Ons Erfdeel. Jaargang 36
(1993)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe twaalfde Grote Van Dale In september 1992 verscheen, onder hoofdredactie van prof. dr. G. Geerts en dr. H. Heestermans, de 12de druk van het Groot Woordenboek der Nederlandse Taal, in de omgang de Dikke of Grote Van Dale genoemd. Evenals in september 1984, toen de 11de druk op de markt kwam, ging dat allerminst onopgemerkt: vele etalages van boekverkopers in Vlaanderen en Nederland werden aan de jongste Van Dale gewijd, en pers, radio en televisie hebben aan de nieuwe editie uitgebreid aandacht besteed. Heel begrijpelijk, de Grote Van Dale is het meest gezaghebbende woordenboek in het Nederlandse taalgebied. Het is onmisbaar voor taalliefhebbers, puzzelaars, scrabbelaars, oplossers van cryptogrammen, en het zal niet ontbreken in bibliotheken, op kranteredacties en departementen. Van Dale is dan ook een bestseller: de 11de druk kende vanaf 1984, in acht jaar tijd, een oplage van in totaal 325.000 exemplaren. Begin 1985 besprak ik in dit tijdschrift (jrg. 28, nr. 1) de 11de druk. De openingsalinea bevatte toen de volgende passage: ‘Op de sportpagina van een krant stond onlangs in grote koppen: ‘Keeper niet balvast’ en “Scheidsrechter fluit wedstrijd dood”.’ Tot mijn verbazing waren de sporttermen balvast en doodfluiten toen niet in het woordenboek opgenomen, ook al voldeden ze m.i. aan de criteria die gelden voor het opnemen van een woord: frequentie, verbreidheid en bestaansduur. Een woord krijgt immers een plaats in de Grote Van Dale als het enkele jaren lang geregeld wordt aangetroffen in het taalgebruik van de spraakmakende gemeente: o.a. journalisten, radio- en t.v.-makers, schrijvers, politici, onderwijsmensen, technici en welzijnswerkers. Behalve balvast en doodfluiten miste ik ook vele andere woorden, zoals abortustoerisme, dievenpoortje, groene (pol.), leenmoeder, regiolect enz. De genoemde woorden en nog zo'n 13.000 meer zijn wel opgenomen in de 12de druk. De jaren tachtig zijn in de nieuwe editie ruimschoots vertegenwoordigd. Dat Van Dale duidelijk als spiegel van de huidige maatschappij fungeert, illustreren bijvoorbeeld de volgende woorden die in 1984 nog niet opgenomen waren: aidsremmer, alfamens, bètamens, broodje aap, carpoolen, dikmaker, eetcafé, euthanasiepil, gemeenschapsminister (in Belg.), gemeenschapsregering (in Belg.) genenpas, haptonomie, hogesnelheidstrein, inbraakpreventie, kindertelefoon, meidenwegloophuis, nachtzichtkijker, ontbijttelevisie, sofinummer, schreeuwtherapie, streepjescode, undercoveragent, X.T.C., zakjapanner. Er zijn overigens ook vele woorden geschrapt. Als je enkele bladzijden uit de 12de met die van de 11de druk vergelijkt, wordt dit snel duidelijk, H. Brandt Corstius heeft berekend dat er in totaal zo'n 18.000 woorden zijn weggelaten (vgl. NRC Handelsblad van 4-9-'92). Hierover reppen de re- | |
[pagina 150]
| |
dacteuren in hun inleiding overigens met geen woord, wat vreemd is omdat hun voorgangers die woorden hebben opgenomen op grond van vergelijkbare maatstaven als die waarmee in de uitgave van 1992 nieuwe woorden zijn toegevoegd. Volledigheid is voor een woordenboek natuurlijk een utopie. Al eetlezend in enkele kranten op 2 november j.l., zomaar een dag, troffen me om hun woorden en uitdrukkingen de volgende passages: ‘De leraar Nederlands moet het uit zijn tenen halen’ ‘Sabanen en Sint-Eustatianen missen rijbewijstoerisme’ ‘Van gepiel heeft trainer buik vol’ en ‘Dit type werk noemt men factie’. De uitdrukking uit zijn tenen halen en de woorden Sint-Eustatianen (inwoners van het Antilliaanse eilandje Sint-Eustatius), rijbewijstoerisme, gepiel en factie, in de betekenis van mengvorm van het fictionele en het documentaire genre, staan niet