Ons Erfdeel. Jaargang 36(1993)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 245] [p. 245] [Gedichten] Achter een dikke boom Het was acht uur. Ik ging van huis en begaf mij buiten het dorp. Het was koud. Een scherpe wind deed mijn ogen tranen. De grond waarop ik liep was hard als steen. Ik volgde een bochtig pad. Toen ik moe werd, ontkleedde ik mij achter een dikke boom. Maar ik bleef alleen, dat maakte mij radeloos. Want in mijn oor lag nog haar stem en ik zag haar voor me, al hield ik de ogen gesloten. Uit: Arcadia. [pagina 246] [p. 246] Met rokken Er waren dagen van warmte waarin ik was: vol van zon en liefde met rond mijn hals armen. En ik begaf me naar dorpen, wegen op mij vooruit lopend van smeltend asfalt en bossen achter jonge akkers naast mij, kantelende zwaluwen in halve bol over mij heen en aan mij voorbijtrekkend vrouwen. Die begeerde ik, want met rokken, onaantastbare ogen, o, en daarom verborg ik me achter afgebeulde hoeven: ik zag, glurend om barstende muren, stijf, statig, zich verwijderend - moe als ik was van warmte en vol van haat haatte ik ze, hartstochtelijk zijnde, tussen walmende mest, doorkruist door rochelende knechten en boven mij de klaterende zon, het logge vee de kont naar mij toe, maar niets van dat alles zijnde zoals ik en daarom: hevig hevig probeerde ik niet te bestaan. Uit: Intieme handelingen [pagina 247] [p. 247] Klem Ik keek omhoog met de mond naar... Naar daar, hart, hoe iets er het aanriep hoe er het schreeuwde in de nadag op de flatrand naar de trant van te zien van wat niet zegbaar met tongkracht is in de toon van het veeg licht in het blikveld in de voornacht Hart, Ik vluchtte uitwaarts in de nieuwbouw van de bijstad op de plempgrond in het westelijk licht in de naschijn Droefheid van de keel, Ik zag niets dan de borstkas van mijn lichaam van mijn ik-schap in de nadag op de flatrand, hart Uit: Klem [pagina 248] [p. 248] Luister naar die woorden uit mijn mond Luister naar die woorden uit mijn mond en toch... Registreer de echo van hun holheid niet maar gooi de luiken open van uw oren om niet ten prooi te vallen aan de eenzang van uw isolering, de vreemdheid die in uw hart sluipt bij het zien van de wereld die haar handen van u aftrekt, hoe lelijk van schreeuw zij ook is, en hoe ongehoord ook Maar als u op het raam uw naam schrijft in het condensaat kijk niet naar de belettering maar luister naar het piepen van de huid op glas, dat heel die oude wereld oproept van voor haar resignatie van voor de tijd dat zij besloot zich voor u af te sluiten haar luiken dicht te slaan haar slot te grendelen Uit: Droom Vorige Volgende