Ons Erfdeel. Jaargang 36
(1993)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 371]
| |
Het beeld van Vlamingen en Nederlanders in het buitenland
| |
Onderzoek naar de identiteit van een volkIn dit stuk worden enkele concrete aspecten van de identiteit van een volk door de ogen van buitenlanders bekeken.Ga naar eind(1) De vraag hoe Nederlanders en Vlamingen ervaren worden, welk beeld er over hen bestaat, heeft aan actualiteitswaarde gewonnen in het recente debat over de Europese identiteit, dat in de lidstraten op verschillende manieren gevoerd wordt. In Vlaanderen hebben we hierover de afgelopen maanden in de media verslagen van uiteenlopende aard kunnen lezen. Binnen het opinie-onderzoek in zijn meest algemene vorm zijn drie grote invalshoeken terug te vinden. In eerste instantie kan worden onderzocht hoe een bevolkingsgroep A over zichzelf denkt. Indicaties hiervan zijn terug te vinden in de wijze waarop deze groep zichzelf aan anderen voorstelt, welk beeld de leden van zichzelf als groep naar buiten brengen. Een opvallend voorbeeld is het nieuwe Europeesblauwe nationaliteitskenteken voor op de auto, waarop een zakje friet prijkt met België als mayonaise-vlek er bovenop, het geheel omringd door de twaalf sterren. In tweede instantie kan worden onderzocht hoe een bevolkingsgroep A over een bevolkingsgroep B denkt. Theoretisch kunnen beide groepen zowel homogeen als heterogeen zijn. Bij een heterogene samenstelling kunnen verschillende subgroepen onderscheiden worden, hetzij aan de kant van de groep die uitspraken doet, hetzij aan de kant van de groep waarover uitspraken gedaan worden. Onderzoek, waarin men bekijkt hoe een heterogene steekproef over een enkele bevolkingsgroep B denkt, zou men convergerend kunnen noemen, aangezien de ideeën die bij verschillende (sub)groepen bestaan, zich toespitsen op één enkele doelgroep. Een voorbeeld hiervan is een kort Flair-interview met jonge toeristen uit Spanje, Algerije, de USA en Turkije.Ga naar eind(2) Interessant aan dit mini-onderzoek is, dat de vraag naar wat toeristen van Bel- | |
[pagina 372]
| |
gië vinden bijna volledig beantwoord wordt door een opsomming van uiterlijke kenmerken van zijn inwoners en het eten. Belgische jongens hebben blauwe ogen, zijn zeer charmant en recht-door-zee, want ze maken meteen afspraakjes. Belgische meisjes daarentegen hebben schattig weinig make-up op en zijn waanzinnig mooi. Onderzoek waarbij een homogene groep over subgroepen oordeelt, is dan divergerend en wordt vertegenwoordigd door een opiniepeiling over Brussel als Vlaamse hoofdstad, waarbij Vlamingen o.a. uitspraken doen over de inwoners van de stad.Ga naar eind(3) Tenslotte kan worden nagegaan hoe twee bevolkingsgroepen over elkaar denken. Deze invalshoek vinden we terug in het onderzoek van Gysels en Blockmans onder Nederlandse en Vlaamse studenten over de onderlinge bekendheid.Ga naar eind(4) Het onderzoekje waarover in het tweede deel van dit artikel verslag uitgebracht wordt, sluit aan bij de tweede invalshoek en is een convergerende benaderingswijze van hoe er over Nederlandstaligen gedacht wordt. | |
