moeten we ook het motto interpreteren. Het is een legendarisch fragment uit Historiën van Herodotos, waarin Kroisos en Solon in gesprek raken over menselijk geluk. Kroisos vraagt of Solon weleens ‘de gelukkigste van alle mensen’ gezien heeft. Solon wijst in zijn antwoord naar de daden en de motieven van de goden: de jaloezie en de onberekenbaarheid van het goddelijke staat het hoogste menselijke geluk in de weg.
Het goddelijke speelt ook op een ander niveau een rol en wel in combinatie met de thematiek van het kunstenaarsschap. Hierbij gaat het om de verhouding tussen werkelijkheid, verbeelding en afbeelding. Een schrijver of schilder kan de werkelijkheid proberen af te beelden: als dit al lukt, leidt dat tot leeg realisme (Marthes tekeningen van de tuin). De essentie van de werkelijkheid laat zich eerder vastleggen door het gebruik van de verbeelding.
Max wilde na de dood van Didi een boek schrijven over zijn eigen leven en de rol van Didi daarin. Maar wat hij ook probeerde, de werkelijkheid liet zich niet afbeelden. ‘Iets’ verhinderde hem te schrijven over de dingen die werkelijk van belang waren: het goddelijke?
Met hetzelfde probleem krijgt Marthe te maken. De tijd die zij en Didi doorbrengen, lijkt even paradijselijk als de periode, destijds, waarin Max en Didi samenwaren. Maar ook het geluk van Marthe en Didi houdt geen stand. Marthe probeert steeds Didi's portret te tekenen, haar af te beelden zoals ze werkelijk is, maar wat Marthe ook doet, het lukt haar niet. Uiteindelijk kan Marthe niet anders dan Didi wegsturen. En tijdens die reis, op weg naar Max, verongelukt Didi dodelijk. De terugkeer naar het vroegere paradijs kan blijkbaar alleen via de dood verlopen - zoals in Marsmans gedicht.
Pas vlak voor Max' aankomst, vijf jaar na Didi's dood, gaat Marthe opnieuw aan de slag met het half voltooide doek: die nacht lukt het haar wel, ze gebruikt haar verbeelding om het portret af te maken. Ze heeft zich nog nooit zo gelukkig gevoeld, maar dit is van korte duur. Door een dramatische ingreep - van goddelijke jaloezie? - eindigt het verhaal tragisch. Kennelijk is het opperste geluk voor de mens niet weggelegd, zoals het motto van het boek aangeeft. Wie in het aardse paradijs heeft geleefd - dat geldt zowel voor Max als voor Didi en Marthe -, en daar om wat voor reden uit verwijderd is, kan er nooit meer naar terugkeren, tenzij via de dood.
Ook de tijd is een belangrijk motief. Max' eerste woorden zijn: ‘Ik denk over de tijd. Over de willekeurige vorm van besef die tijd heet (...)’ (p. 11). Het is dan ook niet vreemd dat heden en verleden afwisselen in deel I, waar Max opgevoerd wordt, want als tijd een willekeurige interpretatie is, kun je heden en verleden makkelijk met elkaar vermengen. In feite is de tijd voor Max na Didi's dood stil blijven staan; alles wat daarna is gebeurd, heeft voor hem geen enkel belang. Ook in deel II, waarin Marthe de hoofdfiguur is, staat de tijd stil, zowel letterlijk als figuurlijk. Eens heeft een jager de wijzerplaat van de dorpskerk beschoten en sindsdien staat het uurwerk op half drie. Ook figuurlijk heeft de tijd stil gestaan. Marthe heeft haar atelier na Didi's dood afgesloten en pas vijf jaar later maakt zij het portret af dat al die tijd onvoltooid op haar ezel heeft gestaan. Zowel Marthe als Max gaan een ongelijke strijd aan. Zij proberen het verleden vast te houden, zelfs te achterhalen, maar de tijd, het door de goden bestuurde aardse uurwerk, staat dat niet toe. Dat blijkt als Marthe erin geslaagd lijkt te zijn Didi's portret te schilderen: kort daarna slaat het lot genadeloos toe.
Met Vuur en zijde heeft Doeschka Meijsing na lange tijd weer eens laten zien waartoe zij in staat is. Ze heeft een literaire prestatie van de eerste orde geleverd. Het boek heeft een rijke thematiek, kan op verscheidene niveaus gelezen worden, bezit een interessante structuur, is geschreven in een mooie, zorgvuldige stijl en wordt op een geraffineerde manier verteld.
Ruud A.J. Kraaijeveld
doeschka meijsing, Vuur en zijde, Querido, Amsterdam, 1992, 133 p.