Karel van de Woestijnes oorlogsdagboek in de Nieuwe Rotterdamse Courant
Karel van de Woestijne (1878-1929).
Karel van de Woestijne schreef van 1906 tot 1929 ‘Brieven’ uit Brussel en Vlaanderen in de Nieuwe Rotterdamse Courant. De delen VII, VIII en IX van de door professor Ada Deprez in het Documentatiecentrum van de Universiteit Gent uitgegeven ‘Verzameld journalistiek Werk van Karel van de Woestijne’ bevatten zijn berichten uit bezet Brussel. Zij werden gedeeltelijk door professor Minderaa in 1950 in deel VIII van het V.W. opgenomen en ‘Oorlogsdagboek’ gedoopt. Nu blijkt, dat in dit oorlogsdagboek voornamelijk naar het einde van de oorlog toe, enkele opvallende bijdragen ontbreken. Het V.W. moest zich beperken tot acht delen en de scheiding tussen ‘De laatste maand der bezetting’ en de ‘Nieuwe Dagen’ was moeilijk te trekken. Minder begrijpelijk is de afwezigheid van de oktoberbijdrage van 1916 van Karel van de Woestijne over de opening van de von Bissinguniversiteit te Gent.
Prof. Minderaa beschouwde het ‘Oorlogsdagboek’ van Karel van de Woestijne als een mijlpaal. Een wijziging in zijn karakter zou hebben plaats gehad. De dichter zou zijn ivoren toren hebben verlaten. Lezers van het Volledig journalistiek werk van Karel van de Woestijne relativeren deze stelling al vanaf de eerste ‘Brieven uit Brussel’ uit 1906. Vanaf het begin van zijn journalistieke medewerking aan de NRC is Karel van de Woestijne in zijn berichten over betogingen, stakingen en onderhandelingen in het parlement, in zijn bedenkingen over volksvermaak en Vlaamse aard, of over de schoolwetgeving en de sociale noden van de bevolking, een allesbehalve wereldvreemde waarnemer. In Deel VII van de volledige uitgave, dat de NRC-bijdragen van 1913 en 1914 bundelt, begint het oorlogsdagboek niet abrupt in augustus, het volgt chronologisch op andere verslagen van politieke en sociale gebeurtenissen. Een cesuur ontstaat, omdat in België het officiële politieke leven stil valt. De verschuiving in de thematiek is opvallend, niet die in de houding van de dichter. Het oorlogsdagboek brengt zoals het nu is uitgegeven, ook nog een andere dimensie. In de delen VII en VIII zijn de ‘Brieven’ uit bezet Brussel tot maart 1916 nog talrijk. Van de Woestijne stond onverbloemd aan de geallieerde kant. Hij registreert alle tegenstrijdigheden in het bezette land. Het verbaast de lezer, dat zijn proza door de Duitse censuur kwam. De NRC werd in Brussel vrijelijk gelezen. Zelfs Franstaligen kennen nu Nederlands, merkt de journalist op. Het ritme van de bijdragen verandert in Deel IX. In 1916 maakt Karel van de Woestijne te Gent nog de opening van de universiteit Von Bissing mee en schrijft hij vier artikelen over Gent. Daarna stopt hij abrupt. In 1917 is er één bericht, over nieuwe Franse literatuur. En plotseling, alsof hij het einde van de oorlog voelt aankomen, begint hij opnieuw, en wel op 14 juli 1918.
In oktober schrijft hij de reeks ‘De laatste maand der bezetting’, die in het ‘Oorlogsdagboek’ van het V.W. is opgenomen. Maar van de reeks van dertien ‘Nieuwe Dagen’, die op 12 november 1918 begint, is niets verschenen. Waarschijnlijk was de re-