Culturele kroniek
Literatuur
De flaptekstlezer
Herman de Coninck (o1944) (Foto Bart Blomme).
In De flaptekstlezer bracht Herman de Coninck de columns samen die hij onder dezelfde titel ongeveer een jaar lang schreef voor de wekelijkse culturele bijlage van De Morgen. Het boek heeft nu zelf een flaptekst, waaruit te vernemen valt, dat De Coninck aanvankelijk van plan was ‘een dagboekachtig verslag van zijn leven met poëzie’ te brengen, maar dat de werkelijkheid, in de vorm van o.m. de politieke actualiteit, daartussen is gekomen: de Golfoorlog, de ineenstorting van het communisme, de verkiezingsoverwinning van het Vlaams Blok. ‘Welke poëzie helpt daartegen?’ vraagt hij zich af. Daaruit is dus nu een boek voortgekomen dat een goed beeld geeft van de gedachtenwereld van een dichterlijk, creatief en kritisch, ietwat tobberig, maar vooral verwonderd individu in het begin van de jaren negentig. Meer dan zijn vroegere, overigens voortreffelijke, essays over poëzie laat De flaptekstlezer een warm en sympathiek mens aan het woord, zonder schroom maar ook zonder valse pretenties. Die directheid en subjectiviteit, dat persoonlijke engagement is natuurlijk eigen aan het genre van de column. Maar al te dikwijls geeft het daar dan aanleiding tot eigenwijsheid, opdringerige betweterij of vertoon van fratsen. Daar lijden deze stukjes gelukkig weinig aan. Er zijn de langzamerhand voorspelbare spitse formuleringen en woordspelingen, soms loopt de bekoring van een verrassende zinswending de gedachte wel eens voor de voeten, maar echt storend wordt dat zelden.
Alleen in de stukjes die zich buiten zijn vertrouwde terrein bewegen, in de wereld van de politiek of de cultuurkritiek in het algemeen moet de zin voor nuancering, die De Coninck zo mooi demonstreert in zijn benaderingen van poëzie, wel eens wijken voor formuleringen die weliswaar mooi klinken maar die bij nader inzien modieuze slogans zijn. Het is jammer, dat De Coninck zijn zin voor traagheid en omzichtigheid daar vergeet, al wordt dat in de meeste gevallen dan wel goedgemaakt door de echtheid van zijn woede of verontwaardiging. En misschien heeft hij wel gelijk wanneer hij ervan uitgaat, dat er geen nuancering opgewassen is tegen zoveel en zo bruut misbruik van taal en denken zoals dat te vinden is in de politiek, de reclame of de amusementsindustrie.
Gelukkig blijft in De flaptekstlezer het accent toch liggen op poëzie, met enkele uitstapjes naar