Ons Erfdeel. Jaargang 35
(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 705]
| |||||||
Vlaanderen en Nederland: de inpassing van allochtone minderheden
| |||||||
1. Cijfers en trendsCijfersOp 1 januari 1991, telde het Vlaams Gewest 42.339 Turken en 42.418 Marokkanen, die | |||||||
[pagina 706]
| |||||||
naast 54.666 Nederlanders, 26.966 Italianen, 9.718 Spanjaarden, 14.712 Fransen en 11.491 Britten de grootste inwonersgroepen vormen zonder de Belgische nationaliteit. Er zijn ook andere, minder talrijke, vreemdelingenpopulaties. Telt men er Brussel (19) bij, wat relevant is omdat het onder de toepassing valt van beslissingen die tot de Gemeenschapsmateries behoren (Nederlandstalig onderwijs en Vlaamse cultuur zijn er een bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap) en ook omdat het de hoofdstad is van Vlaanderen als entiteit, dan komen daar 21.187 Turken en 77.328 Marokkanen bij, naast 32.093 Italianen, 27.237 Fransen, 26.128 Spanjaarden en bijvoorbeeld slechts 4.610 Nederlanders en 6.890 Britten. Meer nog dan voor het Vlaams Gewest geldt voor Brussel dat er nog andere vreemdelingenpopulaties zijn. Bovendien oefenen ook de Franse Gemeenschap en het Brussels Gewest specifieke bevoegdheden uit in Brussel (19). Nederland telde op 1 januari 1990 191.455 Turken en 147.975 Marokkanen, naast 16.745 Italianen, 17.429 Spanjaarden en uiteraard ook de inwoners uit de buurlanden. Een aparte vermelding verdienen hier de ca. 230.000 mensen van Surinaamse origine, meestal met de Nederlandse nationaliteit, de meer dan 70.000 mensen van Antilliaanse of Arubaanse herkomst en de ca. 40.000 Molukkers. Vlaanderen en Nederland vangen jaarlijks enkele duizenden vluchtelingen op en beide kennen het illegaal verblijf respectievelijk de illegale tewerkstelling binnen hun grenzen van niet-E.E.G.-mensen uit landen die vroeger een legale migratie hadden (Marokko en Turkije) of uit Oosteuropese landen (bij uitstek Polen) en uit verschillende wereldstreken. Na 1960 is de immigratie, zoals elders in West-Europa, voornamelijk een (groot)stedelijk verschijnsel geweest. Vooral uit Marokko en Turkije heeft er een immigratie plaatsgevonden tot 1974, waarna de toename nog een tijdlang doorgegaan is op basis van gezinsvorming, gezinshereniging en geboorten. De islamitische bevolking is dus in aantal toegenomen. Autochtone gezinnen uit de middengeneratie hebben bepaalde grootstedelijke buurten verlaten en de vrijgekomen behuizing heeft concentratie van migranten mede in de hand gewerkt. Vaak is dit gespaard gegaan met een verminderd gezag bij de gemeentelijke overheid. Deze verschijnselen zijn Nederlands noch Vlaams, maar Westeuropees. In een breder verband moet vastgesteld worden dat er een enorme demografische en sociale druk uitgeoefend wordt op West-Europa, vooral vanuit Noord-Afrika en Turkije.Ga naar eind(1) Italië en Spanje staan onder zware immigratiedruk. Ook met betrekking tot Oost-Europa zijn al diverse migratie-scenario's gepubliceerd.Ga naar eind(2) In dit geval staat vooral Duitsland onder druk. Vastgesteld moet worden dat dit tot op heden in Nederland respectievelijk Vlaanderen tot een Poolse migratie beperkt is gebleven, wat overigens in de lijn ligt van een oude Poolse migratietraditie. | |||||||
2. Nieuwe blijvende etnisch-culturele minderhedenHet feit dat min of meer grote aantallen nieuwkomers zich in een gastland vestigen, hoeft niet noodzakelijk te betekenen, dat als zij blijven, zij zich blijvend profileren als etnischculturele minderheid. Er zijn trouwens meerdere gradaties mogelijk.Ga naar eind(3) Duizenden Vlamingen zijn naar Wallonië, Frankrijk, de V.S. en Canada getrokken. Zij hebben zich in Detroit | |||||||
[pagina 707]
| |||||||
