Theater
Pinter ontraadseld
Behalve een ongekend groot aantal reprises waren er bij de start van het nieuwe theaterseizoen in Nederland ook meteen al twee afgelastingen: zowel Theater van het Oosten als Toneelgroep Amsterdam annuleerden een produktie, omdat de regisseurs hun artistieke verwachtingen niet ingelost zagen. Er lijkt in dit opzicht sprake van een toenemende tendens die op zichzelf genomen zou kunnen wijzen in de richting van een steeds gewetensvoller toetsing van de kwaliteit, en daar is uiteraard niets op tegen.
In het vrije circuit speelde aan het begin van dit seizoen een aantal geroutineerde acteurs Harold Pinters De thuiskomst, terwijl bij Toneelgroep Amsterdam Party Time, De nieuwe wereldorde en Bergtaal, drie recente eenakters van Pinter, te zien waren. Voor ons is de vraag: kunnen deze twee Pinter-produkties de toets der kritiek wel doorstaan?
De mysterieuze Pinter is de Pinter van stukken als Het verjaardagsfeest, De dienstlift en De minnaar. Wie zijn de mannen die Stanley op zijn verjaardag ophalen uit zijn pension? Wie geeft de bevelen via de dienstlift door? Is de minnaar nou de echtgenoot of niet? Allemaal vragen waar nimmer het antwoord op gevonden is. Maar het gaat in die stukken dan ook niet om de antwoorden, het gaat juist om het spanningsveld dat door de vragen gecreëerd wordt.
Op het eerste gezicht lijkt De thuiskomst niet in deze groep te passen. De beginsituatie is immers duidelijk: een man bezoekt na jaren van afwezigheid met zijn echtgenote de ouderlijke woning. Vader is gepensioneerd slager, oom taxi-chauffeur, de ene broer souteneur en de andere beroepsboxer. Man en vrouw zijn schijnbaar het milieu ontgroeid. Ze wonen in de Verenigde Staten en hij geeft les op een universiteit. Uiteindelijk blijft de vrouw achter en gaat als prostituée werken voor de broer. En dan komen de vragen. Wie is die vrouw? Is dit ook ooit haar omgeving geweest? Geeft Pinter een beeld van de vrouw als eeuwige hoer en moeder? Hoe sterk is de rol van het verleden? Dergelijke vragen lijken van alle tijden, en toch is het Pinter-jasje misschien gedateerd. De Engelse regisseur Tim Luscombe althans heeft voor aanpassingen gekozen. De nadruk ligt nu sterk op het comedy-karakter van het stuk, waarbij de absurditeit grotesk wordt aangescherpt. Huub Stapel, Jack Wouterse, Helmert Woudenberg en Olga Zuiderhoek leunen in hun rolopvatting tegen het potsierlijke aan, terwijl de vaderrol van Rijk de Gooyer sterk doet denken aan de legendarische Stiefbeen. Zo weet dit sterke potentieel aan acteurs De thuiskomst een modern aanzien te geven: de toon is licht en de lach staat op scherp.
Natuurlijk hoeft het comedykarakter, zelfs als het geaccentueerd wordt, de wrange Pinter-sfeer niet weg te drukken; integendeel, het kan als tegenwicht dienen voor de al te serieuze jaren-zestig toon van De thuiskomst. En toch is regisseur Luscombe met zijn spelersarsenaal niet aan het gevaar ontkomen dat in zijn concept onontkoombaar op de loer ligt, namelijk dat de verbeelding niet langer aan de macht is en dat Pinter grof en duidelijk wordt. Het is, bovendien, de duidelijkheid van een achterhaald soort vormingstoneel: waarheden als een koe.
Een groter contrast tussen de enscenering van deze Thuiskomst en de drie Pinter-eenakters bij Toneelgroep Amsterdam is nauwelijks denkbaar. Weliswaar zou een realistische, Luscombe-achtige aanpak van Pinters recente toneel - in Nederland althans - hilarische effecten oproepen, maar regisseur Titus Muizelaar en zijn spelers dwalen wel érg ver af van de werkelijkheidsconventie. Dat begint al met het decor van Paul Gallis, die een ovalen omheining ontwierp ter hoogte van een melkbus, waarbinnen hij een piste-achtig speelvlakje creëerde, in het midden waarvan een rond, trapvormig tafeltje - waarop hapjes en drankjes - veel aandacht trekt. Er zijn hoge vensters die het geheim van een duistere buitenwereld niet prijsgeven en er is één plek waar de omheining doorbroken is: daar ergens bevindt zich ene Jimmy, naar wiens lot bij herhaling gegist wordt.
Muizelaar heeft in afwijking van het script niet gekozen voor een afwisselende belichting van de sprekende personages, met als gevolg dat alle feestgangers voortdurend in het volle licht staan en hun eigen dode momenten dus maar met een abstract soort uitstraling moeten zien te vullen. Bij al het aanwezige talent, ook in deze produktie, gaat dat de een duidelijk beter af dan de ander.
Het personage Jimmy in Party Time lijkt een typische exponent van de absurdistische toneeltraditie: een onbestemde afwezige (op de manier van Godot) waarover de één alsmaar wil praten, terwijl de ander iedere conversatie erover - desnoods met geweld - de kop in wil drukken. Dit gegeven is ingebed in de sfeer van een feestje waarop de machthebbers een of andere overwinning lijken te vieren, een feestje dat inhoudelijk dus niet veel wegheeft van het oude Verjaardagsfeest. De eenakter Party Time schijnt dan ook geschreven te zijn naar aanleiding van de Golfoorlog en dat blote feit alleen al laat zien hoezeer de nieuwe Pinter ‘verpolitiekt’ is.
Weliswaar lijkt in de Jimmy-