| |
| |
| |
Dora van der Groen (o1927).
| |
| |
| |
Dora van der Groen
Drijven op golven van onmogelijkheid
Roelof Naarding
ROELOF NAARDING
werd geboren in 1940 te Bergen op Zoom. Is redacteur bij het dagblad ‘Het Parool’, schrijft toneel- en jazzkritieken en achtergrondartikelen over theater, literatuur en beeldende kunst.
Adres: Wijngaard 217, NL-8212 CM Lelystad.
Achterin de veertig was Dora van der Groen toen Nederland haar, in 1975 ontdekte. Zij kreeg toen bekendheid als filmactrice, door haar rol in Bert Haanstra's Dokter Pulder zaait papavers. Haar optreden in de televisieserie Tussen wal en schip (Vara 1976 / 77) bezorgde haar de doorbraak naar een nog groter publiek. Zij was toen al jarenlang een begrip in de Vlaamse toneelwereld, maar als toneelspeelster kende vrijwel niemand in Nederland haar.
Dora van der Groens toneelcarrière speelde zich tussen 1956 en 1961 voornamelijk in Brussel en Antwerpen af. Daarna deed zij nog maar sporadisch aan een toneelstuk mee. In Mystero Buffo, omdat ze graag wilde werken onder de regie van Arturo Corso. En een andere keer omdat ze dat aan oud-leerlingen had beloofd, van een klas waarmee ze een bijzonder goed contact had gehad. Dus zei ze dat als ze eens iemand nodig hadden die oud was, al was het maar voor een zinnetje, liefst voor een zinnetje, ze een beroep op haar konden doen. En dat deden ze.
Met filmen was Dora van der Groen al in 1955 begonnen toen zij meedeed in Meeuwen sterven in de haven van Roland Verhavert, Ivo Michiels en Rik Kuipers. In Nederland was ze voor het eerst te zien in Harry Kümels Monsieur Hawarden (1969). In Dokter Pulder zaait papavers speelde zij de rol van mevrouw Mies, de vriendin van prof. dr. Hans van Inge Liedaerd (Ton Lensink). Een verloederde vrouw, geteisterd door opium en alcohol.
‘Een actrice, zo ongelooflijk dat je het er koud en warm tegelijk van krijgt’, schreef een recensent. Maar wie zou denken dat Dora van der
| |
| |
Groen na deze doorbraak een vaste ster zou worden aan het Nederlandse filmfirmament, kwam bedrogen uit. Het leek haar te ontbreken aan de ambitie om door te gaan, nadat een top was bereikt. Zij speelde nog wel in korte tijd in een groot aantal films mee, Keetje Tippel van Paul Verhoeven (1975), Kind van de zon van René van Nie (1975), De komst van Joachim Stiller (Harry Kümel, 1976), maar daarna werd ook de film een incident in haar leven.
Eind 1991 deed zij bij Het Zuidelijk Toneel haar eerste professionele regie, Thyestes van Hugo Claus. Een hit, die overal uitverkochte zalen boekte. Op 9 januari 1993 ging in Maastricht Abele spelen van een anonieme middeleeuwse auteur, in première, een tweede regie bij hetzelfde gezelschap.
Dora van der Groen werd op 10 maart 1927 geboren in Antwerpen. Zij ontving haar toneelopleiding aan de Studio Herman Teirlinck. Zij speelde eerst cabaret, bij het gezelschap Cyrano. Van 1956 tot 1961 - toen zij trouwde met Wies Andersen, haar tegenspeler in Tennessee Williams Kat op een heet zinken dak - speelde zij als actrice bij het NKT in Antwerpen en de Koninklijke Vlaamse Schouwburg in Brussel ‘bijna alles’, zegt ze zelf. Maria Stuart, Macbeth, Clair Obscur, Tramlijn Begeerte, enz., enz. ‘Het ging mij niet zo om de rol. Het ging bij mij altijd om het acteren. Een kleine rol vond ik ook wel prima. Ik heb alles gedaan. Zelf had ik geen voorkeur voor bepaalde rollen. Ik speelde graag, en een ander zei wel wat ik ging spelen’.
