gen zijn debuut als concertpianist; vanaf zijn tiende jaar begint hij te componeren; nog geen dertien jaar dirigeert hij zijn eigen werken; op zestienjarige leeftijd schrijft hij zijn beroemd Octet in Es; het jaar daarop een meesterwerk, de ouverture tot Midzomernachtsdroom. Zo kan men zonder veel moeite nog talloze opvallende feiten uit het leven en hoogtepunten uit het oeuvre van de begenadigde tiener opsommen.
Heeft Mendelssohn zo'n extra voorstelling nog nodig? Mendelssohn is beslist geen onbekende of verwaarloosde figuur in het hedendaagse concertleven. Zijn Schotse en Italiaanse symfonie, zijn Vioolconcerto in e en andere bladzijden komen geregeld op de concertprogramma's voor. Toch liggen er nog talrijke partituren van deze vroeg-romanticus op uitvoering te wachten. Het Festival van Vlaanderen heeft er goed aan gedaan enkele van die werken uit de vergeethoek op te diepen.
Het Concerto voor viool en piano in d dateert uit 1823. Mendelssohn was toen veertien jaar oud. In dat jeugdwerk herken je nog duidelijk de invloeden die de jonge componist onderging: zijn bewondering voor het werk van J.S. Bach. Het barokcontrapunt krijgt bij Mendelssohn echter een romantische verwerking en een lyrische inhoud. Vooral in het laatste deel herken je de bruisende vitaliteit en het frisse elan die in de Italiaanse symfonie zo meeslepend aanspreken. Natuurlijk lijdt het werk nog aan enkele kinderziekten: het is vrij lang uitgesponnen en naar structuur bestaat het meer uit episodes en invallen dan dat het een doorwerking is op een basisgegeven.
Het dubbelconcerto werd uitgevoerd door het Nieuw Belgisch Kamerorkest in deSingel o.l.v. een nogal druk zwaaiende Jan Caeyers speelden de strijkers met een heldere en homogene sonoriteit. Ze zorgden voor een keurige begeleiding van de solisten: de violist Th. Zehetmair, die virtuoos en muzikaal interpreteerde, en de pianist P. Burmester, die met zijn ietwat schrale vertolking minder overtuigend klonk.
Een jaar na de ouverture tot Midzomernachtsdroom voltooide Mendelssohn zijn eerste opera, Die Hochzeit des Camacho. Voor een zeventienjarige beslist een hele prestatie. Het libretto is gebaseerd op een episode uit Cervantes' Don Quichote: al bij al een traditioneel en weinig dramatisch gegeven. Die zwakheid verklaart het feit dat de opera bij de première matig werd onthaald en daarna voor decennia in het kast bleef liggen. Op muzikaal gebied echter valt er wel het een en ander te beleven. Al komen Mozart en Weber af en toe om het hoekje loeren, het geheel ademt een echte romantische geest met woudscènes, natuurstemmingen, liefdesavontuurtjes enz. Dat alles heeft Mendelssohn op een wisselende manier en met de nodige klankkleuren in muziek omgezet. Hier en daar verrast hij zelfs door een dramatische dimensie, komische allure of expressieve tekstverklanking. Geen meesterwerk, maar degelijke en kleurrijke muziek die aanspreekt.
Dat de concertante uitvoering dit keer de luisteraars wel boeide, is vooral aan de vitale en geraffineerde interpretatie van de dirigent Jos van Immerseel te danken. Hij wist vaart en kleur te geven aan de vertolking en met zijn orkest ‘Anima Aeterna’ alle nuances en subtiliteiten uit de partituur te halen. Verder leverden ‘Der Junge Chor Aachen’ en enkele van de acht solisten voortreffelijk werk.
Vanzelfsprekend stonden ook kleinere, maar daarom niet minder belangrijke werken op de affiches: liederen, koorbladzijden, orgelcomposities, pianotrio's en andere kamermuziek, waaronder het overheerlijke Octet in Es, dat, naar onze smaak, te weinig subtiel en genuanceerd werd uitgevoerd door het Britse Kamermuziekensemble met de Duitse naam ‘Hausmusik’.
Het hoogtepunt uit het hele Mendelssohnprogramma was zonder twijfel de schitterende uitvoering van het oratorium Elias in de O.-L.-Vrouwekathedraal. Het werk is voldoende bekend; maar hoe meer men het beluistert, hoe sterker men gegrepen wordt door de verrassende expressieve en dramatische kracht van deze partituur: een ongeëvenaard monument uit de romantische oratoriumliteratuur. Geïnspireerd op de grote barokvoorbeelden van Bach en Händel, is het romantische muziek van het zuiverste en hoogste gehalte. Lyriek en dramatiek wisselen er elkaar op een boeiende wijze af. Elk nummer uit de partituur is een toonbeeld van muzikale tekstinterpretatie. Het koor speelt daarbij een eersterangs rol. Voor de uitvoering te Antwerpen was dat samengesteld uit ‘Audite nova’, ‘Capella Caecilia’, ‘Musica nova’ en ‘Vocant’, een ideale falanx van meer dan 250 vocalisten, die de partituur - in tegenstelling tot de uitvoering enkele jaren geleden - dit keer volmaakt beheerste en alle aspecten ervan op een indrukwekkende wijze wist voor te dragen. Er waren momenten van ontroerende bezinning en andere van monumentale grootsheid. De Amerikaanse bariton David Pittman-Jennings zong de partij van de profeet Elias met een intense beleving en dramatische beklemming. Zowel door zijn dictie als door zijn stemvolume stak hij met kop en schouders uit boven de andere solisten, die toch zeer verdienstelijk werk leverden. Het Kon. Filharmonisch Orkest van Vlaanderen speelde uiterst genuanceerd en begeleidde voorbeeldig. Alle bewondering voor de dirigent Frank Shipway, die de partituur in al haar rijkdom liet openbloeien: soms subliem, soms majestueus. Zelfs superlatieven zijn niet toereikend om deze onvergetelijke uitvoering te beschrijven. Hopelijk krijgt F. Shipway ooit de gelegenheid met dezelfde ensembles b.v. Paulus van Mendelssohn of een oratorium van Schumann of Vaughan-Williams
uit te voeren; een tip voor een volgende uitgave van het Festival van Vlaanderen!
Hugo Heughebaert