of in de streek van Ontario gevestigd, ‘ze ziên Belgs bluven koêten’ en zijn wat dat betreft een groep gebleven, maar spraken na enige tijd het Engels nog beter. Zij zijn ondernemend in de nieuwe samenleving, hebben een godsdienst vergelijkbaar met de anderen in hun omgeving en zijn daar nooit als een specifieke blijvende etnisch-culturele groep uit te voorschijn gekomen. Hetzelfde, en wellicht nog in sterkere mate, geldt voor de Nederlanders, waar alleen de Friezen zich in het buitenland soms als ‘Hollanders’ blijvend affirmeerden.Ga naar eind(4) Het zich blijvend profileren als etnischculturele minderheid veronderstelt dat men symbolen van onderscheid tegenover zijn omgeving cultiveert en tegelijk een aantal symbolen van de omringende meerderheidsgroep als niet toepasbaar ervaart op zichzelf. De meest voor de hand liggende kenmerken zijn: taal, godsdienst, huidskleur, grondgebied (resp. concentratie) en elementen van sociale inpassing (bijvoorbeeld dat specifieke beroepen voorbehouden zijn aan of uitgesloten worden voor een bepaalde etnische categorie). Al is de ontwikkeling bij de islamitische mensen in Nederland en Vlaanderen nog niet aan een derde en vierde generatie toe, wat een voorwaarde lijkt om van een ‘blijvend’ bestaan van minderheden sensu stricto te kunnen spreken, toch wijst een en ander erop dat althans minstens reeds de factor godsdienst een etnisch diacriticon zal worden, tenzij zich ondertussen heel veel Vlamingen en Nederlanders tot de islam bekeren. Dit betekent niet dat elke Marokkaanse of Turkse Nederlander of dito Vlaming moslim zal zijn, maar wel dat zeer belangrijke kernen onder deze mensen zich op basis daarvan op een aantal maatschappelijk relevante punten zullen differentiëren van hun omgeving.Ga naar eind(5) Bij de Japanners in het Brusselse zit de segregatie waarschijnlijk complexer in elkaar, omdat hier naast een element als godsdienst ook elementen als taal en woonsegregatie meespelen. Hun aantal is echter veel geringer en sociaal roepen zij geen enkel probleem op, omdat zij welgesteld zijn. Het gaat in deze bijdrage dus niet over hen. In de gehele discussie mag overigens ook het belang niet onderschat worden van de al dan niet endogene instelling van anders-etnische mensen. Worden gemengde huwelijken er getolereerd, bevorderd dan wel tegengewerkt? Deze schets wil aangeven dat generaliserende projecties voor de toekomst hoogst betwistbaar zijn en dat er heel precieze elementen zijn die bij het al dan niet tot stand komen van een blijvend karakter van een etnisch-culturele minderheid van belang zijn. Bij een discussie over het type samenleving dat men op het oog heeft, kan men aan deze elementen niet voorbijgaan. Niet omdat men ze zomaar kan manipuleren, maar omdat de manier waarop op elk element ingespeeld wordt bepalend kan zijn voor de ontwikkeling van de samenleving. Eén element zal daarbij volledig onbesproken blijven: de huidskleur of andere uitwendige fysieke kenmerken, omdat beleid hieromtrent volledig ongewenst is en omdat zo'n beleid uiteraard onmiddellijk in een racistisch perspectief zou komen te staan. | |||||||
3. Meerderheid versus nieuwe minderheid, en omgekeerdAlhoewel de segregatie-index van de Japanse gemeenschap in België hoger ligt dan die van de Marokkanen en de Turken, ervaren de autochtone inwoners de eersten geenszins als ‘onwillig’ om te integreren, tenzij het de problematiek van de Vlaams-Brusselse periferie betreft, waar zij delen in de sfeer die op dit moment voor alle niet-Belgische upperclass-inwoners geldt. In de sociale confrontatie evenwel wordt het anders-culturele meestal als probleem ervaren. Dit heeft in wezen dezelfde dimensie als waarin in Antwerpen of Brussel de Marokkaanse aanwezigheid als problematisch ervaren wordt. Aan de islam wordt door veel medebewoners een tekort aan respect voor de andersdenkenden toegeschreven, meestal op basis van de talrijker wordende (al dan niet kleine) delinquentie die zich bij tweede-generatie jongeren voordoet (die nota bene heel vaak de islam de facto de rug toegekeerd hebben). ‘Ze vechten in de vreemde kroegen, maar onder elkaar blijven ze een brok eigen volk midden een vreemde grootstad’.Ga naar eind(6) Wat A. Verthé schreef over de Vlaamse immigranten van rond | |||||||
[pagina 708]
| |||||||
de eeuwwisseling in Frankrijk, herhaalt zich een tijdlang, met eigen accenten, bij elke migrantengroep van enige omvang, waar ook ter wereld. Evenmin is het nieuw dat er zich in de aanvangsfase een fundamentalistischer opstelling voordoet ten aanzien van de godsdienst van de migranten, en bij anderen uit dezelfde geloofsgemeenschap een groter normenverlies. Het inburgeringsproces vraagt tijd en het wordt klaarblijkelijk wèl bevorderd wanneer een immigratiestroom op een bepaald ogenblik stilvalt, zodat een gemeenschap in haar eigen sociale inpassing kan investeren en zich niet steeds moet bezighouden met nieuwkomers of met hun verwanten in het land van