Beeldvorming als complex psychologisch procesVoordat ik overga tot het concrete beeld zoals het geschetst werd door buitenlandse studenten Nederlands, lijkt het me noodzakelijk even stil te staan bij het begrip ‘beeldvorming’. Beeldvorming is oorspronkelijk een begrip uit de optica en kan omschreven worden als: de lichtstralen die uitgaan van een voorwerp vormen na breking door een lens een afbeelding die op herkenbare wijze het origineel weergeeft. Het waargenomen beeld kan wel allerlei afwijkingen vertonen.Ga naar eind(5) Belangrijk is, dat er een medium nodig is om tot een afbeelding van het origineel te komen, dat het origineel op herkenbare wijze weergegeven wordt en dat er verschuivingen kunnen voorkomen. In dit onderzoek is het voorwerp de Nederlandse en Vlaamse doelcultuur waarin de taalstudenten zich bewegen. Deze cultuur met al haar uitingen wordt door de taalstudent waargenomen en geabsorbeerd. De student is als het ware het medium van breking of terugkaatsing. Net zoals de lens een voorgeschiedenis heeft en uit een bepaald materiaal is samengesteld, werken op de student allerlei factoren in. Na blootstelling aan de informatie over de doelcultuur zijn bij de student niet-geformaliseerde ideeën, indrukken of voorstellingen ontstaan, waarmee hij zich dan een geformaliseerd beeld van de doelcultuur kan vormen. Dit is herkenbaar en beantwoordt (ten dele) aan de oorspronkelijke werkelijkheid.Ga naar eind(6) De vertekening die zich tijdens het beeldvormingsproces voordoet, heeft te maken met het feit dat de informatie in meerdere of mindere mate herleid wordt tot bekende categorieën. De informatie krijgt tenslotte gestalte in een attitude die eventueel tot uiting komt in een verbaal gedrag. We moeten er ons wel van bewust blijven, dat we de gedragsverklarende kracht van attitudes niet mogen overschatten, zoals De Caluwe terecht opmerkte.Ga naar eind(7) Het beeldvormingsproces speelt zich niet af in een vacuüm, maar ligt ingebed in de socioculturele referentiekaders taal, cultuur en maatschappij. Deze waarden zijn in voortdurende interactie met de voorstellingen die gevormd worden, wat het dynamische en complexe karakter van het fenomeen onderstreept. Omdat er verscheidene factoren bij dit proces betrokken zijn, is het, vooral in een taalpedagogische context, | |
[pagina 373]
| |
vrijwel onmogelijk te achterhalen waar de uiteindelijk verkregen afbeelding vandaan komt, wat de bijdrage geweest is van leerboeken, leerkrachten en media, hoe groot de invloed geweest is van een verblijf in de doelcultuur of van toevallige contacten met Nederlandstaligen. Dat externe factoren het beeld tot een complex geheel maken, blijkt duidelijk uit het feit dat Vlamingen, en Belgen in het algemeen, ondanks alles in het buitenland nog steeds afgebeeld worden als domme, ruziënde, Oude Belgen met een pak friet in de hand. Eigenlijk is dit niet meer dan een mengeling van vooroordelen (een Belg is per definitie dom), oppervlakkige ervaringen (Belgen eten alleen maar friet) en overgedragen kennis via de media (als België al in het nieuws komt, dan is dat meestal omdat er over de taal geruzied wordt). Samenvattend kunnen we stellen, dat sociale beeldvorming het zich bewust of onbewust afspelende proces is waarbij over personen (of bevolkingsgroepen), zaken of feiten bepaalde, niet altijd rationeel verklaarbare ideeën, indrukken en voorstellingen gevormd worden, die door de tijd heen gevoed en doorgegeven worden: dit dikwijls alsof ze zouden beantwoorden aan de realiteit.Ga naar eind(8) Door onderzoek kan vastgesteld worden, of er een kloof bestaat tussen de werkelijkheid en de beeldvorming, en hoe groot die is. Als respondenten beweren, dat Vlamingen in een eigen huis wonen, dan kan inderdaad bevestigd worden dat dit bij 68,5% van deze bevolkingsgroep het geval is.Ga naar eind(9) | |