Daarna stapte ze over naar het Dramatisch Gezelschap van de BRT, de Nederlandstalige radio en televisie in België. Daarnaast deed ze af en toe in een film mee.
‘Ik ben van het toneelpodium gestapt, omdat ik voelde dat ik door artistieke en technische omstandigheden op de planken niet meer kon laten zien wat ik wilde en moest laten zien’, vertelde zij in 1970 in een interview met Ben Dull.
‘Ik ben gestopt. Een paar dingen in je leven, die waar zijn voor jezelf, moet je veilig stellen. Al voor mijn vijfentwintigste had ik alles gespeeld wat er te spelen viel. Of ik dat goed deed, moeten anderen maar zeggen. In ieder geval stond ik aan de top. Er was daarna niets meer om naar toe te werken. Bovendien, ik heb er nooit van gehouden om het zwaar bevochten eindresultaat, mijn vertolking, nog zoveel keren in dezelfde vorm terug te geven. Voor mij is het na de eerste keer gedaan. En ik houd er tevens niet van in het openbaar in levenden lijve bekeken te worden, als ik mijn gevoelens prijsgeef’.
Bij het vertonen van een film waarin ze meespeelt of het uitzenden van een televisiestuk spelen dat soort gevoelens volgens haar geen rol. ‘Je bent niet lichamelijk meer aanwezig. Bij de opnamen zijn wel de regisseur en de technici, maar dat zijn mensen van het vak, dat stoort mij niet’.
Daarbij kwam dat Dora van der Groen haar privé-leven en het acteren strikt gescheiden wil houden. Vragen over haar echtgenoot Wies Ander- | |
| |
sen - ex-acteur, filmproducent en televisiepersoonlijkheid - en haar drie kinderen ontwijkt ze steeds. Ze hebben recht op hun eigen leven, vindt ze. Actrice zijn is haar vak, en daarover wil ze wel praten. ‘Als ik speel ben ik actrice. Nu moet ik een interviewtje doen, en ben ik de persoon die geïnterviewd wordt. Ik ben een momentmens. Ik wil geen actrice zijn als ik mijn huishouden doe of als ik bij mijn vrienden ben’, vertelde ze mij toen ik haar interviewde over haar regie van Thyestes bij het Zuidelijk Toneel. ‘Ik wil nergens actrice zijn, dan alleen als ik daarmee bezig ben in het theater. Het valt zo van mij af, onmiddellijk, ik sleep geen rollen met mij mee. Daarvoor vind ik dit bestaan te boeiend en te rijk om maar één baan te zetten, om maar één strook te rijden’.
Het is een punt waar Dora van der Groen steeds op terugkomt. In het interview met Ben Dull zei ze al: ‘Ik wil hier wel duidelijk maken dat ik uitsluitend technisch met een rol bezig ben. Dat ik acteren als een vak beschouw, niet als een hogere roeping. En ik zet duidelijk een schutting tussen dat vak en mijn leven. Als ik in de kantine een kop koffie drink, ben ik mijn rol vergeten. Een violist speelt daar ook niet. Bovendien, als je je vak en je leven hebt, kun je altijd van het een naar het ander uitwijken om rust te vinden. Na een rol mag je fysiek moe zijn, maar nooit emotioneel kapot.
‘Als ik een depressieve rol speel, dan ben ik thuis niet depressief. Als dat doorwerkte, was ik allang dood geweest. Wat dat aangaat, ik had in mijn loopbaan graag meer komische rollen willen spelen dan ik gedaan heb. Ik heb altijd veel ellende op het toneel moeten neerzetten. Maar in werkelijkheid, in het dagelijkse leven, heb ik veel meer van een relativerende clown. Ik heb het geluk dat ik veel mensen aan het lachen kan brengen. Dat merk ik aan hun reacties’. Pas het lesgeven heeft Dora van der Groen de afstand gegeven om met acteren bezig te kunnen zijn, op een manier die geen persoonlijk gevaar inhield. Evenmin als de film-, toneel of televisierollen heeft zij het lesgeven gezocht. Toen men haar dat voor het eerst vroeg zei ze: ‘Ik lesgeven? Ik moet les krijgen’. Maar toen ze toch maar was gaan kijken naar een paar lessen veranderde ze van mening.
