| |
| |
| |
Drs. P (o1919) (Foto J. Stegeman).
| |
| |
| |
Gestrengheid in normen en vormen
De poëzie van Drs. P
Cees van der Pluijm
CEES VAN DER PLUIJM
werd geboren in 1954 te Kootwijk Radio (Gld.) Studeerde Nederlands en Algemene Literatuurwetenschap in Nijmegen en Zuidafrikaans in Amsterdam. Hij is mede-oprichter en redacteur van het literaire tijdschrift ‘Parmentier’. Publiceerde o.a. de gedichtenbundels ‘Het lustprieel’ (1984) en ‘Vanitas’ (1988) onder het pseudoniem Peter Coret. In 1991 verscheen de roman ‘Hete klippen’ die hij samen met Robert Long schreef. Eind 1992 publiceerde hij de tekst van ‘D'r moet iets met apen in’ een toneelstuk over AIDS.
Adres: Niek Engelschmanlaan 119, NL-6532 CR Nijmegen
Hij voelt zich geen dichter: hij is een vakman. Persoonlijke ontboezemingen vindt hij niet interessant - evocatie (het prikkelen van de zintuigen), provocatie (het oproepen van gevoelens), avonturen in de geest, daar gaat het om. Toch is de in 1919 in het Zwitserse Thun geboren H.H. Polzer als Drs. P een echte dichter, zoals hij ook een echte econoom was toen hij in 1950 in Rotterdam afstudeerde, en zoals hij een echte copywriter werd toen hij werkzaam raakte in de reclame. De middelen waarvan hij zich voor zijn literaire werk bedient (of het nu gaat om verstilde verzen of om welluidend getoonzette liedteksten) zijn bij uitstek poëtisch. Slechts zijn absolute hang naar technische perfectie, zijn behoefte om begrijpelijk en onderhoudend werk te vervaardigen, en een bijna oesterachtige geslotenheid waar het gaat om zijn particuliere emoties onderscheiden Drs. P van veel andere dichters.
| |
Literatuur en variété
Dat Drs. P tot nu toe een marginale positie heeft toebedeeld gekregen in de Nederlandse letteren, kan niet te wijten zijn aan zijn produktie of aan zijn niveau. Zijn bibliografie telt zo'n vijftig titels en weinig of niets hiervan is triviaal te noemen. De intellectualistische inslag en het gewild elitaire (in de zin van niet-volkse) karakter van het literaire werk van Drs. P staan dan ook borg voor verhoudingsgewijs beperkte oplagen, al worden er van zijn bundels per definitie meer verkocht dan van de meeste serieuze dichters.
Maar behalve dichter is Drs. P ook zanger, componist en schrijver van
| |
| |
liedteksten. En wie in Nederland wil zingen, moet niet verwachten dat hij ook als letterkundige serieus genomen zal worden, tenzij hij zijn uitstapjes naar de lichte muze belijdt als oprecht-amateuristische zijsprongen en wegcijferbare burlesken.
Literatuur is een serieuze zaak en we houden in Nederland al helemaal niet van dubbeltalenten. Drs. P, Jules de Corte, Robert Long - door hun veelzijdigheid en hun werk in de theaters worden ze door gemakzuchtige critici maar al te graag op de grote hoop van het variété gegooid. En je moet op zijn minst proza gaan schrijven en er een literair-religieus moralisme op nahouden (zoals Freek de Jonge) wil je van de mestvaalt van het amusement in de richting van de Parnassus mogen kruipen.