Affectieve en cognitieve beeldvormingIn het beeldvormingsproces kunnen twee componenten onderscheiden worden: een cognitieve en een affectieve. In een eerder door mij uitgevoerd onderzoekGa naar eind(10) lag het hoofdaccent op de cognitieve component. Onbevooroordeelde Denen en Schotten werden getoetst op hun kennis van Vlaanderen, wat zeer vermakelijke, maar ook pijnlijke uitspraken opleverde. Zo werd als staatshoofd van Vlaanderen ‘Koning’ Beatrix of Koningin Wilhelmina genoemd en waren van Gogh en Rembrandt beroemde Vlamingen. Er kan in dit geval bezwaarlijk van beeldvorming gesproken worden, eerder van beeldvertekening. Uit de resultaten van dit feitenonderzoek blijkt, dat er minstens twee voorwaarden vervuld moeten zijn voordat een beeld gevormd kan worden. Ten eerste moet er een zekere mate van kennis zijn. Er kan namelijk geen echt beeld van iets onbekends tot stand komen. In bovengenoemd geval ontaardt het beeld volledig in zeer beknopte clichés, vergelijkbaar met het vooroordeel dat Schotten per definitie gierig zijn. Uit deze eerste voorwaarde volgt, dat hoe vertrouwder de leden van een bepaalde bevolkingsgroep worden, des te genuanceerder en beter onderbouwd het beeld wordt. Daardoor zal het waarschijnlijk ook beter aan de werkelijkheid beantwoorden. Een tweede voorwaarde ligt in het feit dat een verwantschap tussen twee bevolkingsgroepen enkel naar waarde geschat kan worden, doordat er een zekere afstand (psychisch of fysisch) gecreëerd wordt tot de bevolkingsgroep waarover het beeld gevormd wordt. Deze voorwaarde wordt bijzonder belangrijk bij de in de inleiding aangehaalde eerste invalshoek van opinie-onderzoek, waarbij een bevolkingsgroep A zichzelf analyseert. Dit blijkt duidelijk uit het feit dat de leden meestal geen echt goed inzicht hebben in de eigen groep. De te nemen afstand verkrijgt men door uit de groep te stappen en die met andere ogen te beschouwen, zodat een genuanceerder beeld ontstaat. Een variant van deze voorwaarde is terug te vinden in de vraag waarom Fransen (en Nederlanders) over Belgen lachen (en dit zonder onderscheid tussen de gemeenschappen). Op het Humorcongres te Sheffield werd de vraag beantwoord met: ‘Ze lachen met de vermeende domheid van de Belgen, omdat wij voor hen geen vreemden zijn, maar een zonderlinge variant van de eigen soort’.Ga naar eind(11) Een combinatie van beide onderliggende factoren is aan het werk wanneer gevestigde clichés tot een uitgesproken mening worden. In bovengenoemde opiniepeiling over het gemiddelde Vlaamse beeld van de hoofdstad blijkt Manneke Pis nog steeds bepalend te zijn. De Vlamingen die aan de enquête deelnamen, hebben duidelijke meningen over de Brusselse bevolking, terwijl ze beweren zelden of nooit in Brussel te komen en niet op de hoogte te zijn van wat er zich afspeelt. Bovendien, hoe verder de | |
[pagina 374]
| |
Vlaming van Brussel woont, des te minder hij over de stad en haar inwoners weet. Het beeld dat bestaat, berust dus niet op feiten, maar op de gevoelens die de Vlaming voor de hoofdstad koestert. Het is juist deze affectieve component van het beeldvormingsproces die in het hier te rapporteren onderzoek de boventoon voert. Om bovendien aan de voorwaarden kennis en afstand tegemoet te komen, heb ik als proefpersonen buitenlandse studenten gekozen die niet helemaal onwetend zijn wat betreft de Lage Landen. Deze studenten Nederlands zijn toekomstige vertalers, tolken en leerkrachten en zullen een niet te onderschatten rol spelen als cultuurdragers extra muros. Daarom is het interessant een inzicht te verwerven in hun beeld van de Nederlandse