Want al wilde ze zelf niet meer op het toneel staan, ze was wel bereid aan anderen over te brengen wat zij zelf met pijn en moeite over acteren te weten was gekomen. ‘Als je lesgeeft ga je je vak onderzoeken’, vertelde ze mij vorig jaar. ‘Omdat je het aan mensen die het nog niet kennen, moet overbrengen. Dan ga je kijken hoe het in elkaar zit, wat acteren eigenlijk is. Toen ben ik het uit elkaar gaan halen. Dat is bijna vivisectie plegen’.
Het acteren begint voor haar als ze de tekst binnen krijgt. ‘Je kunt de tekst analyseren, bekijken, begrijpen, ontleden - al de dingen die je met je hoofd doet. Als het een tekst is die jou kan aanraken, zal je direct contact maken met een tweede pool, lager, waar je hart ligt en je seksualiteit, je adem, je longen. Je hebt hem begrepen en voelt tegelijk. Uit deze combinatie komt een verbeelding - een beeld buiten jezelf. En dat moet zintuiglijk worden. Driedimensionaal, met ritme, kleur, klanken en alles wat daar nog meer bij kan komen. Iets wat je kunt vastpakken, waar je je handen omheen kunt leggen, waarin je kunt knijpen, kneden, wat je uit elkaar kunt rafelen. Die abstracte beelden worden dus tastbaar. Je kan alleen maar iets meedelen als het een bestaan heeft. Daarvoor moet je het concreet maken, er een
| |
| |
Dora van der Groen als Rozeke in de BRTN-produktie ‘Het schoonste van al’, een eenakter geschreven door Guido van Meir en geregisseerd door Eric Oosthoek.
vorm aan geven. Het instrument dat je daarvoor tot je beschikking hebt, is je lichaam. Dat is zichtbaar. Daarnaast is er de stem, het geluid dat hoorbaar is. Verder moet je gevoelens, trillingen, je persoonlijkheid voelbaar maken’.
Ze heeft het voor zichzelf op een papiertje, dat ze in haar handtas bewaart en altijd bij zich heeft, allemaal in kaart gebracht. ‘Kijk, dat is een mens. Die heeft een bovenpool, een middenpool en een onderpool. Die bovenpool is informatie, de emotie die direct erbij betrokken wordt. Dat creëert een zintuiglijke verbeelding. Dan komt het acteren, het concreet maken van die ruimtelijke verbeelding. Daarbij is je instrument het lichaam, het geluid, je persoonlijkheid. Dat heb je om dat bestaan tastbaar te maken. Als je dan acteert en je hebt die goeie repetitietijd gehad dan moet je gaan bestaan en stromen op intuïtie en vertrouwen. Het moet vanzelf komen.
‘Als je weer gaat denken, verlies je je geheim. Dan ben je alleen maar een goed acteur. Een goed acteur is wat te weinig. Als ze over je praten moeten ze alleen kunnen zeggen: ga maar kijken. Ze mogen niet kunnen uitdrukken waarom’.
‘Dat is acteren. En dan moet het toneelspelen worden, naar een publiek toe. Dan heb je een filter of een sluis nodig. Je laat alleen dat door,
| |
| |
waarvan je zelf denkt dat nodig is om wat je te vertellen hebt te laten aankomen bij de ander. Die sluis moet erin staan om overstroming te vermijden. Anders verzuipen ze, en dan weten ze ook weer niet wat je bedoelt. Het moet allemaal transparant worden. De onderpool is de uitvoering, die maakt dat het kan gebeuren. Die grondt de hele toestand. Want anders zou dat weg zijn’.
