‘dramatische’ verhaal. De ikverteller, Lex, ontmoet zijn toekomstige vrouw, Susan, in Groningen tijdens een colloquium ‘scenarioschrijven voor film’ geleid door ene Victor Rozemond, een uitzonderlijk behaarde man. Toen al, in Groningen, was er ‘iets’ tussen die behaarde man en Susan, - èn tussen Susan en Lex. De wijde blik bevat een spannende en verrassende plot; Otten weeft op buitengewoon geraffineerde wijze een reeks van details in zijn verhaal die achteraf - bij tweede lezing - vooruitwijzingen blijken naar de voor de verteller toch minstens fatale afloop van de geschiedenis.
De verteller, een filmcriticus, is een bedrieger. Hoewel, - zijn echtgenoot en kinderen merken het niet. En wat niet gezien is, is niet gebeurd. Hoe kunnen zij ook weten dat hij op de maandagochtenden, dat hij zijn stukjes bij de krant moet inleveren, nog een heel ander programma heeft? Namelijk: zijn ultieme sexuele lustbeleving bij en met een vriendin op een woonboot in de haven van Amsterdam. Met haar creëert hij zijn theater van lust - een opwindend kijkspel: er zijn spiegels rond het bed in de woonboot. Zij speelt later buiten het beschermende innerlijk van de boot de hoer voor hem. Pornografische fantasieën worden voor Lex werkelijkheid. Sterke scènes. Goed verteld.
Wellicht zou dit dubbelleven de redding van zijn huwelijk hebben betekend... Maar op een van die maandagochtenden viel Susan op haar stuitje. En ze viel nogal ongelukkig op een fietspomp, omdat haar Lex haast had naar Amsterdam te komen en de fietspomp nogal achteloos in het gangportaal had teruggegooid. Toeval of schikking: vanaf dat moment van haar val is zij blind. Lex was die ochtend onbereikbaar door zijn vaste overspel. Overtuigend brengt Otten door dit gegeven het motief ‘schuld’ in het verhaal. Zou Susan nog kunnen zien, indien Lex niet op die maandagochtend...? Maar minstens zo overtuigend beschrijft Otten de wereld van een blinde, althans zoals ik mij die voorstel. Waar het zicht ontbreekt, moet geluid de leegte vullen. Geluid betekent ook verhalen; Lex moet voor haar nu een nieuwe wereld in woorden opbouwen. ‘Op de betonnen pier van het eiland rechts strijkt een reiger neer. Hoe hij landt beschrijf ik aan Susan, wil je weten hoe de reiger landt? Susan wil weten hoe de reiger landt. Hij komt, moet je weten, met stijve, corrigerende vleugels aangezeild en duikt voor de pier omlaag tot je even alleen zijn kop ziet, en dan duikt hij op het laatste moment weer op, hij staat bijna stil in de lucht, zijn voeten houdt hij slap als hangende vleermuizen, en die spreidt hij op het allerlaatste moment met al zijn tenen uit, en landt, en was de pier van room geweest, dan was hij nog geland, zo zorgvuldig als de reiger landt. Ja, die schreeuw net, die schorre, was van hem. Hij is alweer vertrokken, dat gekrijs dat je nu hoort, met die plonsjes, dat zijn visdiefjes nu, de vaders brengen hun kinderen vis.’ Ik vind een dergelijke observatie niet alleen poëtisch, maar ook van een ontroerende schoonheid. Naast klank speelt in de duistere wereld de tast- en reukzin een grote rol; ook hiervan geeft Otten treffende details, waardoor ik denk: wat heeft hij hier zorgvuldig onderzoek naar ‘de lusthuishouding’
van blinden verricht.
Terug naar het verhaal, de geschiedenis. Ook tijdens Susans blindheid wordt het zogenaamd monogame huwelijk ‘geschonden’ door het overspel van Lex met de schilderes Joan. Maar wie spreekt nog van ‘schenden’, wanneer blijkt dat de blinde Susan een relatie heeft met de man, met wie alles begon, - Victor Rozemond. En dat dan wel op de maandagochtenden dat Lex zijn filmkritieken inleverde in Amsterdam... Een emotionele relatie tussen Susan en een oudere man had hij misschien al kunnen vermoeden door de manier waarop Susan afscheid nam van haar gestorven vader, een man die na de dood van zijn vrouw drie jaar over de wereldzeeën zeilde.
De bedrieger bedrogen. Aan het eind van De wijde blik - in de ‘Epiloog’ - staat een verteller, Lex, die zijn verbeelde wereld als een luchtbel uit elkaar ziet spatten. Kleurrijk, dat wel, maar niet om aan te zien. Susan was ziende blind voor Lex' escapades, maar Lex zag pas veel later de tekenen dat zijn blinde vrouw het verlies van haar gezichtsvermogen compenseerde met andere zintuigen. En toen was het te laat voor de redding van hun huwelijk. Zelf voor de redding van de verhouding met Joan.
In een interview naar aanleiding van Denken is een lust zegt Otten: ‘Er bestaan geen kleine drama's, drama's zijn zo groot als de mensen die ze ondergaan.’ Wanneer ik die norm toepas op deze roman, dan zeg ik uit volle overtuiging: De wijde blik is in opzet en uitwerking een groots en groot boek.
Frans de Rover
willem jan otten, De wijde blik, Uitg. G.A. van Oorschot, Amsterdam, 1992, 177 p.