cultuur, o.a. ook omdat het beantwoordt aan een attitude, die direct en indirect invloed uitoefent op de taalproduktie. De resultaten moeten dan ook volledig gesitueerd worden in deze taalpedagogische context. Een taalstudent zal in het ideale geval en na voldoende onderdompeling in de doelcultuur een puur gevoelsmatige benadering overschrijden en tot een genuanceerder beeld komen. Een reëel gevaar dat in onderzoek van deze aard schuilt, is dat de geadresseerde bevolkingsgroep als homogeen en stabiel beschouwd wordt en men de uitspraken die over hem gedaan worden als algemeen geldend opvat. We moeten echter voor ogen houden dat een volk bestaat uit individuen. Al deze beperkingen in acht genomen zal ik nu proberen een antwoord te geven op de vraag hoe Nederlandstaligen door buitenlandse studenten Nederlands gezien worden. | |
Vlamingen en Nederlanders met buitenlandse ogenAan de hand van een open vragenlijst werd door studenten Nederlands, verspreid over heel Europa, een impressionistisch beeld van Nederlandstaligen geschetst. De meeste antwoorden kwamen van deelnemers aan de 20ste Zomercursus Taal en Cultuur te Hasselt-Diepenbeek (1990), aangevuld met gegevens uit Scandinavië en het Romaanse taalgebied. De studenten stonden op een taalkundig hoog niveau, studeerden in de meeste gevallen Nederlands als hoofdvak en kwamen uit twaalf Europese landen. De vragen werden schriftelijk en in het Nederlands beantwoord en kunnen ingedeeld worden in enerzijds vragen over uiterlijke kenmerken en anderzijds vragen over socioculturele stromingen. Het eerste deel werd vooral gezien als aanloop naar het iets ernstigere tweede deel. De lijst was in twee delen onderverdeeld. Eerst werd er een peiling gehouden naar een beschrijving van de Vlaming, daarna naar die van de Nederlander. Ik zal de resultaten samenvatten in de woorden van de studenten zelf. | |
Uiterlijke kenmerken van Vlaming en NederlanderEen Vlaming draagt een mannennaam en heet typisch Guido De Vlaeminckxs of hij heeft een gelijksoortige familienaam met zoveel mogelijk lettercombinaties waar het een buitenlander van duizelt. Hij heeft een rond, ietwat rechthoekig, breed gezicht, met een vluchtend voorhoofd, een holle rechte neus en holle oren met een brede lel. De afstand tussen neus en mond is kleiner dan bij andere volkeren. Zijn ogen zijn klein en donker: bruin of zwart, met hangende oogleden. Na uitvoering van zijn favoriete hobby (bier drinken) zijn ze echter rood. Een Vlaming heeft weinig tot geen haar. Indien | |
[pagina 375]
| |
aanwezig, dan is het donker en lichtjes golvend. Zijn lichaamsbouw kan samengevat worden als niet groot, kleiner namelijk dan de Nederlander, gemiddeld 1,70 meter. Hij is krachtig gebouwd, ietwat gedrongen en volslank. De Nederlander heet typisch Jan de Vries, waarbij de ‘v’ stemloos wordt uitgesproken. Maar in Nederland wonen ook vrouwen en paren met namen als Kees en Anneke van Houten, van Schouten of van de Achterhoek. Voor de Nederlander gelden twee kenmerken: alles is groot en lang aan hem. Zijn gezicht is lang en smal, hij heeft een lange nek en neus, grote oren en voeten. De Nederlander heeft blond haar, in elk geval meer en lichter dan dat van de Vlaming. De Nederlandse vrouw heeft een rechthoekig, breed gezicht met kort kaar, een wipneus en sproeten. Opvallend aan de Nederlander is de makkelijke en losse, niet-formele kleding, wat ook door een student verwoord wordt als: ‘Ik heb nog nooit een mooie, chique Nederlandse vrouw gezien’. | |
