één enkele wijze kan worden verklaard. Op deze wijze maakt hij de lezer als het ware tot deelgenoot van het eigen denkproces. Typerend is ook dat de hier herdrukte stukken bijna allemaal van een naschrift zijn voorzien, waarin de eerder ingenomen standpunten niet zelden, op grond van recentere vakliteratuur, worden genuanceerd en bijgesteld. Meteen krijgt de lezer een indruk van de dynamiek van de nieuwe en zich steeds vernieuwende inzichten in de medioneerlandistiek. Met deze bundel toont Van Oostrom aan dat grensverleggend onderzoek en leesbaarheid elkaar in de humane wetenschappen allerminst in de weg hoeven te staan. Met spanning kijken we uit | |
[pagina 428]
| |
Gie Bogaert (o1958)
naar de oogst van zijn volgende decennium. Frank Willaert frits van oostrom, Aanvaard dit werk. Over Middelnederlandse auteurs en hun publiek, Prometheus, Amsterdam, 1992, 335 p. |
|