zeker in vergelijking met veel andere landen. ‘Je kunt je niet voorstellen hoe vervelend het muziekklimaat in Nederland was vóór 1966. Hoeveel angst er heerste, en hoeveel dufheid’, aldus Schat. Maar het is volgens hem vooral de uitvoerende muziek die van de vernieuwing heeft geprofiteerd: ‘Componeren speelt niet zo'n grote rol in het muziekleven.’
Aangemoedigd door rebelse componisten als Peter Schat c.s. groeide op de conservatoria in de jaren zeventig ook bij instrumentalisten de belangstelling voor de nieuwe muziek. Zij formeerden met gelijkgestemden ensembles die zich toelegden op modern repertoire. Er ontstonden een groot aantal kamermuziek-achtige clubjes met veel verschillende combinaties van instrumenten. En daarnaast waren er grotere gezelschappen, zoals Hoketus, De Volharding, het Asko Ensemble, Slagwerkgroep Den Haag en het Schönberg Ensemble. Allemaal zetten zij de componisten aan het werk en vele tientallen composities, voor vaak unieke combinaties van instrumenten (wie zal bij voorbeeld in de toekomst de muziek van Hoketus nog eens spelen, nu dat gezelschap is opgeheven), zagen het licht.
Voor de reguliere orkesten werkte dit sectarisme helaas vaak als een gemakkelijk excuus om de moderne muziek links te laten liggen. Waarom zouden ze hun publiek vermoeien met lastige, op het eerste gehoor onbegrijpelijke noten? Ze bleven zich koesteren in Beethoven, Brahms en Bruckner, totdat bleek dat moderne muziek hen geen windeieren legde. Premières van nieuwe muziek betekenden een gegarandeerde belangstelling in de landelijke dagbladen en dat is, in een tijd waarin orkesten moeten strijden voor hun voortbestaan, een sterk argument bij immer bezuinigende overheden. Van harte is de flirt met het hedendaagse repertoire echter nooit gegaan. Het bleven en blijven incidenten. Na een eerste uitvoering gaat men weer over tot de orde van de dag. Het werk heeft zijn première gehad, dus de componist moet verder niet zeuren. De nieuwe partituur kan de kast in. Terwijl Mahler jaarlijks op de lessenaars ligt, mag een hedendaagse componist blij zijn als zijn werk na de première ooit nog een tweede uitvoering krijgt.
Overigens heeft Peter Schat de laatste jaren niet echt te klagen gehad over gebrek aan belangstelling voor zijn werk. De wisseling van de wacht bij de Brusselse Opera heeft weliswaar de première van zijn opera Symposion ernstig vertraagd, maar in korte tijd beleefden De Hemel (Holland Festival 1991 en herhaald door het Concertgebouworkest dat het werk op cd zal uitbrengen), Opening en Etudes voor piano en orkest hun première.
De belangstelling is terecht, want Schat is een toonaangevende Nederlandse componist. Hij ontwikkelde een compositiesysteem, De Toonklok, dat een bruikbaar alternatief biedt voor de sinds Schönberg ingeslagen richting van mathematisch en structureel denken in de muziek. Zeker De Hemel is een imposante compositie. Uitermate geschikt voor een orkest dat uit liefde voor de muziek zou willen pronken met een hedendaags werk.
Paul Luttikhuis