Beroeps- en vrijetijdsprofielWat betreft beroep is er een grote eensgezindheid bij de respondenten: de Vlaming is leraar of kleine zelfstandige. Hij is getrouwd en heeft meer kinderen dan de Nederlander, liefst drie en een hond of een kat. Dikwijls maken ook grootouders of een ongetrouwde tante deel uit van het gezin. De Vlaming woont in een klein, smal huis met twee verdiepingen dat anders is dan alle andere in de omgeving met veel bloemen en planten voor de ramen. Het heeft een kleine voor- en achtertuin waarin alleen gras groeit. In zijn vrije tijd opteert de Vlaming voor een actieve hobby. Hij is snel tot intellectuele arbeid te bewegen, wat zich uit in het stellen van vragen. Hij laat zich verder gemakkelijk verleiden om over de taalproblematiek in België te praten. Hij bouwt ook wel huizen - geen luchtkastelen - en geniet graag van het leven: hij is een echte Pallieter. ‘Terrasjes doen’ is zijn specialiteit. Hij beoefent ook wel sport, maar het liefst wandelt hij. Goed eten staat hoog op zijn verlanglijstje en hij is eerder een bierkenner dan een wijnkenner. Vakantie neemt de Vlaming niet zonder hindernissen. Na veel discussies en geruzie, gaat het hele gezin met de auto voor drie weken naar Zuid-Frankrijk. Als het echter een Mercedes heeft, valt de keuze op Zwitserland als vakantieland. De Vlaming gaat naar een hotel. Valt de ruzie verkeerd uit, dan wordt de vakantie in de tuin doorgebracht of in het overvolle lokale zwembad. De Nederlander is een handelaar, wat terug te voeren is op het Nederlandse koopvaardijverleden. De Nederlandse vrouw is verkoopster of werkt thuis. Vaak zet ze zich in voor plaatselijke verenigingen, van vrouwenbeweging tot ecologische beweging. De Nederlander woont in een kernfamilie, een huwelijk is daarbij niet noodzakelijk. Een Nederlands gezin bestaat uit man, vrouw en twee kinderen. Het favoriete huisdier is een vis, ook wegens de benarde woonsituatie. Nederlanders wonen in een gehuurd rijhuisje in een voorstad. Het heeft grote ramen met gehaakte gordijntjes ervoor en plastic dieren in de achtertuin. De Nederlandse zin voor planning komt in de huizenbouw uitstekend tot uitdrukking. Samengevat door een Finse studente ziet de woonvorm er zo uit: ‘Ze wonen in een groot venster met wat bakstenen er omheen’. De Nederlander kiest voor rustige hobby's: tuinwerk, romannetjes lezen, breien, vissen en fietsen. Moraliseren bij de koffie in de vorm van anderen overtuigen, dat Nederland het mooiste land ter wereld is, is een geliefd tijdverdrijf. De vrije tijd wordt ook nuttig gebruikt, want de Nederlander besteedt veel tijd aan het overleggen hoe hij zijn geld zuinig kan uitgeven. Wat betreft het Nederlandse vakantiepatroon is er bij de respondenten weer een grote eensgezindheid: de Nederlander gaat met de caravan naar zee. Hij staat in elk geval met de caravan langs de autoweg. Alternatief: met een tent en nog drie andere gezinnen naar een camping in Zuid-Frankrijk waar nog vele andere Nederlanders zijn. Bovendien zit de auto bij het vertrek vol eetwaren uit een Nederlandse Aldi, want dat is ‘lekker goedkoop’. Eenmaal op de vakantiebestemming aangekomen, is de Nederlander heel sportief en vult hij zijn dagen met tochtjes en surfen. | |
[pagina 376]
| |
