smeltkroes van rassen en culturen, van spanningen, gevaren en creativiteit is. Ook Brussel zou een buurt hebben die ‘de Bronx’ wordt genoemd. Voor de initiatiefnemers klinkt ‘Bronks’ als een soort geuzennaam, ‘een teken van vitaliteit, van creatieve chaos, van ondernemingszin’.
Het zelfstandige Jeugdtheater Brussel is als een feniks uit zijn as verrezen uit de in 1991 ten gevolge van een koerswijziging stopgezette kinder- en jeugdtheaterwerking van de Beursschouwburg. Oda van Neygen was er vijftien jaar de motor van geweest. Zij liet het opgebouwde werk niet verloren gaan. In de Beursschouwburg was een platform voor schoolvoorstellingen ontstaan, sinds 1980 aangevuld met wekelijkse ‘kinderzondagen’. De pedagogische begeleiding van de schoolvoorstellingen was met de jaren steeds professioneler geworden, terwijl de zondagse voorstellingen buiten schoolverband door steeds meer kinderen, vergezeld van ouders of jeugdleid(st)ers, werden bezocht. Het publiek wist dat er altijd kwaliteit geboden werd. De Beursschouwburg gold als een model.
Op deze grondslag wil Jeugdtheater Brussel een ‘kunstencentrum voor kinderen en jongeren’ worden. Het neemt zich voor de traditie van de schoolvoorstellingen en de kinderzondagen, met stukken uit binnen- en buitenland en met name uit Nederland, voort te zetten. De voorstellingen hebben in het seizoen 1992-1993 meestal plaats in het Centrum voor Amateurkunsten in Anderlecht. Bij gebrek aan financiële middelen zijn er voorlopig maar twee Kinderzondagen per maand. Een jury van kinderen, zoals die in 1990 in het leven werd geroepen, zal deze zondagen kritisch blijven volgen. In september 1992 toonde een Jeugdtheaterfestival een selectie van de beste voorstellingen van het vorige seizoen plus enkele premières.
Met de schoolvoorstellingen en de daarbij horende pedagogische begeleiding wordt aan ‘theateropvoeding’ gedaan. Voor Oda van Neygen is die even vanzelfsprekend als literaire vorming of onderricht in wiskunde. In de Beursschouwburg is bewezen dat schoolvoorstellingen niet ten onder hoeven te gaan in ‘zalen vol luidruchtige scholieren’. Een theaterpedagoog waakt erover dat de artistieke behoeften van de betrokken toneelkunstenaars en de verwachtingen van leerlingen en leerkrachten wat betreft theater bij elkaar aansluiten. Specifieke aandacht gaat naar scholen uit het bijzonder onderwijs en naar migrantenkinderen.
Op school worden de schoolvoorstellingen ingeleid door speldocenten of door de regisseur, door de dramaturg of de acteurs. Los van bepaalde voorstellingen worden aan de hand van videotapes introducties tot het theater gegeven. Het is de bedoeling om ook de leerkrachten bij te scholen om hen in staat te stellen zelf theatereducatie te verstrekken. Voor de jongeren worden voorts workshops met kunstenaars opgezet.
Jeugdtheater Brussel zal ook eigen produkties uitbrengen en daartoe, o.m. een beroep doen op kunstenaars uit het theater voor volwassenen. Dit seizoen staat een produktie voor kinderen uit de basisschool op stapel: Emiel, een tekst van Hilde Wils, in de regie van Viviane de Muynck. Voorts zijn er contacten met Judith Herzberg, Lidwien Roothaan, Frieda Pittoors. Paul Peyskens werkt aan een videofeuilleton met de scholieren met wie hij vorig jaar Transformatie compleet maakte.
Het kantoor van Bronks-Jeugdtheater Brussel is voorlopig ondergebracht bij de Dienst voor Cultuurpromotie, Hamerstraat 47 te 1040 Brussel (tel. 02/230 17 46). Intussen wordt uitgekeken naar een vaste stek in het centrum van de hoofdstad.
Jef de Roeck