in Van Dale. Wonderlijk genoeg komt het woord Sabanen (inwoners van het kleinste eiland van de Nederlandse Antillen) wel in het woordenboek voor. Ook het woord eetlezen is niet opgenomen. Toch is dit een term die volgens mij al enige jaren vrij frequent gebruikt wordt. In dit verband lijkt het me aardig te memoreren dat Vrij Nederland op 26 september j.l. de Tien ongeschreven rechten van de lezer (naar Lire, 1990) publiceerde. Onder 8 staat: ‘Het recht om te eetlezen’. Men kan natuurlijk blijven twisten over het al dan niet opnemen van woorden, uitdrukkingen en betekenissen. Eén woord wil ik nog noemen dat ik zowel in de 11de als in de 12de druk node gemist heb: het woord vrieskelder, dat in L.P. Boons veelgelezen Menuet zo'n prominente ruimteaanduiding vormt. In vergelijking met de 11de druk is de 12de opmerkelijk verbeterd, behalve op het punt van de markering van woorden die alleen in Nederlandstalig België voorkomen. Het onderscheid in het labelen van woorden in ‘gewestelijk’ (oorspronkelijke dialectwoorden) en ‘in België’ (geen dialectwoorden; ze zijn op een andere manier in de taal van de Vlamingen gekomen), is nog steeds vrij willekeurig. Onder het label ‘in België’ vallen niet enkel woorden als rijkswacht, licentiaat, schepen en normaalschool, die officiële functies of instellingen van de Belgische staat weergeven, maar ook woorden als hospitaliseren, brossen (spijbelen), buizen (zakken of laten zakken voor een examen), lidgeld en betoelagen. In mijn bespreking van de 11de druk kwam de volgende (on)zin voor: ‘Vermits de kuiser, die zijn geldbeugel vergeten had, erin gelukt was bij de garagist geld te ontlenen, kon hij in het soldenhuis voor zichzelf fonoplaten en een occasie velo kopen en voor zijn vrouw een sacoche en turnsloefen.’ Alle gecursiveerde woorden hadden in de 11de druk de markering ‘in België’ ze behoorden dus alle tot de standaardtaal in België. Maar wat is er in de 12de druk met deze woorden gebeurd? Liefst vijf ervan hebben na acht jaar een andere status gekregen: gelukken in, garagist, fonoplaat, velo en sacoche zijn nu gemarkeerd als ‘gewestelijk’. Op grond waarvan deze woorden nu een ander label hebben, vermeldt de hoofdredactie niet. In een t.v.-uitzending deelde Geerts mee dat het Vlaamse vocabulaire in de Grote Van Dale slechts 1563 woorden omvat, 0,68% van het totale woordbestand. Zijn relativerende opmerking moge waar zijn, toch blijft de aangeduide markering een verwarring scheppende en dus onbevredigende ingreep voor de gemiddelde Vlaming, die nog vrij taalonzeker is. Meer zorgvuldigheid en duidelijkheid in dezen is beslist wenselijk. De 11de druk werd ontsierd door talloze, vaak storende, zetfouten. Nu is het aantal fouten drastisch verminderd. Er is dan ook voor het eerst met een computerbestand gewerkt. Hierdoor werd niet alleen het zet- en drukproces versneld, maar konden tot op het laatste moment correcties worden aangebracht. In de vorige editie was het Bericht voor de elfde druk geschreven door de hoofdredacteuren Geerts en Heestermans, maar de uitvoerige Inleiding was nog van de hand van hun medewerker dr. C. Kruyskamp, de man die tussen 1950 en 1984 de Grote Van Dale | |
[pagina 151]
| |