Levensbeschouwelijke profielBij de respondenten heerst er geen twijfel: de Vlaming is katholiek, maar met een sterk wereldse inslag. Zijn geloof betekent niet zoveel voor hem, maar desondanks is hij heel bijgelovig. Voor zijn politieke overtuiging geldt hetzelfde als voor zijn religieuze: de Vlaming spreekt er niet graag over, het is privé-zaak en zelfs een beetje geheim. Vlamingen worden bestempeld als rechts en vrij conservatief. Hun partijpolitieke overtuiging is niet stabiel en er wordt wel eens op verschillende paarden tegelijk gewed, zo beweren vooral de Duitse studenten. Er wordt voornamelijk gestemd op politici die vaak en luid over kunstmatige taalproblemen spreken. De meerderheid van de studenten onderstreept echter, dat men zich niet mag laten misleiden: de Vlaming is kritischer dan men op het eerste gezicht zou denken. Ook wat betreft de Nederlander heerst er duidelijkheid. Hij is calvinist. Nederlanders zijn heel duidelijk op levensbeschouwelijk vlak: ofwel zijn ze het ene, ofwel het andere, of niets. Bovendien zijn ze tolerant ten opzichte van wat anderen denken. Politiek gezien opteren ze voor een liberale actie, maar soms kunnen ze ook streng conservatief uit de bus komen. Meestal zijn ze echter minder kritisch dan ze lijken, behalve enkelen die dan ook luid voor hun mening uitkomen. Dit heeft volgens de Scandinavische en Duitse studenten zijn exponent in de vrijheid van drughandel, ook in de gevangenis. | |
Superlatieven uit het dagelijks levenDe Vlaming heeft zijn vaste voorkeuren, waarvan hij moeilijk af te brengen is. Hij is per slot van rekening een beetje conservatief en houdt van tradities. Op het menu staat friet en de dorstigen worden gelaafd met een ‘pintje’ of met bier met veel suiker en kleurstof. Jenever moet Hasseltse zijn, een kwestie van de eigen economie te steunen. Het lievelingsthema van Vlamingen in contact met buitenlanders is Vlaanderen. Het wordt voortdurend tegenover Wallonië en Nederland geplaatst. Het lievelingswoord is ‘wa'blieft?’, een woord dat vaak voor een Babylonische spraakverwarring zorgt, want het wordt in geen enkele taalcursus vermeld. Een andere taalkundige topper is ‘plezant’, wat volgens de studenten recht evenredig is met het Vlaamse karakter en de favoriete sfeer. Al zijn lievelingswoorden, zowel vragende als constaterende, spreekt de Vlaming bovendien uit op een manier die volgens de buitenlanders mooier is dan die van de Nederlander. Bij de Nederlander staan junkfood, pindakaas en hagelslag met ontbijtkoek op het menu. De Vlaamse Friet met Mayonaise wordt vervangen door friet met satésaus. Daarbij hoort een ‘frikandel speciaal’. Een ondefinieerbare boerenkool verliest het bovendien van conservenblikken uit Nederland. Als drank stelt de Nederlander het met een ‘pilsje’ of een Heineken, maar hij wil ook wel eens een jenever. Wat betreft woordkeuze kiest de Nederlander voor evocatieve woorden als ‘mooi’, ‘god’, en ‘prachtig’. De tussenwoordjes ‘hoor’ en ‘hé’ worden door de respondenten als typisch Nederlands aangehaald, evenals het diminutief ‘kopje koffie?’. | |
Culturele profileringOmdat op de vragenlijst de mogelijkheid voor opmerkingen geboden werd, kunnen de bovengenoemde gegevens nog aangevuld worden. De Vlamingen hebben een zuiders tempe- | |
[pagina 377]
| |
