De Trust speelt ‘Friedrichswald’. Op de foto Khaldoun El Mecky en Kees Coolen.
antwoorden formuleert het als reactie op de allang niet meer incidentele uitingen van vreemdelingenhaat en nationalisme, sinds de Tweede Wereldoorlog vrijwel ongekend? Theater dat onverschillig blijft bij een wereld die in brand staat en dat de aansluiting mist bij de grote bewegingen van deze tijd zou op den duur zijn geloofwaardigheid weleens kunnen verliezen. De politici van het inmiddels verenigde Europa mogen dan lijken op de spreekwoordelijke senaat die onbekommerd doorvergaderde terwijl Saguntum ten onder ging, het theater zou zich toch eigenlijk opnieuw bewust moeten worden van zijn leidende functie en met nieuwe gedrevenheid de relatie tussen kunst en maatschappij moeten aantonen. De kleine gezelschappen die indertijd het vormingstoneel maakten zijn er niet meer, en ongetwijfeld zal het op winst en succes beluste vrije circuit altijd iets blijven houden van het befaamde scheepsorkest dat vrolijk doorspeelde terwijl een monsterschip naar de afgrond zonk. Dus moet de reactie dit keer misschien komen van de grote gezelschappen.
Het is op z'n minst opvallend dat Het Nationale Toneel, als erfgenaam van de Haagse Comedie nu niet meteen het meest avantgardistische gezelschap in Nederland, met een originele versie van Shakespeares Koopman van Venetië ongeveer als eerste de vreemdelingenhaat als onderwerp koos. In hetzelfde interview als waaruit aan het begin van deze bespreking geciteerd werd, zegt Hans Croiset, dit seizoen voor het laatst artistiek leider van Het Nationale Toneel: ‘Het verschil tussen christenen en joden in dat stuk heeft ook met onze tijd te maken, en niet alleen vanwege de vernederingen uit de Tweede Wereldoorlog. Het heeft te maken met onze omgang met minderheden, met de vraag waarom de hulp aan Bosnische moslims zo slecht op gang komt’.
Die uitspraak wekt verwachtingen, maar helaas: noch met deze constateringen, noch met de produktie waarin Croiset zelf de legendarische Joodse zakenman Shylock mag spelen, kan hij de eerder vastgestelde machteloosheid van de theatermakers opheffen. Onmiskenbaar speelt Croiset zijn moeilijke rol met verve en als groot acteur staat hij naast een coryfee als Gijs Scholten van Aschat (Antonio) zeker niet alleen. Maar ondanks al het acteurstalent blijft toch vooral de herinnering aan een curieuze, tweeslachtige voorstelling.
De ‘zichtbare’ actualisering van deze Koopman is door regisseur Ger Thijs vooral gezocht in de costumering, de decors en de rekwisieten: de upperten van Venetië en Belmonte gaat gekleed in strak gesneden maatpakken, loopt rond met portable telefoons en vrijt in kitscherige designzwembaden. Daarbij is de toonzetting lichtvoetig, vaak zelfs tegen het karikaturale aan, waardoor men onophoudelijk het gevoel heeft dat het allemaal niet zo serieus bedoeld is. Te midden van al die vrolijke drukdoenerij moet de tragische Shylock immers wel heel erg zijn best doen om zijn in de toneelgeschiedenis toch al omstreden rol met een boodschap voor het Europa van nu te rechtvaardigen. Dat lukt hem doodeenvoudig niet, zijn rol blijft aanvechtbaar en mysterieus als altijd, en daarmee wankelt het concept en verlaat het publiek, weliswaar vrolijk gestemd door het visuele spektakel, uiteindelijk met meer vragen dan antwoorden de zaal.
Vergeleken bij Het Nationale Toneel lijkt het Amsterdamse gezelschap De Trust veel beter in staat in het huidige toneelbestel een artistieke voortrekkersfunctie te vervullen. De Trust behoort weliswaar niet tot de elite van grote en gerenommeerde gezelschappen, maar heeft met een aantal spraakmakende voorstellingen in een eigen theatertje - een voormalig badhuis aan de Heiligeweg in de hoofdstad - inmiddels een stevige reputatie opgebouwd. Geweld, oorlog, bloed en verderf zijn de sleutelwoorden die passen bij die meest recente produkties van artistiek leider en regisseur Theu Boermans van De Trust. De voorstelling Friedrichswald, door Boermans gemaakt op basis van Shakespeares Naar het u lijkt, vormt in de reeks geen uitzondering.
Het stuk gaat over de laatste dagen van ‘de verenigde staten van Europa’, aanvankelijk een sociaal paradijs, maar ten slotte niet minder dan een gewelddadige politiestaat waarin slechts het recht van de sterkste telt. In deze eindtijd gaat een bont gezelschap, van