| |
Light verse of plezierdichten
Literatuur blijft een ernstige zaak en daarom weten de critici evenmin goede raad met het light-versegenre, of zoals Drs. P het liever noemt: het plezierdichten. Wie ‘lichte verzen’ schrijft, zit zelden gierend van de lach aan zijn bureau. Ook humor is een ernstige zaak. De light-versedichter beoefent zijn vak als een ambacht; door vaktechnische precisie brengt hij een schijnbare eenvoud tot stand die zijn lezers niet voor grotere problemen stelt dan het leven zelf. Light verse is het tegendeel van hermetische poëzie; de light-versedichter produceert geen orakeltaal, geen gecodeerde werkelijkheid, maar hij vermaakt, betoogt, ontroert - kortom hij doet alles waar in andere poëzie ook naar gestreefd wordt - met een optimale toegankelijkheid en een maximum aan versificatorisch genot. Light verse is niet inhoudloos. Het is geen nonsenspoëzie, het houdt zich niet bezig met dadaïstische taalexperimenten, en het produceert geen jabber talk of dierengeluiden. Wel bedient de plezierdichter zich van op het eerste gezicht soms zeer triviale motieven. Alles uit de werkelijkheid is bruikbaar om de eerste betekenislaag van het gedicht tot stand te brengen. Maar daarnaast worden in het light-versegedicht, meer dan in alle andere poëtische subgenres, de vormaspecten van de tekst gethematiseerd.
Alle poëzie gaat (ook) over zichzelf. Bij het pleziergedicht maakt de vorm een wezenlijk deel uit van de inhoud: enerzijds concretiseert de lezer via de soms erg alledaagse, weinig traditioneel-dichterlijke en bijna nooit modieus avant-gardistische motieven de eerste thematische laag (die hem ontroert, vermaakt, verontrust of bevestigt), anderzijds beleeft hij de uitdaging van de vormeisen mee en laat hij zich raken door de oplossingen die de dichter voor zijn poëticale problemen gevonden heeft, waardoor een tweede thematische laag ontstaat. Niet dat dit bij andere soorten poëzie niet plaatsvindt, maar daar is het doorgaans zo dat vorm en inhoud een onscheidbare eenheid vormen. Bij light verse is er zowel van die eenheid als van een thematische tweeledigheid sprake: de vorm als vorm is ook en vooral een apart onderdeel van de inhoud.
| |
| |
Alleen indien éen van beide thematische lagen ontbreekt of met onvoldoende vakmanschap tot stand gebracht is, wordt de tekst triviaal. Daarom zijn zo veel limericks onpruimbaar: de vorm op zichzelf is al niet echt interessant en doorgaans wordt hij ook nog eens krukkig toegepast, terwijl de eerste inhoudelijke laag daar vaak nog bij achterblijft.
| |
Dichter en didacticus
Samen met Kees Stip en Annie M.G. Schmidt mag Drs. P tot de nestors van het hedendaagse Nederlandse light verse gerekend worden. Maar meer dan wie ook heeft hij zich bezig gehouden met de theorie van de verstechniek en met het ontwikkelen van nieuwe versvormen. In zijn Handboek voor plezierdichters behandelt Drs. P vijftig oude en nieuwe versvormen, en in de afgelopen tien jaar heeft hij zo veel andere vormen ontdekt en ontwikkeld, dat een nieuwe vermeerderde druk van dit standaardwerk alleszins gerechtvaardigd zou zijn.
Veel van die nieuwe versvormen zijn varianten op de traditioneel belangrijkste vormen als het sonnet, de ballade en het rondeel. Van deze nieuwkomers heeft vooral de balladette, een verkleinvorm van de rederijkersballade, tot navolging geleid. De echt nieuwe vormen, zoals het groeirijm, het slinkrijm, de rupsband, de retour, de stel & sprong, het aquarium, de (d)e(e)f, de telescoop, de Proteus, het elftal, de spicht, het anastichon, het potje en de raldaldee (om er maar een paar te noemen), brachten het op zichzelf niet zo ver, al vond een aantal rijmtechnische innovaties bij sommige kenners en liefhebbers zijn plaats in andere versvormen.
