Beter dan Geerebaert: Welkenhuysen & De Rynck
Rogi Wieg (o1962).
Heeft Bilderdijk ooit Pindarus vertaald? Bestaat er een Nederlandse versie van de Hymne aan Demeter van Callimachus of van de Mosella van Ausonius? Dat zijn vragen die niet door een gewone encyclopedie en zelfs niet door een literair lexicon worden opgelost. Tot voor kort grepen de kenners naar de in 1924 verschenen Lijst van de gedrukte Nederlandsche vertalingen der oude Grieksche en Latijnsche schrijvers van de bij de oudere generatie welbekende pater A. Geerebaert S.J. Dit door de Koninklijke Vlaamsche Academie bekroonde werk bevat in principe alle vertalingen uit de klassieke auteurs die voor die datum in het Nederlands zijn gedrukt. Het gaat om een modelbibliografie, waarin zelfs de bibliotheken zijn vermeld waar bepaalde heel zeldzame exemplaren van oude vertalingen zijn te vinden. Veel minder betrouwbaar is de recentere, in 1958 verschenen Lijst van Nederlandse vertalingen van Griekse en Latijnse niet-Christelijke dichters en prozaschrijvers door J. van IJzeren. Naast deze ‘staande’ bibliografieën is er sinds 1961 de ‘lopende’ bibliografie in het tijdschrift Hermeneus, waaraan in de loop van de jaren is gewerkt door J.J. Beylsmit, Andries Welkenhuysen, Rudi van der Paardt, Paul Claes en Patrick de Rynck. In die vrij onregelmatig verschijnende kroniek treft men een lijst aan van de in de afgelopen tijd verschenen vertalingen. Wie op zoek is naar een in de laatste dertig jaar verschenen vertaling uit de klassieken is dan ook verplicht alle afleveringen door te nemen.
Dit moeizame werk wordt nu voor een groot deel overbodig gemaakt door De Oudheid in het Nederlands van Patrick de Rynck en Andries Welkenhuysen, een repertorium van de vele vertalingen die vanaf Van Maerlant tot heden door Nederlanders en Vlamingen van antieke teksten zijn gemaakt. De samenstellers hebben het zich niet gemakkelijk gemaakt, doordat zij het ‘begrip antieke teksten’ in de ruimst mogelijke zin van het woord hebben geïnterpreteerd. Behalve literaire auteurs hebben zij ook ‘wetenschappelijke en religieuze literatuur, inscripties en oorkonden, brieven en andere private schrijfsels’ opgenomen ‘als er noemenswaardige vertalingen’ van bestonden. Bovendien hebben zij ook die christelijke auteurs in aanmerking genomen die voor de dood van keizer Justinianus (565 na Christus) actief zijn geweest. Die laatste informatie is in geen enkele bestaande bibliografische lijst, ook niet in die van pater Geerebaert, te vinden. Het getuigt van de speurzin en precisie van de samenstellers, dat zij zowel de staande als de lopende bibliografieën op heel wat punten aangevuld en verbeterd hebben.
Gezien de onbekendheid van zovele van deze auteurs hebben de bibliografen er goed aan gedaan om ieder item (en er zijn er alles bij elkaar niet minder dan 552!) te laten beginnen met een beknopte, maar accurate situering. Ik durf te wedden dat zelfs classici bij het doorbladeren van dit lijvige boek nog ontdekkingen zullen doen. Wie heeft er al gehoord over Crates Thebanus, Dionysius Exiguus, Epiphanius Scholasticus en Strato Comicus? In feite kan De Oudheid in het Nederlands heel goed dienst doen als een woordenboek voor antieke en oudchristelijke literatuur.
De bibliografische informatie is van een verbazingwekkende volledigheid. Alle gegevens werden de visu gecontroleerd. Dat leidt er soms toe dat door de vertalers zelf gegeven informatie door de bibliografen gecorrigeerd wordt. Telkens worden brontekst, verschijningsvorm (boek, tijdschrift, bibliofiele uitgave), drukken en eventuele herzieningen tot in detail vermeld. Alleen wie zelf al eens bibliografisch werk heeft verricht, kan bevroeden hoeveel tijdrovende en zenuwslopende arbeid verscholen zit achter een vermelding als de volgende: ‘Homeros,