Ons Erfdeel. Jaargang 35(1992)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 656] [p. 656] Frans Budé Plaats In het licht van strepen, torens, rekt de muur zich uit het water op, beweegt de stem van wie hier hoorde zich moeizaam langs de stadsrand weg. Kijk, voordat wij achter glas onaanraakbaar staren naar onze gele hand, voorgoed gevouwen over onze zomerjas - je hebt vandaag weer kinderen gebaard. Niets dan liefde, nieuwe pijnen. Een ogenblik alsof er niets gebeurd is, tel je je leven af, blik je afwezig boven de glans van de rivier uit in een val van stilstaand licht. Uit: De onderwaterwind, 1991. [pagina 657] [p. 657] Rochers de Frênes Nu de kiezel die het dal straks schuurt de berg afglijdt, uit flanken van steen zich losmaakt ons in beweging zet op dit punt van uitzicht, nu wind en regen uitpluimen boven de rivier, het water zich losslaat op de schepen kijken wij op de ader neer, deint het water van ons weg, breekt spektakel langs de oevers in de kieren van de riemen uit Wij zijn geluid - onze ogen dicht roeien wij tussen rotsen door de nanacht naar de zee Uit: De onderwaterwind, 1991. [pagina 658] [p. 658] Water van Verdun Ik weet van water niet het wrak dat peilloos diep daar ligt verloren, de duur van zoveel nacht. Verborgen groeit een kilte onder golven bij De sleep van zo een dood zo rusteloos beschoren stort zich in mij uit, roept als ik niet wil horen hoe 's nachts het water stroomt hoe onweerstaanbaar over Uit: De onderwaterwind, 1991. [pagina 659] [p. 659] Site Terwijl de schemer valt, de netels hurken, nat en bang de slak zich vangt in de zegels van zijn slijm slaan wij op het vastgestelde uur het kartelmes op de naad van het brood dat openbarst. Kruim dat van de tafel valt, voort- waait in de voetstap schaamteloos maar weg Uit: Nachtdroom, 1989. [pagina 660] [p. 660] Nacht op de Sambre Er is niets dan de forel in de zijrivier, niets dat jaagt onder het donker van de boot dan het urenlange uitzicht op stilte, dan het komen van dezelfde stroom. We steken onze handen in het water, begroeten de vis, de onderwaterwind, de ratten die er wonen of nu juist niet. Wat zijn wij waard, hulpeloos wachtend, druipend boven de nachtzwarte deining, nu geen engel ons herkent, zich balt om op te staan uit neergeslagen gras - Uit: De onderwaterwind, 1991. Vorige Volgende