herkomst. Verwijzen naar de ‘Blacks’ of de chicano's in de V.S. om aan te tonen dat er migrantengroepen zijn die nooit integreren, is voorbijgaan aan het feit dat het daar om minderheden gaat die geen ‘immigrants’ waren, maar die een gedwongen verhuizing ondergingen, waarna zij generaties lang, opnieuw buiten hun wil, in een kaste-achtige maatschappelijke positie gehouden werden.Ga naar eind(7) Dit is vooralsnog bij geen enkele van de migrantengemeenschappen in Nederland noch Vlaanderen het geval. Waar het er voor een beleid op lange termijn op aankomt de eerder vermelde etnischculturele elementen voor de uiteindelijke opbouw van een samenleving voor ogen te houden, komt het er op korte termijn op aan de gevoelige aspecten van de sociale dimensie te beheersen. Wat de reeds gevestigde migranten betreft, is het belangrijk dat zij niet steeds onder druk staan van instanties uit het land van herkomst (- hierin is het Nederlands beleid verder gevorderd dan het Belgische), en dat zij niet steeds nieuwkomers uit de eigen gemeenschap krijgen op te vangen (via illegale aanwezigheid of via een te overdadig gebruik maken van de gezinsvorming). Wat de omwonende autochtone inwoners betreft is belangrijk dat de lokale overheid nauwkeurig toeziet op het eerbiedigen van dezelfde normen als die gelden voor de autochtone wijken (respect voor het straatbeeld etc.) en dat de migranten voor de autochtonen aanspreekbaar zijn (kennis van de streektaal). De situatie in de Nederlandse steden is me onvoldoende bekend, maar in bepaalde Antwerpse en vooral Brusselse wijken, verdient de opstelling van de gemeentelijke overheden, hun ambtenaren en gerechtelijke diensten m.b.t. deze zaken een volstrekte onvoldoende.Ga naar eind(8) Het is ongetwijfeld zo, dat bij een aantal minderheden, bijvoorbeeld bij sommige Turkse en Marokkaanse mensen, de overtuiging leeft dat hun waarden en hun godsdienst moreel van een hoger niveau zijn dan de levensbeschouwingen van de autochtonen in het gastland. Een boodschap, die door sommige imams met nadruk aan de gelovigen overgebracht wordt. Maar we hoeven niet eens zo ver in ons eigen verleden terug te gaan, om deze houding ook bij onszelf terug te vinden. In dit verband zou een betere regeling voor de opleiding en aanstelling van islamitische religieuze leiders bij ons de zaak geen kwaad doen. | |||||||
4. De harmonieuze (interculturele) samenlevingExpliciet of impliciet hanteert elk migrantenbeleid een bepaalde opvatting over integratie. Dit is zelfs het geval voor een beleid dat vooral deportatie beoogt. Immers ook bij dit laatste wordt gewoonlijk vermeld dat de deportatie niet voor de ‘aangepasten’ geldt, maar enkel voor de ‘niet-aangepasten’ of ‘degenen die niet willen integreren’. In haar Integratie(beleid): een werk van | |||||||
[pagina 709]
| |||||||
lange adem, schreef de Belgische Koninklijk Commissaris voor het Migrantenbeleid dat haar integratieconcept tegelijk ‘1. uitgaat van de notie “inpassing”, aan de hand van de criteria
2. en dat gepaard gaat aan een bevordering van de structurele betrokkenheid van de minderheden bij de activiteiten en de doelstellingen van de overheid’.Ga naar eind(9) Uit contacten met de Dienst Minderheden van het Nederlandse Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat deze benadering in de praktijk, wat de basisopties betreft, weinig verschilt met wat in Nederland als beleid beoogd wordt. Als er al een verschil bestaat tussen Nederland en Vlaanderen, dan heeft dit te maken met het feit dat in Nederland de structurele betrokkenheid van mensen uit de minderheden bij de activiteiten en doelstellingen van de overheid verder reikt dan in Vlaanderen.Ga naar eind(10) Maar dit heeft dan voor een deel weer te maken met het feit dat Nederland hiervoor rijkelijk put uit zijn ervaringen met Surinaamse en Antilliaanse minderheden (met de Nederlandse nationaliteit en een hoge opleiding), die in Vlaanderen ontbreken. In Vlaanderen wordt dan weer punt 1.b uit het inpassingsconcept strikter als aandachtspunt benadrukt, wat in de Nederlandse discussie pas recenter aan de oppervlakte is gekomen naar aanleiding van bijvoorbeeld het eventuele bestaan van polygamie. Globaal sluiten de Nederlandse en in België vooral de Vlaamse benadering vrij nauw op elkaar aan, zodat zich een meer intensieve uitwisseling en samenwerking ook op dit vlak aandient. Zowel in Nederland als in Vlaanderen is overigens ook de beheersing van nieuwe migratielijnen - in het kader van de sedert 1974 afgekondigde migratiestop een belangrijk agendapunt. Welke is dan het soort samenleving dat in de lijn van dit vooropgesteld beleid verwacht mag worden? 