Vermoeiende thuisreis
Frans Denissen, tot voor enkele jaren in de Vlaamse literaire wereld bekend als overigens uitstekend vertaler van vooral Franse en Italiaanse letterkunde (o.a. Boccaccio, Montale en Pavese), maakte in 1987 zijn romandebuut met
De belijdenissen van J.B. Hemelryckx. Het boek werd overwegend goed ontvangen en liet vermoeden dat de auteur meer in zijn mars had dan het vertaalwerk dat men van hem gewoon was. Vijf jaar later publiceerde hij een tweede roman,
De thuisreis, waarin de protagonist een naam draagt die in zekere zin op die van zijn voorganger lijkt: Jean-Paul Hellinx. De dubbele voornaam kan op een bepaalde voorliefde voor dergelijke onomastiek wijzen, maar de symbolische achtergrond van beide familienamen (van de hemel naar de hel) berust ongetwijfeld op meer dan toeval. Hemelryckx trok zich terug in een klooster en probeerde er al schrijvend zijn leven te reconstrueren, en zelfs in het andere geval, indien hij zou beslissen ook dat niet te doen, had zijn nieuwe entourage een positief, bevrijdend effect (‘Hij droomde al zijn hele leven een boek. Nu kon hij van al die bladen die zich hadden opgestapeld een pakje maken en dat pakje de wereld in sturen, en een boek toevoegen aan de hoge muur van boeken waarachter hij zich had verschanst. Of zou hij het raam van zijn cel wagenwijd openzetten en de nukkige herfstwind die buiten de bladeren opjoeg zijn werk laten doen?’). In
De thuisreis moet Hellinx daarentegen iedere heilzame omgeving missen: indien hij al in kloosters of soortgelijke gebouwen overnacht of verblijft, bieden de vertrekken hem niet de geringste troost, integendeel, zij dompelen hem verder onder in de sfeer van ontberingen die hem sedert zijn vertrek uit zijn geboortestad blijven achtervolgen. Die stad is Antwerpen, en Hellinx heeft haar verlaten om te ontkomen aan een mislukt huwelijk en aan zijn schuldeisers. Als handelaar in oude boeken heeft hij het nooit waar kunnen maken,
en de tegenslagen in zijn persoonlijk leven hebben die mislukking nog in de hand gewerkt. Hij vlucht naar Rome, waar hij zich in de struggle for life overeind tracht te houden door zijn laatste kostbare boeken te verkopen en de levensstijl van de marginalen over te nemen. Zeven jaar later bereikt hem in Rome een telegram waarin zijn overkomst naar het vaderland dringend wordt gewenst. Evenmin als Hellinx de naam en het adres van de afzender kent, weet hij waarom hij zou worden teruggeroepen. De oude angst voor de schuldeisers steekt de kop op, en ook de mogelijkheid dat er iets met zijn zoon zou zijn gebeurd, maakt hem ongerust. In een geleende auto vangt hij de terugtocht aan, maar een echte thuisreis zal het niet worden: wanneer hij al op Belgisch grondgebied is, besluit hij rechtsomkeert te maken en niet verder te zoeken. ‘Ik kan nog altijd saxofoon leren spelen, denkt hij. Of de tango leren dansen. Of naar het wonder van de Niagarawatervallen gaan kijken.’ En Hellinx rijdt verder, een (ons)
Frans Denissen (o1947).
onbekende bestemming tegemoet.
Is De thuisreis gebaseerd op een interessant gegeven, als verhaal én als roman is het werk echter onbevredigend. Als lezer krijg je de indruk dat Denissen enkele (zelfs vele) boeiende ideeën heeft gehad die in een roman van behoorlijke omvang konden worden uitgewerkt, maar dat hij nooit een vaste greep op de materie heeft gekregen. Van een echte artistieke conceptie is dan ook nauwelijks sprake. Er is een vage visie op de compositie (het vertrek, de reis) die zich evenwel niet heeft geconcretiseerd, zodat een hechte structuur ontbreekt. De oppervlakkigheid die op die manier De thuisreis is gaan bepalen, heeft zelfs een weerslag gehad op de thematiek, want geen enkel thema, geen enkel gegeven, is echt uitgewerkt (de jeugd, de ouders en het familiegeheim, het huwelijk en de overspelige echtgenote, het leven in Rome), en zelfs de ontdekking die Hellinx doet in verband met de dood van zijn moeder (en die zou kunnen leiden tot een mooi verhaal) blijft in zijn aanzet steken. Zo kunnen in deze roman ettelijke passages worden aangestreept die op zichzelf interessant zijn, maar die nooit volledig overtuigen: het spiegelbeeld in het eerste hoofdstuk (de vaderfiguur), de schoonmaak van de kamer (de loutering), de muziek in de auto, de rol van de liftster enz. Met name twee thema's, die toch essentieel zijn, blijven totaal onuitgewerkt: dat van de revenant (p. 47)