Meer succes was er weggelegd voor het ollekebolleke, de door Drs. P uit de Verenigde Staten geïmporteerde en voor het Nederlands enigszins aangepaste versie van de double dactyl of higgledy-piggledy. De zeer specifieke vormtechnische eisen van deze versvorm doen een beroep op de bijzondere beheersing van de taal en de grote spitsvondigheid van zijn beoefenaars. Dichters als Driek van Wissen, Ivo de Wijs, Pieter Nieuwint, Simon Knepper, Jean Pierre Rawie en Frank van Pamelen bereikten er, in navolging van Drs. P, grote hoogten in.
Het voert te ver om hier nader in te gaan op de onderscheiden versvormen. In Nieuwe vergezichten en vooral in het Handboek voor plezierdichters, een ook voor het onderwijs zeer bruikbaar naslagwerk, gaat Drs. P in op de geschiedenis van de versvormen, op de voorgeschreven regels, de mate van toepasbaarheid en de aanbevolen werkwijze. Ten slotte geeft hij van elke versvorm een zichzelf omschrijvend voorbeeld. Niet alleen als plezierdichter, maar ook als verstechnisch moralist en zendeling is Drs. P in dit boek onovertroffen. Dat dit handboek een belangrijke literairwetenschappelijke bijdrage is aan de Nederlandse letterkunde is tot nu toe te weinig onderkend.
| |
Rijm en metrum
Vaste vormen staan of vallen met een correcte toepassing van de voorschriften. Naast strofenbouw en verplicht gestelde omvang en herhaling van bepaalde versregels, nemen rijm(schema) en metrum daarbij een voorname plaats in.
De verstechnische normen van Drs. P zijn meer dan streng. Rijk rijm
| |
| |
(schamen/beschamen) is uit den boze. Goud rijmt niet op bouwt (vanwege die w) en in verband met de uitgangs-n past ode wel bij bode maar niet bij doden. Halfrijm of assonantie (tenzij toegepast als binnenrijm) zijn een teken van ernstige armoede.
Metriek is er niet om mee te smokkelen. Lettergrepen die in gewone spreektaal beklemtoond worden, dienen die klemtoon ook in een gedicht te krijgen - light verse is immers bij uitstek spreektaalpoëzie. En een sonnet in jambische vijfvoeters hoort inderdaad veertien regels van elk tien lettergrepen te bevatten (met dien verstande dat de regels die op een vrouwelijk rijm eindigen er nog éen, onbeklemtoonde, lettergreep bij krijgen). Voor Drs. P kan daar niet mee gesjoemeld worden en al zeker niet met emotionele aandoening of dichterlijke vrijheid als alibi.
Voorbeelden van al het bovenstaande treft u aan in de volgende immanente balladette uit Weelde & feestgedruis.
Lees eens iets wijs. Dat wil de etiquette
En liefst wat vaker, ook al doet het pijn
Eerbiedig het met zorg gemaakt produkt
Solide, maar ook sierlijk moet het zijn
Een diva? Neen, een aardige soubrette
Erkende vakvrouw zonder valse schijn
Niet opgeschroefd, -geblazen en -gesmukt
Solide, maar ook sierlijk moet het zijn
Indien u op de aanvangsletters lette
En deze las in verticale lijn...
Tableau! Dan was u helemaal verrukt
Solide, maar ook sierlijk moet het zijn
Wel, lezers, dra is deze balladette -
IJs, wind en weder dienende - gelukt
Solide, maar ook sierlijk moet het zijn
Rederijkerij? Ja, in zekere zin. Waar thema's en motieven samenvallen in poëticale introspectie, mag u dit constateren. De laatste, zeer persoonlijke, ontwikkeling in het werk van Drs. P betreft een door hemzelf als ‘maniakaal’ omschreven neiging om tot een bijna onwerkbare orthografisch geïnspireerde regelvoering te komen. Tegenwoordig rijmt bij Drs. P goud niet meer op hout, vanwege het verschil tussen de d en de t. Woorden met au rijmen niet meer op woorden met ou, en het zelfde geldt voor ei en ij. Zijn vrienden en collega's zien met enige bezorgdheid uit naar deze bezetenheid; de GGD is stand by. Elders in dit nummer zult u flamboyante voorbeelden aantreffen van minder rederijkerig en anderszins betekenisvol light verse, zij het uit de qua gestrengheid voorlaatste periode.
| |
| |
| |
Thema's en motieven
De didacticus Drs. P vindt in zichzelf een van zijn beste leerlingen. Wie de verzamelde gedichten en liedteksten bestudeert, komt met een grote hoeveelheid traditionele, vernieuwde en nieuwe versvormen in aanraking.
