Publikaties
Recent verleden
Dr. Woltjer heeft het Nederlandse publiek een dienst bewezen. In een zorgvuldig bewerkt en nauwkeurig geschreven groot boek biedt hij ons een helder overzicht van de Nederlandse politieke geschiedenis in deze eeuw. Zijn toon is ingehouden en didactisch. Zijn oordelen zijn rustig en fair. Zijn informatie is rijk en betrouwbaar. Het boek zal door velen met dankbaarheid worden gebruikt. Men vindt hier, voortreffelijk geordend, keurig gearticuleerd, welwillend en verstandig geïnterpreteerd, het materiaal bijeen waaruit de Nederlandse politiek van deze eeuw is samengesteld.
Woltjers begindatum is 1918; hij sluit zijn verhaal in 1989 af. Hij heeft zijn zeventig jaren in zeven hoofdstukken opgedeeld. De chronologie levert tot 1945 geen problemen. Daarna wordt het moeilijker. Woltjer heeft voor de tweede eeuwhelft drie perioden gekozen: 1946 tot 1963, 1963 tot 1973, 1973 tot 1989. Voor het Interbellum (dat is 22 jaren) had hij 67 bladzijden nodig, voor de geschiedenis van 1946 tot 1963 (17 jaren) 80, voor die van 1963 tot 1973 (10 jaren) 98, voor die van 1973 tot 1989 (16 jaren) 96. De geschiedenis van het Nederlandse bestuur in en de dekolonisatie van Indië wordt in een apart hoofdstuk van 64 pagina's besproken. De Eerste Wereldoorlog valt buiten het bestek, voor de Tweede werden 14 bladzijden gereserveerd. Men leest uit deze getallen af dat de auteur zijn aandacht op de tweede helft van de eeuw heeft geconcentreerd. Dit heeft het belang van zijn boek verhoogd.
De zeven grote hoofdstukken zijn in totaal in 46 subhoofdstukken onderverdeeld. Deze op hun beurt worden geleed in ongenummerde maar wel van een titel voorziene, soms zeer korte paragrafen, alles bijeen waarschijnlijk zo'n 500. Woltjer zegt niet waarom hij voor deze opzet heeft geopteerd. In de eerste zin van zijn Woord Vooraf presenteert hij zijn boek als een boek om te lezen en niet als een naslagwerk. Een naslagwerk is het ook niet. Dat had een goed register vereist en niet de levenloze lijst persoonsnamen die we hier aantreffen. De structuur is echter misschien eerder karakteristiek voor een leer- en handboek dan voor proza dat een doorlopend verhaal wil vertellen of een doorlopende interpretatie wil geven.
Woltjers onderwerp is het binnenlandse politieke bedrijf. Wij vinden hier zeer veel gegevens over de politieke partijen, de parlementaire discussie en natuurlijk de kabinetten. De auteur heeft zich daarbij heel strenge limieten gesteld. Van theorieën over de politieke structuur van Nederland wil hij niets weten. Het bekende werk van Lijphart (1968) over de aard en de functie van de verzuiling in Nederland wordt niet genoemd maar wel op blz. 122 in twee zinnen als te simpel ter zijde geschoven. Ook over de aard van de vele persoonlijkheden die in zijn boek optreden lezen we niets. Er is nergens ook maar een enkel woord over voor een typering van hun karakter. Het boek is zeer ascetisch.
Voor de buitenlandse politiek heeft de auteur nauwelijks plaats. In het hoofdstuk over het Interbellum komt zij in het geheel niet ter sprake. De strubbelingen met België en de verwerping door de Eerste Kamer van het verdrag met België in 1927 wordt noch in de tekst noch in het datalijstje vermeld. De reoriëntatie van de buitenlandse politiek na 1945 wordt natuurlijk wel behandeld maar zo kort dat de betekenis ervan niet duidelijk uitkomt. Ook op dit terrein heeft Woltjer zich dus zeer beperkt. In het algemeen blijven buitenlandse impulsen en invloeden vrijwel geheel buiten beschouwing - Woltjer erkent het en betreurt het in zekere zin -, en wel zozeer dat zelfs de onrust van de jaren zestig in een nationaal-Nederlands isolement wordt bestudeerd.
Heeft het feit dat de auteur om compositorische redenen heeft gemeend het buitenland de rug te moeten toekeren hem ook gebracht tot zijn beslissing de Duitse bezetting van Nederland, op wat uitermate laconieke informatie na, niet te behandelen? Gegeven de enorme aandacht die in Nederland aan de bezettingstijd pleegt te