maar zeker niet zielloze fabriek aan het Albertkanaal alleen al om de prachtige beelden zonder meer een kunstwerk mag heten.
Professionele gezelschappen als Hollandia mogen zich ook buiten het seizoen laten horen, onmiskenbaar is de zomer vooral het terrein van de amateurs. Met name in de zuidelijke provincies behoort het theater nog volop tot de levende folklore, maar ook het Drentse plaatsje Diever bijvoorbeeld kent een flonkerende traditie. Amateurs spelen daar al vanaf de zomer van 1946 Shakespeare, altijd in de openlucht, altijd behoorlijk conventioneel, maar nooit amateuristisch in de slechte zin van het woord. Dit jaar stond, na een afwezigheid van elf jaar, Driekoningenavond op het programma, want de komedies zijn bij spelers en publiek toch het meest in trek. Maar ook wanneer men zich aan een Hamlet of Othello waagt, komen zowel de autochtonen als de toeristen massaal naar dat prachtig gelegen natuurtheater in de Boswachterij Smilde.
In Rotterdam bood de Rozentuin achter museum Boymans van Beuningen gedurende zes zondagmiddagen een gratis programma met zang, muziek en uiteraard ook theater. Op één van die middagen trad daar John Matthijsen op met zijn solo De Reis, een voorstelling voor de allerkleinsten. Matthijssen is geen amateur, maar een van de vele vrijbuiters in het theater die zonder een langdurige opleiding, en geheel vanuit persoonlijke bevlogenheid hun maatschappelijke loopbaan omruilden voor een riskante toekomst in het (kinder)theater. In 1988 richtte hij Stichting Kindertheater Sjon op, trok een kostuum aan en reisde met een bestelbus vol rekwisieten het land door. Speciaal voor deze tekstloze produktie, vorig jaar in opdracht van het Straatfestival in Vlissingen vervaardigd, volgde Matthijsen mimelessen bij de Gentse dramadocente Thea Deege, die ten slotte ook de eindregie van De Reis deed. In deze voorstelling draait alles om een enorme koffer die dankzij subtiele aanpassingen en met hulp van jonge vrijwilligers uit het publiek kan veranderen in uiteenlopende vervoermiddelen als een auto, een koets, een luchtballon en nog zo het een en ander. De wisselingen verlopen soms wat traag en Matthijsen is soms net iets te veel een rattenvanger van Hameln en net iets te weinig acteur, maar dat zijn bijkomstigheden. De voorstelling barst van de ideeën en de acteur beschikt hoe dan ook over een geweldige uitstraling. Daardoor laat elk kind zich moeiteloos op sleeptouw nemen, zonder een spoor van de schroom die een volwassen publiek doorgaans overvalt wanneer het uitgenodigd wordt tot participatie.
Tot slot: niet de oudste, maar misschien wel de mooiste traditie op het gebied van zomertheater wordt gevormd door de jaarlijkse voorstellingen in het Amsterdamse Bos. Een bezoek aan ‘het bos’ is altijd weer een feest, alleen al vanwege het sublieme gebruik van de enorme toneelruimte, onder de aanvliegroutes van het nabij gelegen Schiphol, maar ook vanwege de constant hoge kwaliteit van het geboden spel. Regisseuse Frances Sanders koos dit jaar met haar jonge gezelschap voor De scheiding van Figaro, een komedie van de Kroatische auteur Ödön von Horváth. Vinnig, maar tegelijk luchthartig beschuldigt Von Horváth in zijn komedie de wijze waarop de weldoorvoede bewoners van een gastland met hun buitenlandse bezoekers omgaan, en daarmee valt De scheiding van Figaro te interpreteren als een aanklacht tegen de beschamend zuinige opstelling van West-Europa waar het de actuele opvang van vluchtelingen betreft. Niet alleen echter om zijn actualiteitswaarde is De scheiding van Figaro een schitterende keuze. Net als andere jaren bevat de tekst een gering aantal hoofdrollen, maar daarnaast een overvloed aan prachtige zijdelingse karikaturen. Via tientallen changementen verplaatsen de acteurs zich razendsnel in hun zoveelste personage, halen schaamteloos uit, improviseren desnoods bij een passerend vliegtuig, en terwijl ze zo bezig zijn, doen ze zelden tevergeefs een beroep op de lachlust van het publiek. Zonder twijfel ligt daarin de kracht van dit bijna circusachtige theater: de spelers zijn in de eerste plaats artiesten, kunstenmakers, die hun métier met een begerenswaardige en aanstekelijke virtuositeit beoefenen. Aan het eind van de voorstelling begeven ze zich bedelend om een fooi onder de toeschouwers, want vreemd genoeg staat hun professionalisme in geen verhouding tot de hen toegekende vergoeding. Het ziet er zelfs naar uit, dat de activiteiten in het
Amsterdamse Bos in de toekomst gestaakt moeten worden: de vierjaarlijkse subsidie van 75.000 gulden die de Amsterdamse raad aan het gezelschap heeft toegekend staat wel erg ver af van de jaarlijkse twee ton die nodig is. Het zou een geweldig verlies betekenen voor het zomertheater in Nederland, wanneer de 20.000 toeschouwers die elk jaar weer het Amsterdamse Bos bezoeken daar in de toekomst alleen nog maar terecht kunnen om te roeien, te picknicken of te joggen.
Jos Nijhof