tot een begrip heeft gemaakt. Beide stukken waren op onderdelen onvoldoende op elkaar afgestemd. Ik heb daar destijds op gewezen. De Inleiding tot de jongste Van Dale-uitgave is nu het werk van de beide hoofdredacteuren. Het is een heel informatieve en heldere introductie. Zij vormt belangwekkende lectuur voor niet-specialisten die zich in kort bestek een idee willen vormen van de manier waarop lexicografen greep proberen te krijgen op de complexe en vlottende taalwerkelijkheid. Heel sympathiek vind ik hun eresaluut aan hun in 1990 overleden voorganger Kruyskamp. Zij typeren hem in hun voorbericht als een ‘bescheiden, briljant en eigenzinnig man, met een subtiel gevoel voor taal’. En in hun Inleiding citeren ze met instemming Kruyskamps relativering van het gezag van Van Dale: ‘Het uitgangspunt van de gebruiker moet niet zijn “het staat in de Grote Van Dale, dùs het is zo, want het omgekeerde is veeleer het geval: òmdat het zo is (naar het beste weten van de bewerkers) staat het (zo) in de Grote Van Dale.”’ De 12de druk is gebruiksvriendelijker geworden, waar in niet geringe mate de heldere en overzichtelijke typografie toe bijdraagt. De tekst springt nu in ten opzichte van het lemma, de klemtoon van een trefwoord wordt aangegeven door een streepje en de meest in het oog springende verbetering is dat er een fraai en duidelijk lettertype is gebruikt met de toepasselijke naam Lexicon, dat speciaal voor deze druk is ontworpen. Maar ook nog in andere opzichten is Van Dale erop vooruitgegaan: de informatie binnen het lemma is bij circa 37.000 woorden uitgebreid met nuttige en interessante gegevens over de etymologie; bij veel woorden wordt een synoniem gegeven en soms een antoniem en doorgaans zijn de betekenisomschrijvingen scherp, verhelderend en heel informatief. Niet steeds overigens. Een voorbeeldje. Evenals in de 11de druk definieert Van Dale anestheseren als volgt: ‘gevoelloos maken door inademing van chloroform, enz.’ In de medische praktijk echter wordt chloroform al lang niet meer toegepast, wat nota bene ook blijkt uit Van Dale zelf sub voce chloroform, waar vermeld staat: ‘vroeger als narcosemiddel gebruikt’! Er zijn nog meer noviteiten, o.a. de systematische behandeling van een achthonderdtal voor- en achtervoegsels en woorddelen waarmee volgens een vast patroon een onbeperkt aantal woorden gevormd kan worden. Zo zijn bijvoorbeeld woorden die beginnen met uiteen- opgenomen onder het trefwoord uiteen- (uiteenbarsten, uiteentrappen enz.) Deze indeling is behalve handig voor de gebruiker ook overzichtelijk en ruimtebesparend. Van Dale is door zijn woordinventaris van de laatste honderdvijftig jaar een hedendaagsdiachroon woordenboek. Het beschrijft met ca. 240.000 lemma's de algemeen Nederlandse woordenschat van nu, maar ook die van een vroegere periode. De lezers van kranten, weekbladen, niet al te gespecialiseerde tijdschriften en van hedendaagse schrijvers komen volop aan hun trekken, maar ook lezers van bijvoorbeeld werk van Van Lennep, Beets, Paaltjens, Multatuli, Gezelle en Streuvels. Het woordenboek weerspiegelt wat er in de samenleving leefde en leeft. Het is dus in de allereerste plaats een descriptief woordenboek, maar het heeft ook een normatieve functie: door middel van labels geeft het aan of een woord al dan niet correct is, of het formeel, informeel, gewestelijk, verouderd, historisch, vulgair of beledigend enz. is. De laatste markering is een nieuwigheid. Woorden die beledigend zijn voor een bepaalde groep of een bepaald volk, worden ook als ‘beledigend’ gelabeld, bijvoorbeeld jezuïtenstreek, jodenfooi en boer in de betekenis van lomperd. De allerjongste Grote Van Dale is zeker geen volmaakt boek; het is op een aantal punten voor verbetering vatbaar. Maar het geheel overziend is het stellig de volledigste en rijkste editie die ooit van dit woordenboek is verschenen. Het is bovendien met zijn taupekleurige kaft en zijn heldere typografie een mooie en smaakvolle uitgave. Het is, kortom, een inhoudrijk en gebruiksvriendelijk boek dat bovendien een lust is voor het oog en voor de bladerende vingers. Anton Claessens Van Dale Groot woordenboek der Nederlandse taal, 12de herz. dr., [red.] prof. dr. G. Geerts en dr. H. Heestermans, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen, 1992. |
|