Dat had ze als actrice allemaal zelf moeten uitvinden. Hulp kreeg ze zelden. Pas nadat ze in de luwte was getreden van het slechts spelen voor radio en televisie en lesgeven, ontmoette ze regisseurs als Arturo Corso. De manier waarop hij met mensen omging vond ze zo bijzonder dat ze met hem weleens zou willen spelen. Het toeval hielp, ze werd gevraagd om mee te doen met het door Corso geregisseerde Mystero Buffo. Verder zijn er geen diepe opgravingen geweest, of hulp. ‘Ik heb niet veel bulldozers ontmoet’.
De spelcoaching die zij op de Antwerpse toneelopleiding gaf, leverde een nieuw type acteurs op, die vooral in Nederland furore maakten. Dora van der Groen werd de moeder van de Vlaamse golf in het Nederlandse toneel. Acteurs als Warre Borgmans, Chris Nietvelt, Lucas Vandervost en een regisseur als Dirk Tanghe - om er maar enkelen van de zeer velen te noemen - brachten een emotie in die weldadig aandeed tegenover het meer cerebrale acteren dat in Nederland usance is. Hoewel Dora van der Groen Nederlanders zeer goed kan aanvoelen, zij heeft twee Nederlandse grootvaders, en respect heeft voor hun organisatievermogen ziet ze ook de verschillen. ‘Wij zijn gewoon anders geaard. Niet beter, anders. Mensen zijn mensen en hun gevoelens zullen wel ongeveer hetzelfde zijn. Lijden kunnen we allemaal. Maar ik denk dat Nederlanders als ze een tekst binnenkrijgen daarop langer blijven hangen dan wij. Wij maken meteen contact met de emotie. Dat geschiedt bij ons bijna gelijktijdig. Nederlanders willen eerst zekerheid: dat het allemaal wel zo is en niet anders. Ze beginnen de dingen daardoor vast te zetten. Zodanig dat wanneer de emotie meer geëngageerd moet worden, het al zo vaststaat, dat het niet kan uitstromen, oeverloos worden. Ik denk dat Nederlanders geen rampen willen toelaten bij zichzelf. Dat ze met hun verstand willen controleren of ze de rampen hebben uitgebannen. Ik heb liever een ramp tussendoor’.
Acteur worden kun je iemand niet leren, meent Dora van der Groen. Dat ben je al. Een school kan iemand slechts van zijn acteur-zijn bewustmaken. Al als leerlingen zich aanmelden voor de toneelopleiding laat de acteur zich in hen vermoeden. Door een blik, iets wat ze zeggen, iets wat ze niet zeggen. Een stilte die ze laten vallen. Het is ongrijpbaar. Een acteur moet een geheim hebben. Iets wat je niet kunt uitleggen. Bepaalde acteurs hebben een mysterie. Dat biedt zich aan als ze spelen. Dat kunnen ze zelf ook niet uitleggen.
Er bestaat een anekdote over Sir Laurence Olivier, de bekende Engelse acteur. Die speelde eens een rol zo magistraal, dat zijn medeacteurs voor hem op het toneel begonnen te applaudiseren. Sir Laurence liep daarop woedend weg. Toen iemand het eindelijk aandurfde hem in zijn kleedkamer op te zoeken en te vragen waarom hij zo boos was geworden om dat applaus zei hij dat hij zelf ook wel wist dat hij fantastisch gespeeld had. ‘Maar ik weet zelf niet wat er gebeurd is’. Daarom was hij woedend geworden.
| |
| |
Het terugvinden van wat er gebeurt is een van de dingen waarmee Dora van der Groen zich tijdens repetities bezighoudt. In een repetitieverslag van Thyestes in Toneel Theatraal schrijft Joost van Krieken: ‘Ze zweept de jongens (Jeroen Willems die Atreus speelt en Hans Kesting in zijn rol van Thyestes) op tot ze zich er helemaal ingooien en geeft dan nuchter en analyserend terug wanneer de rol klopt en hoe ze dat terug kunnen vinden. Als ze regisseert onderbreekt ze steeds de spelers. Na twee zinnen springt ze alweer van haar stoel om te zeggen wat er goed aan de scène is. Vooral het fysieke valt op, alsof het lijf de kronkels van de gevoelens moet weergeven. Constant geeft ze aanwijzingen waarbij ze zelf in de meest vreemde standen gaat staan: ‘Dat lichamelijke is een houvast om je te laten overvallen door de zinnen,’ zegt ze.