rament, wat tot uiting komt in het bezoeken van terrasjes. Ze nemen het leven dan ook niet al te ernstig. Het zijn aardige mensen en ze lijken daarin soms op Polen, vinden de Poolse respondenten. Een Duitse student ging nog verder in het doortrekken van de vergelijking. Vlamingen beheersen het positieve denken van de Amerikanen, het levenslustige van de Italianen, zijn even toneel-geïnteresseerd als de Oostenrijkers, even autogek als de Duitsers en beter in het plannen dan de rest van de wereld. Deze laatste opmerking wordt gelogenstraft door de kritiek, dat Vlamingen zoveel kinderen hebben als er toevallig komen. Toch heerst er bij de studenten het gevoel dat de Vlaming met een duidelijk minderwaardigheidsgevoel af te rekenen heeft. De Vlaming is nog steeds op zoek naar zijn identiteit. Daarom praat hij graag en veel over zijn land en beklemtoont hij vooral de positieve aspecten van land en volk. Hij probeert zich cultureel te profileren, zowel ten opzichte van de Nederlanders als ten opzichte van de Walen. Sommige studenten beweren, dat de Vlaming voor zijn identiteit ‘vecht’, omdat ze nog niet ten volle ontplooid is. Het vechten wordt ook in verband gebracht met een politiek spel dat de taalproblematiek in België kunstmatig in stand probeert te houden. De Vlaming is moeilijk in een keurslijf te dwingen. Hij is religieus, maar op een praktische, idiosyncratische manier. Hij is niet bang om zijn handen uit zijn mouwen te steken en zal proberen zijn dagelijks leven naar zijn eigen ideaal te vormen. Alles wordt in Vlaanderen overheerst door de uitverkoren hobby: genieten van wat lekker is. Het feit dat de Vlaming druk in de weer is met zichzelf te definiëren en profileren in makkelijk hanteerbare begrippen en beelden, moet volgens een deel van de studenten gezien worden als een manier om zichzelf te verbergen achter handige clichés. De friet en het katholiek-zijn vormen daarbij eigenlijk een mythe. De reden voor het mystifiëren moet gezocht worden in het feit, dat Vlamingen zo beleefd en sympathiek zijn dat ze niemand voor het hoofd willen stoten door te wijzen op onterechte vooroordelen over hun volk en ze deze liever zelf helpen in stand houden. De Nederlander kan samengevat worden als spontaan en alomtegenwoordig. Nederlanders zijn sympathieke ‘gezelligheidsdieren’ die soms een beetje afstandelijk kunnen doen. Ze praten veel en luid, waardoor ze overal, maar vooral in het buitenland opvallen. In discussies hebben Nederlanders meestal gelijk; dat denken ze althans. Ze geven hun meningen in superlatieven en langgerekte klanken te kennen en een lievelingsfrase die vooral in de Duitse winkelcentra gehoord wordt, is ‘Is dat mooi!!’. | |
NabeschouwingHet beeld dat we uit dit onderzoek verkrijgen, is veelzijdig en dynamisch. De dynamiek waaraan het onderworpen is, is echter vrij statisch. Veranderingen worden door de tijd heen slechts langzaam doorgevoerd, want de voorstellingen en vooroordelen waaruit het beeld opgebouwd is, kunnen gemakkelijk in stand gehouden worden als ze functioneel zijn zoals De Baets aantoonde. Uit het groots opgezette onderzoek van Gysels en Blockmans (468 Vlamingen en Nederlanders) werd geconcludeerd, dat er weinig of geen wederzijdse stereotiepe beelden zijn: de Belg (Vlaming) is hartelijk, gastvrij en amicaal; de Nederlander is vlot, welbespraakt en progressief. Dit laatste wordt echter tegengesproken door de in Nederland levende filmhistoricus en schrijver Eric de Kuyper: ‘Nederlanders zijn erg stereotiep, ze hebben heel oudbollige ideeën. (...) wat men ook van ze mag zeggen, ze zijn niet tolerant. En ze kunnen absoluut niet tegen kritiek’.Ga naar eind(12) Zo zien we dat een beeld een variabel gegeven is. Op basis van verder onderzoek naar de systematiek van het beeldvormingsproces bij buitenlanders zal een ruimer inzicht verworven worden in hoe het beeld van de Nederlandstaligen is, verandert en eventueel verbeterd kan worden. Ik hoop met dit verkennend onderzoek een aanzet geboden te hebben voor verdere reflectie in deze richting. |
|