De motieven van deze teksten, de beelden waarin ‘het verhaal’ wordt verteld, ontleedt Drs. P vaak aan de opdracht of aanleiding waaruit ze ontstaan zijn. Zo bevat het Tuindersliedboek (Amsterdam, 1983) louter teksten over groente en fruit, aangezien de auteur ervan geruime tijd een wekelijkse bijdrage moest leveren aan een KRO-radioprogramma waarin opgenomen de berichten voor land- en tuinbouw.
Tot de onderwerpen die Drs. P herhaaldelijk tot gloedvolle teksten hebben aangezet, behoren voorts de liefde, (bekoorlijke types, leed en geluk, seks en erotiek, aids), de letterkunde (schrijvers, stromingen, versvormen), vaderlandse en andere geschiedenis, theologie (katholieke gezagsdragers, maar ook andere dogmatici en fanatici moeten het systematisch ontgelden), aardrijkskunde, muziek en diverse vormen van transport.
Maar het zijn slechts motieven; de onderliggende thematiek is, naast het permanente light-versethema. van de poëticale uitdaging, van een geheel andere aard. Doorgaans is deze thematiek antithetisch te noemen.
Het gedachtengoed van Drs. P is grootburgerlijk-conservatief. Hij lijkt een maatschappijbeeld aan te hangen waarin je mensen hebt die bedienen en mensen die bediend worden. De wereld bestaat uit sukkels en gestudeerden, uit krompratende en zorgvuldig formulerende lieden, uit weelde & feestgedruis en pittoreske armoede (die eerder een folkloristisch dan een realistisch karakter heeft).
Deze hier enigszins gekarikaturaliseerde visie straalt orde uit en overzichtelijkheid; evenals bij het schrijven van liedteksten en gedichten draait het om normen en vormen: een burgerlijk ideaal met een soms aristocratische allure.
Maar in de realiteit, en dus ook in de werkelijkheid van Drs. P en zijn teksten, heeft dit glanzende ideaal een dof-matte achterzijde die door de dichter met graagte wordt opgepoetst. Iedere enigszins ideaal geschetste situatie in een tekst van Drs. P kan rekenen op ernstige verstoring door ziekte, misdrijf, natuurgeweld of andere onredelijke beschikkingen van het lot. En kenmerkend voor deze thematiek is, dat zowel het éen als het ander, zowel de idylle als de catastrofe, een bron van vermaak en schilderachtige beschrijving vormen. Hedonisme en wreedheid gaan in de werken van Drs. P hand in hand. Het effect daarvan is dat uit alle geweld de angel gehaald wordt. Zulke humor leidt tot een ultieme relativering waarin alles aanleiding tot vermaak kan worden. Daarmee komt het burgerlijkconservatieve ideaal in een geheel ander licht te staan en wordt het overgoten met een saus van studentikoze losbolligheid, van jeugdige amoraliteit. In dit wereldbeeld kan alles onderuit gehaald worden - kneusjes en autoriteiten, daders en slachtoffers, het verhevene en het banale - mits het maar is om der wille van de humor, om de bevrediging van het streven naar spitsvondig genot.
Heel opvallend is in dit verband ook het bijna volledig ontbreken van
| |
| |
maatschappijkritiek of van serieuze, verantwoorde beschouwingen. Zo normatief als de poëtica is - zo normatief als de auteur zelf is, des te normlozer lijkt de poëzie in de eerste betekenislaag.