Toch wil Dora van der Groen dat ingrijpen tot het uiterste beperken. Tegen mij vertelde ze: ‘Ik kom alleen van mijn stoel af, wanneer ik denk dat ze niet aan zichzelf durven te komen. Als ze niet ver genoeg gaan. Dan moet ik ze erdoor duwen. En laten zien dat er nog zoveel dingen in henzelf verborgen zijn die ze kunnen aanspreken en die ze nu laten liggen. Ik ben de ijsbreker. Ik denk dat de taak van de regisseur is onontgonnen gebieden in die acteurs op te graven. Door ijsvlakten heen te breken in hen zelf liggen te wachten op dat ogenblik. Soms kun je aan een kleinigheid zien welke rijkdommen er zitten verborgen in die acteurs, waar zijzelf aan voorbijgaan. Als je die focust en vergroot, staan ze ineens over zichzelf verbaasd. Je taak is al die dingen die sluimeren - waar ze wel bij willen komen, maar niet weten hoe - los te maken.’
Dat zij ging regisseren was zoals zoveel in het toneelbestaan van Dora van der Groen iets waarvoor ze gevraagd werd, zonder dat ze het zelf had gezocht. ‘In 1990 moest ik een leraar vervangen. Toen hebben wij Pheadra gemaakt. Dat was een hele mooie voorstelling. Daar zijn we mee naar het theaterscholenfestival in Amsterdam geweest. Daardoor is bij Ivo van Hove, de directeur van het Zuidelijk Toneel, het idee opgekomen om mij te vragen.’
Tijdens haar repetities hangt er een sfeer van werklust en uitproberen. Dora van der Groen houdt tot de laatste weken voor de première vrijwel uitsluitend deelrepetities. De acteurs komen alleen of met zijn tweeën bij haar langs en laten zien wat ze zelf bedacht hebben. Zij geeft daarop commentaar en de spelers gaan weer weg om met die aanwijzingen te sleutelen aan hun rollen en aan de scènes. Terwijl zij in het ene lokaal repeteert, zijn de acteurs die in andere ruimten bezig zijn, hoorbaar. Die werkplaatssfeer is ook kenmerkend voor haar lesgeven.
Al bij haar regie van Thyestes kreeg Dora van der Groen het verwijt dat zij meer een spelcoach was, dan een regisseur die het geheel van de voorstelling overziet. Dat argument kwam sterker naar voren bij haar regie van Abele Spelen. Zij maakte daartoe een collage van vier veertiende-eeuwse
| |
| |
toneelstukken zoals die onder meer werden overgeleverd in 1811 in Gent teruggevonden zgn. Hulthemse handschrift.
Dora van der Groen voegde in haar Abele Spelen de personages van Esmoreit, Gloriant, Lanseloet van Denemarken en Van den Winter ende vanden Zomer samen tot een wat boertig geheel, waarin de structuur vrijwel geheel ondergeschikt werd gemaakt aan het spelplezier van de acteurs. Was er in Thyestes, waar Dora zelf als een mollige en onverklaarbare kabouter een paar keer bewust storend over het toneel schoof, al sprake van komische relativering van de opgediende hartstochten, hier heeft het kluchtelement de andere dramatische ingrediënten geheel overvleugeld.
Dat is misschien jammer voor het publiek, maar het lijkt een logische weg voor een regisseuse die het acteren zo in het centrum van haar spelopvatting heeft geplaatst. Abele Spelen mag dan geen totaalervaring voor het publiek opleveren, over de schitterende acteerprestaties die door de vijf acteurs, allen ex-leerlingen van Dora van der Groen, worden neergezet, zijn vrijwel alle recensenten het eens.