1. Eenheid van rechtssysteem (conform inpassingsconcept 1.a): Het wordt een samenleving waar hoe dan ook de nationale wetgeving voor iedereen, zonder enige uitzondering, van kracht is. Betekent dit dan dat bijvoorbeeld daarin voor moslims geen kans zal bestaan om hun geloof op een behoorlijke wijze uit te oefenen? Geenszins, want ons vigerende rechtssysteem is niet intolerant. Zo is er plaats voor bedienaren van de eredienst en voor vrije uitoefening van geloofspraktijken binnen het kader van de geldende openbare orde, voor onderwijs in de islamitische godsdienst, voor religieuze begeleiding in de ziekenhuizen en gevangenissen, voor jeugdwerk, voor religieuze begraafplaatsen en voor rituele slachtingen. Zowel Nederland als België laten binnen deze eenheid van recht reeds nù ruimte voor toepassing van internationaal privaatrecht voor niet-nationalen op hun grondgebied.Ga naar eind(11) Wie omwille van vooruitstrevendheid pleit voor enclaves van afwijkend (bijvoorbeeld: islamitisch) recht, schroeft in feite de geldende tolerante wetgeving voor de eventuele onderwerpen die hiervoor in aanmerking komen terug en marginaliseert mensen. 2. Eenheid van basistaal (conform inpassingsconcept 1.b): In Vlaanderen en Nederland is het Nederlands de omgangstaal en de taal voor openbare functies. In Brussel-19 gaat het om twee basistalen, het Frans en het Nederlands, op voet van gelijkheid. (Dit sluit echter de promotie van meertaligheid niet uit, conform punt 3). 3. Eerbied voor de eigenheid van minderheden (conform inpassingsconcept 1.c): Het is een samenleving waar ook ruimte gelaten wordt voor de kennis en het gebruik van minderheidstalen (die een eerlijke plaats krijgen in het onderwijs), voor een open verenigingsleven georganiseerd door de betrokken minderheden (via de sociaal-culturele sector) en waar artistieke ontplooiing in de ruimste betekenis ook bij de minderheden gepromoot wordt. | |||||||
[pagina 710]
| |||||||
4. Gelijke kansen (conform inpassingsconcept punt 2): Het is tenslotte een samenleving waar bekwame mensen uit de minderheden, die aan de uitgangspunten van een geslaagde integratie voldoen, volop een functie kunnen aanvaarden en een status kunnen verwerven op voet van gelijkheid met wie dan ook uit de meerderheid. De discussie over de verhoudingen tussen meerderheid en minderheden lijkt hiermee eigenlijk achterhaald en veronderstelt dat een lange tijd strikt de hand zal moeten worden gehouden aan een gelijke kansen en antidiscriminatie-beleid, en dat ook in effectief onderwijs wordt geïnvesteerd. Op dit laatste punt leveren zowel Vlaanderen als Nederland reële inspanningen. 5. Minstens tijdelijk zullen begeleidende sociale maatregelen gewenst blijven: een grotere zorg door de lokale overheden voor de kwaliteit van het wijkleven, een sneller en adequater optreden van gerechtelijke instanties bij jongerendelinquentie, het maken van banenplannen, maatregelen die verdere integratie beteugelen vooral in de wijken die nù al aan interne spanningen blootstaan. Is zo'n samenleving multicultureel? Ja en neen. Ja, in die zin dat zij zich niet afsluit voor nieuwe inbreng noch zich opsluit in een onwezenlijke cultuurhomogeniteit die zich buiten het wereldgebeuren plaatst. Neen, als daaronder zou worden verstaan dat zij zou verwaarlozen om op bepaalde belangrijke punten van het samen-leven een gemeenschappelijk platform te creëren. Zo'n samenleving is niet monocultureel, omdat zij ruimte laat voor ‘toegevoegde waarden’ en zelfs voor vormen van eigenheid die niet per se als toegevoegde waarden ervaren worden, maar die niettemin binnen de gangbare openbare orde een legitieme plaats kunnen krijgen. Laten we zulke samenleving intercultureel noemen. Wanneer strikt de hand gehouden wordt aan zo'n maatschappelijk project, lijkt niets de goede ontwikkeling ervan in de weg te staan. De opdracht ligt méér in de lijn van het beste in de Westeuropese traditie, dan te capituleren voor de uitdaging of verkrampt terug te vallen op een monoculturele fictie. |
|