Heel soms ruist er een onverwachte weemoed door de teksten van Drs. P, een van heimwee doortrokken verlangen naar andere tijden, andere landen, andere zeden... Het gaat dan over iemands studententijd, poezen, Indonesië, het Berlijn van de jaren twintig, Zwitserland, reizen in exotische gebieden... Maar even onverwacht worden die emoties weer geneutraliseerd, als betrapt de dichter de mens achter de maker op een onwelvoeglijke openheid.
De thematiek die aan het werk van Drs. P ten grondslag ligt, kan dus geschetst worden in tegenstellingen: de idylle versus de catastrofe, wellust versus leed, burgerlijkheid versus bohème, weemoed versus de geïroniseerde emotie. Bij deze tegenstellingen wordt zelden een serieus oordeel of een oprecht gevoelen direct verwoord: de auteur veinst, chargeert, stileert en past bijna permanent een verbale travestie toe.
Wel worden de tegenstellingen met elkaar verzoend door het genoegen van goed en geestig taalgebruik. De vorm van de poëzie heelt de breuken in het bestaan. Deze werkelijkheid bestaat alléén echt in de taal; de achterliggende realiteit is niet meer dan een aanleiding om dit talige paradijs tot stand te brengen.
Een goed voorbeeld ten slotte van een aantal van deze abstracte thema's is het volgende gedicht uit Weelde & feestgedruis, dat geschreven werd bij een doosje hand-made sigaren.
Men trekt de hoofdprijs hier, of anders nieten
En als 't niet gloeiend heet is, zal het gieten
Niet slechts door ziekten wordt men overmand
Maar ook door slangen, spinnen, parasieten
Honduras! In dit godvergeten land
Gehuld in zweren, stank en noodverband
Belaagd door Jezuïeten en bandieten
Vervaardigt men sigaren met de hand
De roker ziet, in opperbest humeur
De meisjes (meest debiele en verkrachte)
Die, opgejaagd door vloeken en karwats
Zich ongelukkig werken voor een krats
En bij die comfortabele gedachte
Geniet hij van de heerlijk volle geur
| |
Beknopte bibliografie Drs. P / H.H. Polzer
geo staad (ps.), Grink, Amsterdam, 1979.
drs. p, Pleziergedichten, 's-Gravenhage, 1979.
coos neetebeem (ps.), Antarctica, Amsterdam, 1980.
| |
| |
h.h. polzer, Zwitserse sonnetten, Amsterdam, 1980.
drs. p en paul lemmens, Herenspraak, 's-Gravenhage, 1980.
drs. p en paul lemmens, Dat lentebal, Amsterdam, 1983.
drs. p, Handboek voor plezierdichters, 's-Gravenhage, 1983
drs. p, jean pierre rawie, driek van wissen, ivo de wijs. Dartele dactylus, Amsterdam, 1984.
drs. p en ivo de wijs, Het rijmschap compleet, 's-Gravenhage, 1984.
drs. p, Tientallen elftallen, 's-Gravenhage, 1985.
drs. p, paul lemmens, jacob steege, driek van wissen, Letterkundig verskwartet, Amsterdam, 1985.
drs. p, paul lemmens, jacob steege, driek van wissen, Literair assortiment, Amsterdam, 1985.
drs. p, Weelde & feestgedruis, de beste gedichten van -, samengesteld en ingeleid door paul lemmens, Amsterdam, 1986.
drs. p, Heen en weer, honderd liedteksten gekozen en ingeleid door ivo de wijs, Amsterdam, 1986.
drs. p, Eerste klas retour, Antwerpen, 1988.
drs. p en paul lemmens, Nieuwe vergezichten, Amsterdam, 1989.
drs. p, Flor fina, Boxtel, 1989.
drs. p, Esmeralda of de macht van het woord, Groningen, 1989.
drs. p, Aquarium, Antwerpen, 1990.
| |
In voorbereiding:
drs. p, Lyriana, poems and songs in English / poésie et chansons en français / Gedichte und Lieder auf Deutsch (verschijnt voorjaar 1993).
|
|