Misschien is dit keer de vergissing van Dora van der Groen geweest dat zij zelf met de tekst aan de gang is gegaan. Het dichterschap van Claus behoedde haar in Thyestes voor de chaos die zij in Abele Spelen niet heeft weten te vermijden. Daar resulteerde haar methode in een soort theater dat in de buurt komt van het Theater van de wreedheid dat de Franse toneelmaker Antonin Artaud propageerde. Theater als een schokkende ervaring, waarin de toeschouwer niet ondergeschikt gemaakt werd aan het hogeschoolwerk van de acteurs, maar in dwingend contact werd gebracht met zijn oerinstincten.
Niet dat Dora van der Groen een studie heeft gemaakt van het werk van Artaud of van andere theatervormen die moderne regisseurs graag bij hun werk betrekken. ‘Ik heb geen krant, ik luister bijna niet naar de radio en kijk bijna geen televisie. Toch weet ik wel wat er in de wereld omgaat. Dat het oorlog is. Dat er armoede is. Dat er geweld is. En dat er noh-spelen zijn. Ik zie eens een filmpje over de butoh-dansen.
‘Ik heb die dingen waarschijnlijk wel nodig. Maar ik pik ze op, ik zoek ze niet. Ik zou niet weten waar te zoeken. Waar moet je beginnen. Het loopt parallel met het leven. Als ze mij zouden zeggen, leg het leven eens uit, zou ik niet weten waar ik moest beginnen. Dat is met acteren hetzelfde. Je bespeelt de kosmos. Er is geen keus te maken. Het is het geheel. En daar ga je dingen uit gebruiken. Het samenvoegen, versmelten en laten groeien. Dat is iets waar je blij mee bent. Meer is het niet.
‘Daarom verveelt mij ook de zelfingenomenheid van sommige acteurs. Het zichzelf toedichten van belangrijkheid. Daar gaat het niet over. Acteren is niet belangrijker dan iets anders. Het moment is alles. Als de mensen naar Thyestes komen kijken krijgen ze wredere taferelen te zien dan op televisie, dan we horen op radio of lezen in de krant. En toch drinken wij hier onze tonic. Daar zijn Atreus en Thyestes niet voor nodig. We zijn niet gevoelig. We worden pas gevoelig als het onszelf betreft of onze naaste familie. Of onze bekenden. Dan worden we ineens bang. Dan hebben we ineens pijn en schrik en angst. Maar dat die twee zich daar tegoed doen aan hun kinderen, kun je je niet voorstellen’.
‘Je kunt je eigen leed voorstellen, niet dat van een ander. Anders zou
| |
| |
je niet naar de televisie kunnen kijken. Je zou niet eens op straat kunnen gaan, in een arme buurt rondwandelen. Dan zou je niet meer kunnen leven. Dat is ons pantser, anders zouden we niet kunnen leven, geen seconde’.
Dora van der Groen maakt zich over het inlevingsvermogen van die toeschouwers niet al te veel illusies. ‘Het publiek gaat niet kijken naar Atreus en Thyestes. De mensen gaan kijken naar zichzelf. Ze huilen ook niet met Medea mee, die haar kinderen heeft vermoord, wat kan hun dat schelen. Ze huilen omdat hun dochter is weggelopen, omdat een kind er niet kan komen in het leven. Ze zoeken een aanleiding om hun emoties te kietelen. Er zal wel iets met hen gebeuren door zo'n voorstelling. Er wordt iets losgemaakt of verzacht of verhevigd. Of dat een verbetering is, weet ik niet, het kan ook verslechteren zijn’.
Zelf gaat Dora van der Groen alleen naar toneel kijken als mensen van wie ze houdt en die ze vertrouwt haar op een bepaald stuk wijzen. ‘Ik vind het eigenlijk iets dat bijna onmogelijk is, goed theater. Maar soms zie je flitsen - of een hele voorstelling - die dat wel halen. Dat vind ik prachtig. Om te drijven op golven van onmogelijkheid’.
|
|